Liter. Jaargang 10
(2007)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 39]
| |
Liesbeth Goedbloed
| |
[pagina 40]
| |
de God die ons zijn liefde uitdeelt.
Laat ik zwijgen. Laat ik maar aan vroeger denken
toen de heer ons redde.
Onze God, die was wie hij zal blijven,
heeft vroeger wonderen gedaan.
Ik denk eraan, ik zoek het na, ik onderzoek Gods daden
en daar vertel ik van:
Gods weg loopt naar het heiligdom.
Wie lijkt op u, heer? Wie is onnavolgbaar?
Heilig was u. Heilig bent u.
Heilig, anders dan de mensen.
Wondergod, u kreeg bekendheid
met uw wonderlijke daden.
Alle mensen weten wie u bent.
U hebt immers zelf uw volk bevrijd.
Het water zag u komen, God,
het water zag u komen.
De hele zee begon te beven.
Grote wolken lieten al hun regenwater lopen.
Hoge wolken schreeuwden,
pijlen schoten langs de onweershemel.
Uw donderstem klonk overal.
Uw schitterende hemelvuur verlichtte heel de wereld.
De wereld sidderde.
U maakte van de zee een weg.
Wij volgden u. Wij liepen door het water.
Onnavolgbaar was u, bleef u.
Toen al was uw weg een raadsel.
Toen al, heer, was u een herder
voor uw volk.
Mozes en Aäron hielpen u.
|
|