Kritieken
Bestaat zielsverhuizing?
Het zou een geslaagde Joodse grap kunnen zijn: komt een man bij de hemelpoort, blijken zijn goede en slechte daden exact in evenwicht te zijn. Van een bureaucraat ter plekke krijgt hij te horen dat hij terug moet naar de aarde: ‘U krijgt toestemming de aardse tocht opnieuw te ondernemen in een lichaam dat al op aarde aanwezig is, een lichaam dat door omstandigheden een vormloze ziel heeft gekregen’.
In de nieuwe roman Per Saldo van Henk van der Ent (1939) speelt de gedachte van zielsverhuizing een serieuze rol. Van der Ent, die eerder dichtbundels (onder de pseudoniemen Anton Ent en Marieke Jonkman), verhalen, beschouwend werk en bloemlezingen publiceerde, laat zijn hoofdpersoon Alberto Pareira een boek lang twijfelen of hij gereïncarneerd wil worden. Na zijn zelfmoord in 1943 stelt deze Joodse geschiedenisleraar, voormalig ordebewaker in Westerbork en onderduiker onthutst vast dat hij is blijven steken bij wat kennelijk de ingang van het hiernamaals is. De lezer kijkt mee over de schouder van Alberto Pareira terwijl die zich verdiept in het leven van deze Joost Hazenleger. Eerst aarzelt Pareira sterk, maar uiteindelijk besluit hij zich te melden voor reïncarnatie in diens leven.
Dit is in het kort de raamvertelling van Per Saldo, waarbinnen het eigenlijke verhaal van Joost Hazenleger zich afspeelt. Joost, geboren in 1943, groeit op in een familie zoals er in de decennia na de Tweede Wereldoorlog zoveel geweest moeten zijn: de oorlog is overheersend aanwezig maar geen onderwerp van gesprek. Vooral de vader is klaarblijkelijk gebutst door oorlogservaringen. Joost en zijn broer Alex horen hem regelmatig 's nachts schreeuwend wakker worden. Toch hoort Joost zelfs na de dood van zijn vader niet wat hem in de oorlogsjaren in Berlijn overkomen is. Aanvankelijk ergert Joost zich aan de voorkeur van zijn vader voor De nacht der Girondijnen, het boekenweekgeschenk uit 1957 van J. Presser. In de loop van het verhaal ontwikkelt hij steeds meer begrip voor de diepte van dit verhaal. Rode draad daarbij is het motto van Presser, die met homo homini homo varieert op homo homini lupus, het beroemde aforisme van Plautus.
Een goed deel van het boek is gewijd aan Joost, die zich steeds meer identificeert met Jakob Suasso Henriques, de hoofdpersoon van De nacht der Girondijnen. Deze Suasso Henriques, die zichzelf (evenals Presser) liever on-Joods ‘Jacques’ noemt, kent de lezer inmiddels als Alberto Pareira, de man in het wachtlokaal aan de hemelpoort. Joost Hazenleger en de lezer van zijn verhaal weten op dat moment nog niet dat de overeenkomst tussen de twee nog veel groter is dan vooral Joost ooit had kunnen of willen dromen: geen Joodse grap maar een Joodse tragedie.
De circulaire structuur van het boek maakt het schrijven van een lineaire recensie lastig, maar dat is niet het grootste probleem met Per Saldo. Intertekstualiteit kan een boek veranke-