| |
| |
| |
Gerrit Kamphuis
Ik ben altijd reeds jong en oud tegelijk geweest
Dagboekfragmenten, gekozen door Hans Werkman [4]
21 Januari 1937
De Werkplaats heeft haar nieuwen jaargang geopend met een hetze tegen Opwaartsche Wegen. De protest. literatuur schijnt steeds meer in twee kampen gesplitst te zullen worden; aan onze kant staan: Van Eerbeek, Eekhout, Hessels, Rijnsdorp, Kuyper-van Oordt, aan de andere zijde, behalve de redactieleden de jongsten en een aantal minder bekende schrijvers.
Onze protestantsche literatuur is momenteel een poel van onreinheid; men bekladt en bekletst elkaar op de infaamste manieren. Leiding ontbreekt. Ook in de serieuze bemoeiingen is veel verwarring. Ieder geeft door een bloemlezing zijn eigen ideeën omtrent een christelijke poëzie en de anderen geven bij het verschijnen hun afkeurende artikelen daarover.
| |
16 Februari 1937
De beunhazerij op het gebied van de prot. litteraire critiek neemt hand over hand toe; thans is een zekere Meertens in Stemmen des Tijds* een poëziekroniek begonnen die slechts uit burgerlijk-zure opmerkingen bestaat; geen geest, geen wijdheid, geen drift, geen scherpzinnigheid, geen critisch vermogen bespeurt men daarin. Terwijl Tazelaar al sinds jaren zijn z.g. prozakronieken breit.
Maandag 8 Febr. bij Wille* geweest van 2-6.30 uur. Hij was heel geschikt, maar kan het mij nooit vergeven, dat ik me ook buiten het studieterrein op meer actieve wijze met de literatuur inlaat. Dit vooroordeel zit er muurvast in, zoodat de kleinste aanleiding hem daarin versterkt. Zoo kon het gebeuren, dat een paar dingen, die toevallig niet in mijn dictaat stonden (o.a. de spelling der klinkers bij Hooft) en die ik dus niet wist, voldoende waren om hem de indruk te geven dat ik aan de voorbereiding niet veel gedaan had. Hij had weliswaar geen bezwaar voor het examen, maar meende, dat ik het wel beter kon maken. Ik heb met hem gepraat over het examen en over allerlei andere dingen, o.a. Boutens' rijmprent,* die hij heidensch, ja uitgesproken anti-christelijk vond.
- | Stemmen des Tijds: tijdschrift ‘voor Christendom en Cultuur’ (1911-1943). P.J. Meertens (1899-1985) overleeft in de literatuur als meneer Beerta in de romancyclus Het Bureau van J.J. Voskuil. |
| |
| |
- | Wille: prof. dr. J. Wille (1881-1964), hoogleraar Nederlandse taal en letterkunde aan de vu. |
- | Rijmprent: P.C. Boutens (1870-1943) schreef in opdracht van de regering een gedicht bij het huwelijk van prinses Juliana en prins Bernhard, 7 januari 1937. Het werd ‘aan de Nederlandsche jeugd’ uitgereikt en veroorzaakte een rel vanwege de moeilijkheidsgraad, ‘de nachten van belofte zwoel’ in de tweede strofe en de voorspelling ‘de wieg van uw zoon’ in de geschrapte laatste strofe. |
| |
27 Februari
Heeroma schreef over Spectrum in De Werkplaats. 't Geeft de indruk, dat hij meer doordraaft op eigen ideeën, dan dat hij objectief doel en waarde van het boekje tracht te bepalen. Dat is zijn kracht en zijn zwakheid: zoozeer vervuld te zijn van eigen gedachten, dat hij onontvankelijk is voor anderer bedoeling. Aan 't eind van z'n artikel staat nota bene: terug naar het 3e reveil. Maar hoe kan men terug gaan naar iets, dat er nog niet of nauwelijks en dan alleen in de verbeelding van z'n uitvinder is. 't Is best mogelijk, dat deze term mettertijd inhoud krijgt, maar momenteel is hij nagenoeg unaniem afgewezen door allen die H. daarin had willen vereenigen. Het dreigt een idee fixe van hem te worden.
Brieven van Betty; K. doet aanhoudend pogingen haar weer terug te krijgen. 't Gaat hem blijkbaar vervelen alleen te wonen. Maar een reeele basis voor een huwelijksleven schijnt hij niet gevonden te hebben. Daarvoor is meer noodig dan goede wil. 't Is een verminking van 't huwelijk, wanneer hij geen kinderen wil hebben en niet op de normale manier gemeenschap wil houden. Hoe kan men één van ziel worden als men elkaar lichamelijk niet doordringt? K. is behoorlijk intellectueel maar mist aesthetische gaafheid van een levende ziel uit. Daarbij is hij weinig temperamentvol. Zijn huwelijk begon hij met eenige socialistisch-humanistisch-religieuze idealen, maar verwaarloosde de gewone dingen van ziel en zinnen. Bovendien had hij nog (weinig diepgaande) liefdesverhoudingen met anderen. Zijn positie als dominee is mij trouwens niet heelemaal duidelijk: ik zou hem wel eens willen hooren preeken.
| |
25 Maart 1937
Zaterdagavond uitvoering Mattheus-passion. In het kleine zaaltje gezeten, alwaar eenige last van 't straatrumoer; overigens alles goed te hooren. Schitterende uitvoering uit muzikaal oogpunt, maar religieus een verkrachting: groote coupures in de evangelistenpartij, weglaten van aria's, koralen en tusschenspelen (in 't slotkoor b.v.).
Zondagmorgen met Betty naar Schiphol gewandeld.
Maandagochtend naar Huizen* gegaan. 's Avonds kwamen daar o.a. Martien
| |
| |
Elckerlyc, tijdschrift voor christelijke letterkunde, uitgave Bosch & Keuning te Baarn, jg. 1 nr, 4, april 1937, blz. 106.
| |
| |
Beversluis* en Bert Bakker. De eerste heeft onlangs openlijk de S.D.A.P. verlaten om zich in meer christelijke richting te oriënteeren. De Standaard gaf daarover een nogal reclameachtig interview. Hij las voor uit zijn bundel Chimaeren.* Het kon mij maar matig bekoren. Het sterk rhetorische ligt mij niet; er zaten mooie regels in, maar ook vele holle exclamaties. Zijn voorlezen had de bijpassende hoogdravende toon, waarbij men over de zwakke plekken met veel pathos heenleest. Overigens een geschikte vent, die veel ervaringen had in de communistische partij en bij de S.D.A.P. en ook vele oudere dichters en prozaïsten gekend had (hij is begin veertig) en daarvan smakelijk wist te vertellen.
- | Huizen: naar Jan H. de Groot. |
- | Martien Beversluis: christelijk-socialistisch schrijver en dichter (1894-1966), in de Tweede Wereldoorlog nsb-burgemeester van Veere. |
- | Chimaeren: in 1937 verscheen deze bundel als Chimeras. |
| |
26 Maart (Goede Vrijdag)
Vandaag begonnen met Gotisch te repeteeren, waarvan ik veel vergeten ben; in een maand wil ik trachten dit weer bij te spijkeren. Vanavond een recensie geschreven over Jo Kalmijn-Spierenburg's* bundeling ‘Langs den weg’, waarin prachtige moedergedichten staan.
- | Jo Kalmijn-Spierenburg: romanschrijfster en dichteres (1905-1991). |
| |
Zaterdag 17 April 1937
Verleden week Zaterdag naar Utrecht gegaan. 's Middags vergadering van de Essayistenkring in Pomona. Na afloop nog even met Heeroma meegelopen naar 't station, o.a. gesproken over zijn recensie van Spectrum in De Werkplaats. Hij was onvriendelijk en halsstarrig, toont een gebrek aan vermogen anderen te begrijpen.
's Avonds naar Romijn gegaan waar vergadering was van Opw. Wegen. Van Ulzen heeft een en ander verteld over de exploitatie van het blad, dat een kleine 400 abonnée's heeft momenteel. Volgens zijn opmerkingen zou er nog een klein verlies zijn; maar zijn beweringen zijn vaag en oncontroleerbaar.
Bij thuiskomst alhier een brief van Heeroma gevonden, waarin hij min of meer excuus vraagt voor het feit, dat hij me Zaterdag ‘afgebekt’ had. Hij had steeds in mij een houding van verweer gevonden, een ‘geestelijke prikkeldraadversperring’ en ook begreep hij niet waarom ik hem ‘achtervolgde met waardeering’. 'k Heb hem uitvoerig van repliek gediend, het verschil in karakter tusschen ons kortelijk aangewezen en rectificaties op zijn uitingen in deze brief trachten aan te brengen.
| |
| |
| |
29 April 1937
Heeroma heeft in de laatste Werkplaats een kroniek der poëzie, waarin enkele dichters besproken zijn, die ik ook behandeld heb in mijn in 't Meinummer te verschijnen poëziekroniek. Hij zegt wel, dat Kalmijn-Spierenburg verrassend mooi werk levert, maar laat niet zien, waarom het mooi is, wat het wezenlijke er van is (motieven, behandeling, stijl, fouten, etc.). Dit is het juist wat ik steeds in mijn kronieken tracht te doen. Heeroma heeft blijkbaar te weinig aandacht en indringingsvermogen. Als hij goed schrijft (en hij kan soms heel goed schrijven) dan zijn het louter en alleen eigen ideeën, die hij zeer eenzijdig najaagt.
Vanmorgen brief van Jan Eekhout,* waarin hij o.a. meedeelt een caricatuur van mij voor ‘Elkerlyc’ geteekend te hebben.
- | Jan H. Eekhout (1900-1978), protestants romanschrijver en dichter. |
| |
13 Mei
Donderdag (Hemelvaartsdag) 6 Mei naar A'dam gegaan. Examen aangevraagd voor begin juli. De schilder Munch, hier vrijwel onbekend, gezien in het Sted. Museum.
Mijn verjaardag gevierd. Een en dertig jaar is veel. Ik schrok een beetje, toen ik dat getal zoo maar in een brief van Miep zag staan. En het leven blijft er even wonderlijk om. En een mensch blijft even ontevreden met zichzelf. Ik ben altijd reeds jong en oud tegelijk geweest. Nu zie ik het weer duidelijker. De jonge G. wou veel doen, veel omvatten, hard werken, bezig zijn, leven. Maar hoe vaak stootte hij zijn hoofd niet. En hoe vroeg reeds. Zoo moet de oude G. er wel haast van de aanvang geweest zijn, de G. die peinsde, nadacht, de doelloosheid van alle gebeuren in zag, de cultuurpessimist, de eenzame. Als deze tweede G. overwint ben ik verloren.
Betty's nieuwe foto, die ik hier voor me heb staan, maakt me droevig. Haar gezicht is zoo smartelijk. Soms vind ik haar niet mooi. De ouderdom* teekent zich op haar gezicht af. Toch heb ik haar meer dan eens lief, zooals ik nooit een ander lief gehad heb. Hierin zijn nog veel wonderlijke en onbegrijpelijke dingen, die ik me niet alle scherp bewust kan maken zonder in levend vleesch te snijden en onrechtvaardig te zijn.
- | Ouderdom: Betty was op dat moment 41 jaar. |
| |
4 Juni '37 Vrijdagmorgen
Na meer dan een halfjaar Meindert Boss weer ontmoet, midden in de Diezerstraat.* Zag er goed uit. Had eenige buitenlandsche zwier in z'n optreden. In de Harmonie vertelde hij z'n ervaringen in Nice en 3 weken in Parijs. Had allerlei lieden ontmoet en zat vol verhalen. O.a. had hij een gepensionneerd kolonel
| |
| |
ontmoet, een verwoed speler, die op een avond 400.000 francs verloor. Deze vertelde hem van de oorlog, lichtte hem in over 't schermen, hij met z'n wandelstok en M. met een kleerhanger, en vertelde hem erotische avonturen.
Dit is tenminste een tegenwicht tegen de commentaren, die ik hier nu al eenige keren heb moeten hooren naar aanleiding van het huwelijk van de hertog van Windsor.* Mijn moeder meende, dat hier een Johannes de Dooper noodig was om Herodes de les te lezen over het gebruik van een anders vrouw. Mijn vader sprak over: een afgelikte vrouw e.d. Beiden voerden zo een onverkwikkelijk wisselgesprek met de kinderen als publieke tribune ('t was tijdens de lunch). 'k Heb me gelukkig kunnen inhouden, anders was er groot gedonder geweest, want per slot haat ik deze burgerlijke, vervloekt eigendunkelijke Gereformeerde houding, die zoozeer in strijd is met Jezus': ‘Wie zonder zonde is, werpe den eersten steen.’ Bovendien is er van de feiten niets anders bekend dan wat verspreid is door een op sensatie beluste pers, zoodat niemand een zuivere voorstelling van de feiten kan hebben.
Woensdag is Betty hier geweest op doorreis naar Emmen. 's Morgens haar van de trein gehaald, naar 't kleine veer gewandeld, overgestoken over een woelige IJssel (er stond vrij veel wind en af en toe viel er een regenbui) en naar Molencate,* alwaar gegeten. Verder in het bosch gewandeld. Later met de bus terug. 'k Was, geloof ik, te weinig verliefd. Vraag: moet men in een huwelijk steeds min of meer verliefd zijn, of zijn dit slechts sporadisch voorkomende hoogtepunten, zooiets als de christelijke feestdagen op de kalender?
's Avonds gegeten bij Van Gijtenbeek. Daarop Betty op de trein naar Emmen gebracht. Ze gaat een maand in Drente (Zweeloo) in pension. Daarna de nieuwe woning betrekken in de Van Breestraat.*
Van Bert Bakker een brief waarin hij beschrijft bezig te zijn met de verleiding van een vrouwelijke professor uit Luik,* die naar een biologencongres te Stockholm op dezelfde boot voer. Hij werd daardoor machtig gesterkt in zijn gevoel van eigenwaarde en constateerde, dat elke vrouw toch maar verlangt gestreeld en gekust te worden. 't Is niet goed voor zijn karakter, dat beter gebaat zou zijn met een flinke opdonder van het lot. Overigens zijn deze erotische avonturen te verklaren (behalve uit een sterke zinnelijkheid) uit een compensatie voor literaire minderwaardigheidsgevoelens (zie zijn brieven, waaruit dit luce clarior blijkt). Want hij weet heel goed, dat 't meeste wat hij schrijft, rommel is.
- | Diezerstraat: belangrijkste winkelstraat van Zwolle. |
- | Hertog van Windsor: eind 1936 trad de populaire Edward viii (1894-1972) na bijna een jaar koningschap over Engeland af om te kunnen trouwen met de tweemaal gescheiden Wallis Warfield; sindsdien heette hij hertog van Windsor. |
- | Molecate: het landgoed Molecaten bij Hattem. |
| |
| |
- | Van Breestraat: Betty woonde vanaf 1 juli 1937 Van Breestraat 33-iii, Amsterdam. |
- | Professor uit Luik: Susanne Leclerq, hoogleraar in de historie van fossielen (Bert Bakker aan Gerrit Kamphuis, 30 mei 1937, Letterkundig Musuem, Den Haag). |
| |
12 Juni '37
Brief van Dotje na maanden zwijgen; enkel: ‘Es grüsst dich im alten Sinne, deine Freundin Dotje’ en een aantal heerlijk geurende rozenbladen. Zouden de zoele zomeravonden haar ingesluimerd verlangen weer wakker gemaakt hebben.? Dit zijn avonden van droom en verlangen, die zich op iets of iemand uit het verleden fixeeren, vooral, wanneer zij misschien af en toe het doodsche bestaan naast Jan als een druk voelt.
| |
20 Juni 1937
Achter het open raam zijn weide en boomen groen, de vogels kwinkeleeren, de kastanjes in mijn boom zwellen. Het zou hier een paradijs* kunnen zijn. Ik word echter rijp voor socialist of communist, althans anti-kapitalist. Ik ben bezitloos; mijn geestelijke prestaties worden hier niet gewaardeerd, althans genegeerd. Mijn ouders zijn rijk gezegend met aardsche goederen, maar missen het vermogen daarvan met wijsheid en een opgewekte geest te genieten. Mijn moeder moppert het grootste deel van den dag: de kleur van de soep b.v.! Mijn vader denkt alleen aan 't behoud van zijn vermogen, wat op zichzelf lofwaardig zou zijn, indien hij daartegenover een persoonlijk-geestelijke vrijheid bezat. Alles wordt gereduceerd tot verlies of winst, het kleinste dagelijksche genot wordt verzuurd door opmerkingen in deze richting; mijn moeder is kind gebleven; op de manier van een jong meisje kibbelt ze met Wim; dit wordt waarschijnlijk beschouwd als ‘opvoeding’. Hèt zwakke punt is een al te gevoelig ik, een als zoodanig niet herkend egoïsme. Dit is terug te leiden op een gebrek aan beheersching der situatie, een gebrek aan geest- en wilskracht, mede veroorzaakt door veel ziek zijn, wat op 't laatst de wil tot gezond zijn zelfs schijnt aan te tasten.
Daarbij komen dan nog de steeds pessimistische beslommeringen over geld, onkosten, e.d. en misschien een persoonlijke antipathie tegen mij, voor een deel te verklaren uit mijn nog niet afgestudeerd zijn. Het is een materialisme met een godsdienstige bovenlaag. Het geweten wordt gerustgesteld door de geregelde godsdienstige plichten, Vrijdags een paar gebakken vischjes voor tante Jo* en 's Zondags de bijdragen voor kerk en armen. Ze zouden terecht heel verontwaardigd zijn, als men dit zoo opmerkte.
Wat is het heerlijk in eigen moeilijkheden als 't ware door een ander opgevangen te worden. En wat moet het heerlijk zijn een moeder te hebben, die, door de jaren wijs geworden, zulk een al-begrip en al-omvatting (is dat niet de waarachtige moederidee) toont. (Hierin voor een deel de verklaring van mijn liefde voor Betty.)
| |
| |
- | Paradijs: Emmawijk 5 keek uit op het Zwolse park Eekhout. |
- | Tante Jo: zuster van Gerrits vader; ze was in 1934 gescheiden van Herman Schulte Nordholt. |
| |
18 Juli 1937
21-26 Juni in Assen geweest voor cursus zw. mitrailleurs. Pension gevonden bij zekere familie Hommes, die gereformeerd bleken te zijn en mij De Standaard wilden doen lezen. Heel Assen in feest wegens de T.T.-races; overal lawaai van knalpotten. Belgische en Duitsche snelheidsproleten in leeren jekkers, handteekeningen gevend aan opgeschoten knaapjes, die hen vol bewondering aanstaarden.
Mijn kamer zag uit op een lange tuin, aan 't eind waarvan de villa van overste Kraak, wiens dochter 's avonds voor het raam stond, seinen gaf en met open gordijnen in bed lag te lezen. 'k Heb haar echter niet te pakken kunnen krijgen, deed er trouwens ook weinig moeite voor.
f 47,50 verdiend, daarna naar Emmen gegaan, waar Betty was in pension Van Veen. Tot Maandagmorgen daar een kamer gehad. Samen gewandeld, de dierentuin bekeken en de omstreken doorkruist. Betty trok in Emmen algemeen de aandacht door haar uiterlijk.
Maandag 1 uur aan de vu. De proffen waren echter pas half twee klaar met hun lunch. Wille in 't midden, Gos.* aan zijn rechter, Van Schelven* aan zijn linkerhand achter de groene tafel in de senaatszaal. Eerst middelnederlandsch, een stukje uit de Heeswijksche fragmenten, bij het zien waarvan mij de schrik om 't hart sloeg, omdat deze berucht moeilijk zijn. Dan ook slecht gemaakt. Vervolgens Gotisch. Hier was ik beter op dreef, maar toch stomme fouten. Ik had het veel beter kunnen maken. Hoe heerlijk moet het zijn altijd de volle beschikking over z'n vermogens te hebben. Wil het leven, God of hoe men 't noemen wil in mij minder krachtig doorstralen dan in anderen.?
Daarna vroeg Gos. geschiedenis en zaagde mij langdurig door over allerlei ministeries sinds '48. Wille vroeg daarna Litt. Gesch. over Gerard Brandt, over diens Vondeluitgave, over de invloed van Vondel, over Smit's Vondelbeschouwing, waarop ik helaas niet handig te repliceeren wist, zoodat ik de indruk wekte dit artikel niet gelezen te hebben, hoewel het in een door mij zelf verzamelde bundel* stond. Dit ontlokte Wille dan ook een opmerking, die ironisch op te vatten was. Van Schelven, voor wien ik het best was en hoopte nog eens flink te kunnen uitpakken, vroeg niets meer. Langdurig moest ik buiten staan, maar de pedel deelde reeds mee, dat mijn bul geteekend lag. 's Avonds met Betty gegeten bij Dikker en Thijs.
Woensdagavond naar Bussum, waar Ella* en Bert mij afhaalden. Ik was erg moe door de dagen met Betty en de drukkende warmte die aan de storm van Donderdagavond voorafging. Besloten met Bert naar Keulen te gaan om de Vondel-ten- | |
| |
toonstelling te gaan zien. Donderdagavond weer in Zwolle. Men bleek opgewekt gestemd om mijn slagen.
Gisteravond Meindert Boss opgezocht voor 't eerst dit jaar. Want na zijn terugkeer uit Frankrijk had ik hem slechts even begin Juli in de Harmonie gesproken. Gedachten uitgewisseld over Parijs. Hij had veel gezien, daar en in Marseille, bordeelen bezocht (als toeschouwer, want hij is zeer bezorgd voor zijn gezondheid en trouwens weinig temperamentvol) en erotische biosccoopjes in Marseille's achterbuurten. Hij is weer druk aan 't werk, heeft waarschijnlijk veel stof opgedaan.
- | Gos.: A. Goslinga (1884-1961), hoogleraar geschiedenis aan de vu. |
- | Van Schelven: A.A. van Schelven (1880-1954), hoogleraar geschiedenis aan de vu. |
- | Bundel: in De Weegschaal, Essays van Protestantsche Letterkundigen (1936) had de redactie (Bert Bakker, Barend de Goede en Gerrit Kamphuis) het essay ‘Vondel en zijn bekering’ door dr. W.A.P. Smit opgenomen. |
- | Ella: Ella van Nood (1914-2005) uit Alphen aan de Rijn was de verloofde van Bert Bakker. |
| |
Köln am Rhein 9 Augustus 1937. Maandagmiddag.
Zaterdagmiddag hier per auto aangekomen met Ella en Bert. 's Avonds aan de overkant van de Rijn gezeten, wijn gedronken en over de rivier gekeken naar de verlichting van Dom en oevergebouwen.
Zondagmorgen in de Dom. 12 uur per boot naar Godesberg. Drukkende hitte. Aldaar gegeten en aan de Rijnoever gezeten met gezicht op Köningswinter. Bij 't wachten op de boot brak een plasregen uit. Boot overvol. Aanhoudende zware regen, die verkletterde op de dekzeilen, wat een oorverdoovend lawaai maakte. Hier en daar lekkages, zoodat menschen vluchten moesten. Lucht vuilgrauw en geel, geweldige donderslagen en bliksem. Kinderen zaten met gevouwen handen of sloegen kruisen. Ella was een beetje bang. In hoekjes zaten paren umschlungen. Toen ik een trap afliep, hoorde Bert die achter mij aankwam mompelen: Jude. Dit is de eerste maal, dat men mij voor Jood uitmaakt.*
Vondeltentoonstelling gezien. Uitstekend gearrangeerd.
- | Jood: Gerrit Kamphuis bezat een geprononceerde neus. |
| |
30 Augustus Maandagmorgen
Nog midden in den zomer en nu reeds wordt het licht dunner en koeler. Dinsdagsavonds 10 Aug. uit Keulen thuisgekomen. Artikelen geschreven over de Vondeltentoonstelling voor De Standaard.
Het was psychologisch een merkwaardig experiment eenige dagen met Bert en
| |
| |
Ella samen te zijn. Ik zou het zeker niet op prijs stellen een derde bij Betty en mij te hebben, maar Bert is minder gevoelig. Hij was zelfs op sommige punten wat grof van gevoel. Zoo deed zich eenige malen verschil van meening voor over de te gebruiken wijn. Bert kon het niets schelen, als hij maar wat dronk. Bert is weinig kieskeurig, ook op 't gebied van vrouwen. Als hij meer geld bij zich gehad had, was hij wellicht 's avonds, nadat hij Ella naar bed had gebracht, nog naar een of andere nachtgelegenheid gegaan. Hij houdt wel van haar, maar heeft, behalve het lichamelijke, toch niet zoo heel veel dieper contact met haar; hij heeft geen invloed op haar geest, waardoor ze nog eenigszins geborneerd orthodox gebleven is. Daartoe zou hij trouwens eerst zichzelf meer moeten opvoeden. Soms deed hij me aan een rijke parvenu denken, b.v. toen we op een terras op de Domplatz zaten, schreeuwde hij op bevelende toon: Ober, Ober. Toen ik hem er op opmerkzaam maakte, dat ‘Herr Ober’ nog iets netter was, vond hij dit onzin, en toen ik zei, dat de man zoo meteen wel langs zou komen en hij dus niet zoo'n drukte hoefde te maken, zei hij: ‘Ik betaal ervoor, dus wil ik ook op mijn wenken bediend worden!’ En dat voor iemand van even in de twintig! Zijn ongeluk is, dat hij te veel geld in handen heeft gehad. Hij is te zeer op zijn gemak gesteld, heeft daardoor een burgerlijke inslag in zijn wezen. Hij bezit een algemeen aesthetisch gevoel, maar dit blijft tamelijk passief door een weinig krachtige geest. Daardoor heeft hij ondanks de vele vellen druks nog geen enkel werk geschreven, waarin iets van persoonlijke waarde zit. Het gaat hem alles te gemakkelijk af, en vooral, hij neemt te gemakkelijk en zonder nadenken iets over. Zijn erotisch leven bezit maar een zwakke psychisch-geestelijke inslag; meestal ontbreekt deze, en wordt het louter en alleen bepaald door een lichamelijke praedispositie. Ella is nog naïf en weet van dit alles
weinig of niets. 't Zou niet te verwonderen zijn als ze nog veel moeilijkheden ondervond in haar huwelijksleven, dat misschien wel op een teleurstelling uitloopt.*
Op de Vondeltentoonstelling was ze mijn gewillig gehoor betreffende een stof waar ik goed in zat, op de boot hield ik haar, toen ze wat bang was wegens het onweer, een beetje in m'n armen. Bert erkende zelfs mijn meerderheid in die rollen, door eens, in een gesprek over Glaeser's ‘Jahrgang 1902’ te zeggen: ‘Gerrit, nu moet jij haar maar eens de beteekenis van dat boek uitleggen’. In ieder geval vond ik het prettig, zittend bij een glas wijn aan de hooge Rijnoever, een lief meisje met eenige kracht van reden deze zaken uiteen te zetten. Zoo pleegde ik de meer verfijnde vormen van erotiek met haar, de grove liet ik aan hem over wanneer hij 's avonds of 's morgens even bij haar in bed kwam.
- | Teleurstelling: Gerrit Kamphuis kreeg gelijk. Na enkele jaren huwelijk scheidden Bert Bakker en Ella van Nood. Bert hertrouwde met de kunsthistorica Victorine Hefting (1905-1993), Ella met de kunstschilder Roeland Koning (1898-1985). |
| |
| |
| |
6 September 1937
Eenige dagen geleden een brief van Jan H. de Groot, die plotseling in het ziekenhuis Ter Haarstraat bleek te liggen om een operatie te ondergaan. Hij schreef een scherpe veroordeling van Bert Bakker's boek,* zeer goed gemotiveerd, en waarmee ik het geheel eens was; 'k had trouwens reeds vroeger over Berts fragmenten in De Werkplaats zoo geschreven. Ik schreef daarop een soort karakterschets van Bert terug en ontving vandaag weer een uitvoerig schrijven van Jan; hij wil met mij een soort comité tot redding van Bert vormen.
Uitvoerige besprekingen met de ouders. Financieele toestand is nog slecht door huidige waardeloosheid van huizenbezit. Daar ik toch verder moet, ga ik waarschijnlijk met Oct. naar A'dam. Nog vele voorbereidingen derhalve te treffen. Vanmiddag een boekenkast ontworpen, 6 planken, hoog 2 M., breed 1,5 M. Betty geschreven om samen per vliegtuig naar Texel te gaan voor een week.
- | Boek: Bert Bakker, Ieder is alleen (1937). |
| |
Zwolle 27 September. Maandagmorgen
Verleden week Dinsdag van Texel teruggevlogen. De laatste morgen was het weer prachtig. Maar onder een stortregen vlogen we 's middags weg. Betty was nu niet zoo bang meer.
De volgende dagen kamers gezocht in A'dam, een buitengewoon vervelend en vermoeiend werk, trap-op-trap-af, besprekingen met allerlei vrouwen: mooien en leelijken, ouden en jongen. Sommigen leken versleten hoeren, anderen waardige matrones. Na twee dagen had ik er genoeg van en besliste voor een kamer met ontbijt en lunch voor f 40 achter het Concertgebouw, J.W. Brouwersstraat 34bov. Het is een weduwe met eenige kinderen, vroeger rijk geweest. Binnen drie minuten kan ik bij Betty zijn.
| |
Amsterdam 10 October 1937
Op 25 Sept. heeft Betty haar scheiding laten inschrijven te Utrecht. Nu is ze dus voor de wet vrij. Heb ik verkeerd gedaan met haar, vraag ik mij soms af. Ik ben overtuigd van niet. Principieel heb ik leeren zien de liefde, waarvan het huwelijk de consolidatie is. In wezen is dit onontbindbaar, waarbij het wezen natuurlijk niet in een of andere wettelijke registratie ligt, maar in de feitelijke voltrekking van het psychisch-physisch verbond.
Hans Werkman (1939) is literatuurcriticus bij het Nederlands Dagblad. Hij schreef de biografieën van Willem de Mérode, B. Nijenhuis en J.K. van Eerbeek (De haven uitgraven, proefschrift 2004) en publiceerde daarnaast gebundelde kritieken, bloemlezingen, verhalend proza en poëzie.
|
|