Eve Hilderman
Flauto dolce
Zoals ze daar ook liggen op die vochtige veranda, elk op zijn eigen zeiltje en badhanddoek: net rimpelige, uitgelopen aardappels. Tussen acht en tien hebben ze nog weinig last van hitte of muskieten en daar genieten ze blijkbaar van.
‘Ik heb er nu zes,’ zegt Geertje, die uit een klein dorp in de Achterhoek gekomen is om ze te verzorgen. ‘Of eigenlijk zeuv'n, met Jimmy erbij, maar die is al bij de Heer.’
Eerst is er een verboden scharrel, een verkrachte tiener of een zwervende vrouw die zich misrekend heeft. Daarna een kruidendrankje, een vage bezwering en een hete steen. Ten slotte: schaamte, wanhoop en onbenul, want als het mis gaat en het kind wordt levend geboren, dan kan het niet zomaar dood.
‘Ik zal het je laat'n zien.’ Ze bladert in een fleurige Bijbel en houdt haar een aangestreepte passage voor: Uit de mond van kinderen en zuigelingen heb Ik Mij lof bereid.
Twaalf jaar later kwam Ids de aantekeningen die ze toen gemaakt had weer tegen. Het was half februari, licht bewolkt en bijna tien graden. De eerste muggen verschenen voor het bovenraam. Hoog tijd voor de grote schoonmaak en bij haar gaat de bezem dan het eerst door de papierwinkel. Ieder jaar een tikkeltje rigoureuzer.
Ze las:
‘De aankomst, na bijna een dag in het vliegtuig, is overweldigend. De warmte ligt als een klamme dweil in mijn nek. Het licht slaat me bijna letterlijk tegen de grond. Geen geuren, hoegenaamd, wel een onbeschrijflijke herrie. Geertje is me zelf komen ophalen; terwijl we in haar hoestende pick-up naar de stad rijden, zingt ze zachtjes voor zich heen en dat kalmeert me.’
‘Op de markt liggen onafzienbare hoeveelheden fruit, groente, knollen en kruiden, kip, vis, pepers en afrodisiaca. Bami, roti, pom en pindasoep.
Een vruchtbaar land, Suriname - je steekt ergens een wandelstok in de grond en voor je het weet, staat hij te bloeien en zit hij vol beesten.
Ik heb het vaak horen zeggen, maar nu ik het meemaak, mag het van mij allemaal wel wat minder.