Het thema dat de meeste vertelaandacht krijgt is echter het klonen van mensen. Dat is een vrij drakerig thema, altijd goed voor griezeleffecten. Het thema is uitgemolken in films, thrillers, science fiction en science ‘faction’. Zou dat in de literatuur anders gaan? Literatuur heeft vormen in huis om te nuanceren en de echte kwesties op scherp te stellen. Stefan Brijs doet daar helaas niet aan. Hij houdt het oppervlakkig, zowel in zijn vertelling als in het neerzetten van de thematiek.
In de vertelling wordt het klonen de lezer laat geopenbaard, maar bijna vanaf het allereerste optreden van hoofdpersoon doktor Victor Hoppe kan een vermoeden rijzen dat de drieling die die man daar in zijn reiswieg meesjouwt, klonen van hemzelf zouden kunnen zijn: drie precies gelijkende kinderen met onbehandelde hazenlippen van de dokter met de hazenlip. Bij de pogingen mensen te klonen liggen de ethische vragen voor het opscheppen. Stefan Brijs pakt ze precies zo zwartwit op als de media dat doen. Collega-arts en -wetenschapper Rex Cremer komt in gewetensnood doordat hij nieuwsgierig is naar Hoppes bevindingen, hem de hand boven het hoofd houdt als hij eigenzinnig is, en niet de moed heeft het proces te stoppen. De wetenschappelijke nood van ‘niet goed bewezen’ en ook ‘financieel debacle’ en ‘schande’ is voor Cremer in eerste instantie echter groter dan de morele nood. Dat kan een goed lijkend portret van de wetenschap zijn, het introduceren van zo'n opportunistische persoonlijkheid sluit wel de mogelijkheid tot een meer subtiele of dieper gaande behandeling van het thema af.
Doktor Hoppe blijkt niet helemaal normaal. De engelenmaker is ook nog eens een waanzinroman. Kunnen we opnieuw griezelen. En de semi-serieuze vraag stellen: wiens of wier werkelijkheid is de echte? Hoppe lijdt aan het syndroom van Asperger. Dat syndroom kwam zomer 2003 nogal massief in het nieuws toen een groepje psychologen en psychiaters betoogde dat het Utrechtse Pieter Baan Centrum ‘de’ stoornis van moordenaar van Pim Fortuyn niet goed zou hebben gediagnosticeerd: Volkert van der Graaf was met zijn koppigheid en eendimensionaal denken een typisch geval van Asperger. Het is een modieus syndroom dat een schrijver erg goed van pas kan komen: een psychische ziekte die de lijder alles letterlijk doet opvatten! De ware literaire uitdaging.
Ook hier had er, ondanks de mode en het koketteren met een ziekte aan de interpretatieorganen, toch nog iets moois uit kunnen komen. Had de schrijver Asperger maar eenmaal terloops genoemd, en dan alleen als vraag, of liever roddel: ‘Die Hoppe is vermoedelijk Aspergerpatiënt, dat kan niet missen’, dan was de vertelling wat fijnzinniger uitgevallen en was deze lijn bovendien in stijl gebleven met de portretten van hoe mensen aan het interpreteren slaan (in het dorp, in het klooster).
Dan had ook het hele interpretatiespel met de bijbel werkelijk ergens over kunnen gaan. Bij dokter Hoppe heeft de mening postgevat dat God slecht is en Jezus goed. Het is de oude ketterij van Marcion, die gemeengoed is bij vele ex- en nooitgelovigen. Het is ook de verleiding van gelovigen, en daar wordt het spannend. En zwijgt Brijs. Hij gaat tot in het absurde door op het letterlijk nemen en laat geen gruweleffect ongebruikt.
Is Brijs' Engelenmaker niet eerder een psychologisch verantwoorde gothic novel van het door uitgevers uitgevonden genre ‘literaire thriller’? In de vertelling ligt alles er vrij dik bovenop, het thema blijft onuitgediept, aan de stijl is weinig te beleven. Telkens opduiken-