fietstochtjes maakt vanuit Amsterdam naar Ouderkerk a/d Amstel en die de zomer nolens volens doorbrengt in een inderhaast geregelde caravan op een Brabantse ‘kunstcamping’. Als writer in residence, noteert hij met enige zelfspot. - Ook dit medium heeft zich een plaats verworven in het dagboek, als de schrijver verslag doet van een telefoontje van een Liter-redactrice met een verzoek om een stuk te schrijven over de uitvoering van het toneelstuk ‘Waanzee’ naar de roman van Robert Haasnoot.
Het zijn de terugkerende berichten over de aftakeling van zijn vader die het boek voorzien van een duidelijk chronologisch verloop. Nadat de vader half oktober overleden is, volgen nog de maanden november en december. Die bungelen er een beetje bij. Dat kan het snuffelen van de schrijver in het archief van zijn vader niet maskeren.
Rob van Essen veroorzaakte met zijn eerdere roman Kwade dagen (2002) enige deining in christelijke kring. Wéér een romancier die afstand genomen heeft van zijn bevindelijkgereformeerde opvoeding, maar niet genoeg om nog eens flink uit te halen? Zo was het niet bedoeld, bezwoer Van Essen in een interview met Tjerk de Reus, dat in 2002 verscheen in het Reformatorisch Dagblad. De christelijke opvoeding was slechts gebruikt als décor voor het boek en rancuneus wilde hij zeker niet zijn.
In hetzelfde interview wordt ook G. van Essen, de vader van Rob van Essen aan het woord gelaten. Deze Van Essen senior publiceerde diverse (jeugd)boeken, waarvan Het hol op de hei wel het bekendste is. Gevraagd naar een oordeel over het boek van zijn zoon, antwoordt hij dat hij zich wel in thema's herkent, maar dat hij zich vooral stoort aan de seksuele handelingen die in het boek voorkomen.
In Het jaar waarin mijn vader stierf blijkt hoezeer Rob van Essen geraakt was door dit oordeel van zijn vader. Het hele dagboek ademt een oprechte behoefte om erachter te komen wie deze in de gereformeerde wereld gerespecteerde schrijver nu echt was. Daar komt de schrijver niet achter. Althans, hij ziet zijn beeld bevestigd dat zijn vader een flat character was zoals de personages in Het hol op de hei. Er is daarnaast meer onbegrip over de merkwaardige levensgang van deze G. van Essen, die opgroeide in de Gereformeerde Gemeente in Leiden, maar ook een uitstapje van enkele jaren naar de socialisten maakte om uiteindelijk weer bij de kerk terug te keren. Ook het regelmatige verhuizen van de familie blijft voor zoon Rob een onopgehelderd raadsel.
Geplaatst naast dit onbegrip en de kloof tussen de werelden van Rob en zijn ouders is zijn grote trouw en de zorg die hij aan zijn vader besteedt ontroerend. De bespiegelingen van de schrijver over de toiletgang van zijn vader doen weliswaar onaangenaam aan, maar zijn tegelijk een poging van de schrijver om in zichzelf te peilen hoe hij werkelijk denkt over de aftakeling van zijn vader.
Met dit dagboek doet Rob van Essen verslag van de laatste fase van de zoektocht die iedere zoon naar zijn vader onderneemt. Daarmee verschaft hij zich wèl de karakterdiepte die hij bij zijn vader miste. Niet voor zijn kinderen, want die had hij niet bij het schrijven van dit dagboek. Wel stelt hij op een zeker moment met spijt vast dat hij veertig jaar is, ongehuwd en kinderloos. Of het blijven hangen in de zoon-rol een indirect verwijt aan zijn vader is, komt de lezer niet te weten.
Hugo Louter