Liter. Jaargang 9(2006)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 49] [p. 49] Henk Knol Gedichten De julidagen [I] Meer was niet nodig: dit handjevol julidagen aan een tafel voor twee, in ligstoelen waar wij bij onszelf te gast met uitzicht op elkaar voor later zaten: onder lakens van koelte, tempelwit in de schaduw van dit broodhuis. Zat de zon daar hoog en goedlachs als de boeddha ons vel strak te maken. Aan de veranda kwam de wijnstok op kleur toen je zei: je hebt iets van deze zandstenen muur, de streep van die deur lijkt verzakt je mond zonder lippen. Achter luiken hemelsblauw opgemaakt woonden wij toen nog in onze huid aan huid bij elkaar, verslonden contactgeluiden: jij van hiernaast, bewijs eens dat ons dit aan den lijve gebeurt en nog eens, voor later. [pagina 50] [p. 50] [II] Alles begon vanochtend opnieuw in de kleine bloedsomloop van het etmaal: warm eitje gelepeld, dauw op het stokbrood, de dagtaak begonnen die we hadden bedacht; bij nog een beker thee met melk en honing graag het uurwerk van jaren afgedraaid, languit het verleden verzonnen waarin we elkaar voorgoed betrokken. En dat je toen wist hoe ik al die tijd overwegend leeg had gestaan; zo'n in een scheef huis opgemetselde eenmanskamer. Hoe ik mij daarom met iemand had ingericht en je van tijd tot tijd zuinig verschoof om de witkwast het daglicht. Tekst kwijtgeraakt. Er was opeens van alles te doen: kruimels, dauwdruppels, eierschalen geveegd en jij met een lek mandje de hof in. Daar had het 's nachts hevig oude bloesem van aangestoken appels geregend. [pagina 51] [p. 51] [III] Dat van die leegstand uitgelegd: hoe ik tandeloos alleen in galmende woorden kon wonen als waarheid, schoonheid: een landschap, jouw lichaam. Als dit broodhuis: hoe mooi dat tot diep in zijn ijzers ging roesten, van muurankers tot haperend deurbeslag, hoe houtrot zo'n lichaam prachtig verwoest met boeketten schimmels van binnenuit. Schoonheid is hartruis (kwam ik op dreef): de brandwond van een gezicht dat je van den beginne herkent uit duizenden. Schoonheid bedenk je maar zelf, als waarheid of welk ander aangevreten huis, vond jij en ik nog: hoe jij zelf door de jaren mooier geworden, mijn bouwval werd, warm vlees van mijn zandstenen vlees. [pagina 52] [p. 52] [IV] Stijlkamer was je, met karmijn behangen voor een suikerfeest. En dat ik met henna achter rood doorlopen luiken een vrijbrief mocht schrijven op je huid. Als ik je zalfde, zou mijn naakt daarbinnen mogen huizen. Je liet me alle hoeken zien en hapte naar een keervers: Steeds maar jouw klemwoord tegen dat van mij; ik wil een landschap zijn, een opening voor ons naar buiten. Je deed de luiken los. Gebalsemd stond je in het maanlicht: een heuvelrug van zwelklei met oude scheuren onderhuids waarvan ik wist: dat komt door mij, ik heb ons uitgewoond. Nu glijdt vannacht de engel langs, die ging nog nooit een dakloos huis voorbij. De reeks De julidagen is opgenomen in de nieuwe bundel van Henk Knol die in juni onder de titel De overtijd verschijnt in de Mozaïekreeks. Henk Knol (1955) is dichter. Poëzie: Toch maar de tuin geruimd (1990), Ander hooglied (1994), Houdbaar stof (2000). Vorige Volgende