Liter. Jaargang 9
(2006)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 4]
| |
Menno van der Beek
| |
[pagina 5]
| |
zo streng opgezet als deze. Voor iedere Joodse lezer moet ogenblikkelijk duidelijk zijn geweest, dat hier een ingewikkeld spel gespeeld wordt. Van de deskundigen heb ik dan ook begrepen, dat de logica van de inhoud met regelmaat lijkt te moeten wijken voor de vorm: de gekozen woorden, de woordvolgorde, veel is ondergeschikt gemaakt aan de telling, de belettering en de herhaling. Die inhoud, en dat is een bekend punt van kritiek, rechtvaardigt op zich niet de lengte van de tekst, als het om compacte zegging van ideeën zou gaan. De strekking van de inhoud van de psalm is, dat met het woord, de tora, de wet van God, zijn uitspraken, zijn regels, zijn belofte, het leven pas waardevol wordt; en dat dus dat ‘woord’ studie en aandacht verdient, plezier oplevert, dat God met dit woord op zijn beurt er weer aan herinnerd wordt dat zijn ‘woord’ een zekere verwachting heeft gewekt, dit alles, en nog andere noties, in een los verband naast elkaar. Maar wel strikt in de vorm geperst. Omdat ik meerdere keren, voor iedere versie en voor iedere revisie een paar keer, door de hele tekst heen ben geweest, meen ik, dat in het geheel voor de liefhebber wel iets van een spanningsboog waarneembaar is, of, beter misschien, een getij. Uitstijgend, meestal, boven de lengte van een enkel couplet, is een stemmingswisseling merkbaar, van speels naar ernstig naar treurig naar wanhopig en weer terug, een stemmingswisseling die de lezer min of meer ongemerkt meeneemt. Maar een verhaal, en daar was ruimte genoeg voor, is het niet. Het is daarom niet al te vreemd gedacht, het belang van het geheel juist vooral ook te zien in de vorm. En in de herhaling. Een vertaling, een berijming, die niet iets laat zien van de spagaat die de tekst in de vorm moet maken, zou het origineel dus geen recht doen. In deze nieuwe Nederlandse versie is dan ook het nodige aan de vorm gedaan: elke dubbelregel heeft steeds acht plus zes is veertien lettergrepen, iedere van de 176 dubbelregels bevat één van de ‘woord’-woorden, iedere eerste en derde regel van elk couplet begint met hetzelfde woord, en dat woord heeft dus twee keer de bij het couplet passende beginletter. Wij hebben zesentwintig letters en de Hebreeën tweeëntwintig, maar dat verschil wordt, met kunst- en vliegwerk, in bijvoorbeeld het laatste couplet, goedgemaakt. Het aantal persoonlijke voornaamwoorden in het Nederlands (een taal waarin persoonlijke voornaamwoorden niet in de vervoegingen van werkwoorden verstopt kunnen worden) is lastig in de hand te houden, maar als compensatie komt het woord ‘God’ precies tweeëntwintig keer voor. Het volledige acrostichon is in het Hebreeuws al een kunststuk dat tot hier en daar gewrongen zinnen leidt, maar met de Nederlandse syntaxis zouden de leesbaarheid en alle souplesse waarschijnlijk uit beeld verdwijnen, wanneer iedere zin van een couplet met dezelfde letter moest beginnen. | |
[pagina 6]
| |
Het acrostichon moest natuurlijk wel in één of andere vorm gehandhaafd blijven, want ook in de idee dat het hele alfabet afgewerkt wordt zit een deel van de boodschap, maar in deze versie is gekozen voor de herhaling van een met de beginletter kloppend steekwoord, op de eerste en derde regel van ieder couplet. Maar, ook al moest daar dus qua beginletters misschien wat aan vorm ingeleverd worden, door het strakke metrum en de grote hoeveelheden eind- en binnenrijm wordt op keurige Europese wijze weer verloren ruimte terugveroverd op het vrijwel rijmloze Hebreeuws: door een veelheid aan samenhangende klanken en door een strak volgehouden ritme wordt de notie dat het hier om de samenhangende herhaling gaat, versterkt.
In de kunst wordt altijd gestileerd, met de inhoud geschoven tot ze in een vorm past, om het effect te versterken, om de algemene geldigheid op te voeren, of omdat het mooier is: zoals Gerard Reve zei, een huilende vrouw, dat is emotie, maar als ze er gitaar bij speelt, dan is het kunst. Maar hier, om de analogie te ver door te trekken, hebben we een vrouw die gedurende bijna de hele voorstelling een stalen gezicht trekt, met de muziek van een zich eindeloos herhalende speeldoos erachter. Hier is bijna alles aan de vorm geofferd. Maar waarom? God is in de taal. Alles wat de mensen van God weten, zij, die hem niet zelf hebben ontmoet of zijn aanwezigheid ervaren hebben, dat hebben ze gelezen, of dat is hun verteld. Maar wat over God gezegd kan worden, moet de grenzen van de taal opzoeken. En het is, alsof in deze tekst die grenzen worden opgezocht, met de regelmaat en de vasthoudendheid van de echte liefhebber. Als de vorm zo zwaar wordt aangezet, dan is de vorm een instrument op zich geworden: de herhaling bezweert, de regelmaat troost, het goochelen met de letters is een goede reden om de woorden te blijven bezigen: het spel leidt af en vermaakt, en dan, plotseling, halverwege bijvoorbeeld, gebeurt misschien iets anders. Spelend met de letters, de druk op het woord almaar opvoerend, gaat de taal de rede voorbij. En gaan de woorden een eigen leven leiden. Maar daar is rust en ruimte voor nodig. De tekst is lang, maar de weg is ook lang: via het ruwe materiaal van de letters naar de woorden, en van de woorden via de regelmatige herhaling naar het vertrouwen, met het vertrouwen komt dan de bewondering, en tenslotte, met de bewondering, misschien de liefde. En wellicht duurt dat tweeëntwintig coupletten. ‘Hoe dan ook,’ ging ze verder, [...] ‘je hoeft het eerst alleen maar met je lippen te doen - wat er dan uiteindelijk gebeurt is dat het gebed zichzelf in beweging houdt. Na een tijdje gebeurt er iets. Ik weet niet wat, maar er gebeurt iets, en | |
[pagina 7]
| |
de woorden beginnen gelijk te lopen met de hartslag van degene die het gebed uitspreekt en dan ben je werkelijk aan het bidden zonder ophouden.’ Menno van der Beek (1967) woont in Rotterdam. Poëzie: Vergezocht (1999), Waterdicht (2002) en Kaddisj (2006). | |
[pagina 8]
| |
Alef
א Als iemand eerlijk leeft en met
het woord van God vertrekt,
met regels die God geeft, dan komt
zo iemand goed terecht.
Als iemand goed geluisterd heeft,
dan wijst God zelf de weg.
De eerste regel van de wet
is: luister naar de wet;
dus, als ik op uw regels let
en kijk waar ik mijn voeten zet,
mij afvraag wat uw woord mij zegt,
dan kom ik goed terecht;
en als ik goed heb opgelet,
dan zingt uw wet in mij.
Ik heb uw woord. Ik houd uw wet.
Maar ga niet bij mij weg.
| |
Bet
ב Bij wie kan ik als kind terecht?
Wie helpt mij aan de wet?
Ik zal u zoeken, Heer, wijst u
mij met uw woord de weg.
Bij u heb ik iets moois gehoord,
nu houd ik uw gebod.
Mijn God, ik noem u goed. Mijn God,
dat kan ik met uw woord.
Uw stem klinkt rechtstreeks in mijn oor:
u legt uw woorden in mijn mond.
Ik lach. Ik heb uw woord. Daar kan
geen rijkdom tegenop;
ik denk steeds aan uw woord. Ik volg
de letter van uw wet
en dat is mijn geluk. U hebt
geen woord te veel gezegd.
| |
[pagina 9]
| |
Gimel
ג Claimt u mijn hele leven, Heer,
ik luister naar uw raad:
ik heb uw wet. Maar zeg mij wat
tussen de regels staat. / Ik
Claim geen vaste woonplaats, Heer,
ik heb alleen uw woord.
Uw opdracht heeft in mij een warm
verlangen losgemaakt;
uw harde woorden zijn voor wie
uw woord verlaat, voor wie u haat.
Laat mij dan niet voor gek staan, Heer:
ik heb uw woord geloofd.
Want wat de overheid ook wil,
uw woord zingt in mijn hoofd;
ik heb uw woord, dat naast mij staat:
een goede advocaat.
| |
Dalet
ד De aarde trekt mij steeds omlaag,
redt u mij met uw woord.
Ik praatte steeds over mijn pad.
Uw pad met mij gaat voor.
De wet, leg mij de wet uit, Heer,
tot ik het wonder zie;
ik val verdrietig uit elkaar.
Mijn God, kom met uw woord.
Als ik uw wet ken, lieg ik niet,
dus Heer, ik vraag u om uw woord.
Ik heb erover nagedacht
en ik kies voor uw pad;
ik klamp mij aan uw woorden vast:
ik hoop, dat u dat weet;
uw pad zal mijn pad zijn, mijn God,
als u mij ruimte geeft.
| |
[pagina 10]
| |
Hee
ה Een opdracht is soms niet genoeg:
geef mij uw uitleg, Heer.
Als ik uw wet begrijpen kan,
dan zegt de wet mij meer.
Een opdracht geeft mij diepe rust,
en geeft mij zekerheid:
geef mij maar uw belofte, Heer,
en niet een loterij.
Laat mij geen onzin hoeven zien.
Geef mij uw woord. Wilt u misschien
wat u belooft hebt voor mij doen?
Kom uw belofte na.
Want ik ben bang. Ik sta voor gek.
Maak al uw woorden waar.
Ik wil zo graag. Zegt u het maar,
en red mij met uw wet.
| |
Waw
ו Fluister uw lieve woorden, Heer,
zoals u hebt beloofd
dan schreeuw ik ze de vijand toe,
die in geen wet gelooft.
Fluister uw waarheid in mijn oor.
Ik wacht op uw gebod:
mijn God, ik hoor uw woord,
ik doe wat mij geboden wordt.
Uw woord heeft mij niet vastgelegd;
ik heb de ruimte van uw wet
en waar ik ook terecht kom, Heer,
uw waarheid mag gezegd.
Het leven is een feest, dat ik
met uw geboden vier -
zo houd ik uw geboden hoog:
ik houd ze met plezier.
| |
[pagina 11]
| |
Zajin
ז Geef mij uw woord. Daar hoop ik op.
Dat hebt u mij beloofd;
ik was verdrietig, maar ik heb
uw toezegging gehoord. / Ik
Geef niet op. Ik houd de wet,
hoe ik ook word bespot.
Mijn God, u troost mij met uw woord,
dat altijd heeft bestaan.
Het vliegt mij aan: de dwazen gaan
steeds verder bij uw woord vandaan,
maar zelfs als ik alleen blijf, Heer,
uw woord is mijn muziek:
mijn God, ik hoor u dag en nacht.
Uw woord vergeet ik niet.
Uw woord is waar. Uw woord, dat ik
zo zuinig heb bewaard.
| |
Chet
ח Het mooiste wat ik ken, mijn God:
ik houd mij aan uw woord.
Ik bid. Ik wacht uw glimlach af.
Want uw belofte staat.
Het pad terug naar u, dat heeft
uw wet voor mij gemaakt
en als het om uw wetten gaat,
dan heb ik altijd haast.
Ik heb uw woord: ik val niet in
het grote goddeloze gat,
maar zal, tot midden in de nacht,
u danken voor uw wet.
Met iedereen die ook zo denkt
houd ik mij aan uw les.
Het beste voor de wereld, Heer:
uw liefde en uw wet.
| |
[pagina 12]
| |
Tet
ט Ik heb het goed: ik heb uw woord,
zoals u hebt beloofd.
Mijn God, laat mij uw wijsheid zien:
ik heb uw woord geloofd.
Ik was verdwaald. Toen kwam de klap.
Maar nu wijst u de weg:
uw woord is goed. En u bent goed;
wijst u mij zelf terecht.
Ik krijg genoeg van leugenaars:
uw wet is in mijn hart gelegd;
hun hart slaat liefdeloos en traag,
mijn hart klopt voor de wet.
De klap is aangekomen, Heer,
ik heb uw les geleerd:
uw woord is wet. Wat u vertelt,
is bruikbaarder dan geld.
| |
Jod
י Juist u, die mij gemaakt heeft, Heer,
voor mij uw regels schrijft,
u, die mijn voorbeeldfunctie kent,
weet, hoe uw woord mij drijft.
Juist u hebt mij geslagen, Heer.
En dat is uw goed recht;
maar geeft u mij dan ook uw troost,
zoals uw woord belooft
en red mij met uw liefde, Heer:
ik val onder uw lieve wet.
De mensen met een grote bek
die lacht uw wet wel weg;
dan komen de gelovigen
weer samen bij uw wet.
Houd u mij aan de regels, Heer.
Dan kom ik goed terecht.
| |
[pagina 13]
| |
Kaf
כ Kom naar mij toe: ik kan niet meer.
Ik reken op uw woord:
ik sluit mijn ogen, Heer, wanneer
komt uw belofte uit?
Kom, red mijn uitgedroogde lijf.
Ik leef onder uw wet.
Maar hoe lang houd ik dit nog vol?
En wanneer spreekt u recht?
Ondanks uw wet hebben zij met
hun grote bek, een val gezet:
hun leugen zit achter mij aan.
Uw wet zal blijven staan.
Zij brengen mij tot aan de rand,
ik houd mij aan uw plan.
Dus red mijn leven. Geef uw wet.
Dan doe ik wat u zegt.
| |
Lamed
ל Lang en in eeuwigheid, mijn God:
zo lang bestaat uw woord.
De wereld draait. Uw waarheid staat,
de generaties door,
Lang en geduldig. Alles draait
dankzij uw regels door.
Als ik de wet niet had gehad,
dan was ik er geweest,
en ik vergeet mijn leven niet
het leven dat uw wet mij geeft;
nu ga ik in uw regels op.
Ik hoop dat u mij redt.
De goddeloze jaagt mij op,
maar ik let op uw wet:
niets is uiteindelijk volmaakt
maar uw wet is perfect.
| |
[pagina 14]
| |
Mem
מ Met uw wet bezig zijn is mijn
lievelingstijdverdrijf:
uw woord helpt mij vooruit, terwijl
de vijand achterblijft.
Met dank aan uw gebod ben ik
mijn leraren voorbij;
zij zijn hun grote voorsprong kwijt:
ik heb uw onderwijs.
Het rechte pad biedt veiligheid:
zo raak ik ook uw woord niet kwijt.
Ik wijk niet van uw richtlijn af
dankzij uw onderwijs.
Uw woord is zachte zoetigheid
die zo naar binnen glijdt.
U wijst de weg, dus ik bestrijd
de leugenachtigheid.
| |
Noen
נ Nu kan ik zien wat ik moet doen:
uw woord heeft mij verlicht.
Zoals gezegd: ik houd mij aan
uw wet. Ik ken mijn plicht.
Nu ben ik bang, mijn God, zo bang.
Ik houd u aan uw woord
en hoort u mij niet zingen, Heer?
Schrijf mij uw regels voor.
Ik leefde in onzekerheid:
uw opdracht gaf mij veiligheid.
De goddelozen riepen mij,
maar ik bleef bij uw wet.
Uw woord maakt mij gelukkig, Heer,
ik laat het niet meer los;
ik leg mij vast. Ik heb gezegd:
ik houd mij aan uw wet.
| |
[pagina 15]
| |
Samech
ס Op twijfelaars vertrouw ik niet:
ik reken op uw wet.
Uw woord biedt veilig onderdak;
bij u kan ik terecht.
Op slechte mensen let ik niet:
ik houd mij aan uw woord.
Ik hoop op uw belofte, Heer,
ik hoop dat u mij hoort.
Als u mij sterk maakt kan ik het,
dan houd ik met plezier uw wet,
maar wie uw wet breekt, treft het slecht:
u blaast zijn leugens weg.
Het tuig komt bij het vuil terecht,
dus houd ik van uw wet;
al weet ik wat uw recht inhoudt
en ben ik doodsbenauwd.
| |
Ajin
ע Pijnlijk precies houd ik uw wet:
help mij in mijn verzet.
Geef uw garantie dat uw knecht
niet grof wordt weggezet. / Zo
Pijnlijk langzaam gaat de tijd;
kom, maak uw woorden hard
en help uw knecht met zachte hand:
leg zelf uw regels vast
en geef uw knecht gezond verstand;
dan ligt uw woord voor in mijn mond.
Nu moet u ingrijpen, mijn God,
men maakt uw wet kapot.
Ik tel liever de letters in
uw wet, dan zakken geld.
Ik lieg niet. Ik ben bezig met
de letter van de wet.
| |
[pagina 16]
| |
Pee
פ Ronduit een wonder is uw wet:
ik ken haar uit mijn hoofd.
U ziet de dingen groot. Uw norm
geeft ons gezond verstand.
Ronduit onmisbaar is uw woord:
ik sta met open mond.
Ik wacht. Uw eigen regel zegt
dat u uw mensen redt.
Wijst u mij dan de weg. En laat
het kwaad niet overheersend zijn.
Maakt u mij vrij, dan houd ik mij
aan wat uw richtlijn zegt.
Laat uw gezicht zien. Leert u ons
de zin van uw gebod.
Ik huil, en ik blijf huilen tot
uw les begrepen wordt.
| |
Tsadee
צ Steeds als uw uitspraak komt, dan blijkt:
mijn God, u hebt gelijk;
de waarheid waar u zo aan hecht,
is in uw wet gelegd. / Dus
Steeds als men uw wet vergeet,
schreeuw ik mijn stem kapot.
Ik houd zo van uw woord. Steeds meer.
Hoe vaak ik het ook hoor.
Ik stel bijzonder weinig voor,
maar ik denk altijd aan uw wet;
u hebt de waarheid in de wet
voor altijd neergelegd.
Ik voel me slecht, en ik ben bang:
uw wet is mijn geluk.
Uw woord is eeuwig. Geef mij les,
zodat ik leven kan.
| |
[pagina 17]
| |
Kof
ק Tot u mij hoort roep ik uw naam:
mijn God, ik heb uw woord.
Ik bid. Ik hoop dat u mij redt:
ik luister naar uw wet.
Totdat uw boodschap mij bereikt,
tot ik uw antwoord hoor,
doe ik geen oog meer dicht: ik lig
te denken aan uw woord.
Wilt u misschien zo goed zijn, Heer,
legt u bij mij uw regels neer.
De vijand komt nu heel dichtbij;
zij gaan uw wet voorbij:
Mijn God, u bent nooit weggegaan.
Uw waarheid blijft bestaan.
En langzaam dringt het tot mij door:
uw woord heeft alle tijd.
| |
Reesj
ר U moet mij redden. Helpt u mij.
Ik leef dicht bij uw wet.
Voert u mijn rechtszaak. Spreek mij vrij
en leg uw wet in mij.
Uw woord is niet voor wie uw wet
naast zich heeft neergelegd,
maar Heer, u bent zo goed: maak mij
gehoorzaam aan uw wet.
Het aantal vijanden is groot.
Uw regels wijzen mij de weg.
Ik hoor wat wordt gezegd. Ik huil;
uw woord wordt niet geloofd.
Mijn God, ik houd van wat u zegt.
Wijst u mij zelf de weg.
Uw woord is waar. Nog steeds. Uw woord
is altijd waar geweest.
| |
[pagina 18]
| |
Sjien
ש Van hogerhand word ik belaagd,
maar u geeft mij uw wet,
u geeft uw woord. Zo mooi: ik heb
nog nooit zoiets gehoord.
Van leugens word ik ziek. Uw woord
is prachtige muziek.
Ik zing. Het kan niet vaak genoeg
gezegd: uw woord is wet.
Wie met uw woord leeft, komt tot rust;
zo iemand valt niet zomaar om.
Mijn God, ik hoop dat u mij redt.
Ik luister naar uw wet.
En ik vervul uw opdracht, Heer,
vol liefde en vol vuur.
Uw woord is wet. Als ik iets doe,
dan doe ik het voor u.
| |
Taw
ת Wanneer, mijn God, hoort u mijn stem?
Laat mij uw woord verstaan.
Als u mij hoort, houd dan uw woord,
en help mij op te staan.
Wanneer kan ik weer zingen, Heer?
Als ik uw woord begrijp.
Ik zing. En uw woord zingt in mij,
omdat u eerlijk blijft.
Geef mij uw hand. Geef mij uw wet,
van a b c tot x y z.
Mijn God, ik hoop dat u mij zoekt:
ik blader in uw boek
Zolang ik leef. Dankzij uw woord
wordt dit gebed gehoord:
Zoekt u mij op? Mij, een stom schaap?
Ik houd mij aan uw woord.
|
|