Aantekeningen
In de rubriek Scopus brengt Johan Reijmerink drie gedichten samen onder het gezichtspunt van één thema.
luuk gruwez (1953) is dichter en prozaïst. Zijn roeping om te schrijven begon met een cadeau van zijn opa: het synoniemenwoordenboek Het juiste woord. Dat bood hem de gelegenheid correct Nederlands te leren schrijven. Het schrijven werd in zijn milieu van nijvere zakenmensen echter als een nutteloze bezigheid beschouwd. Dat was voor hem als perfectionist die de neiging heeft de eerste en de beste te willen zijn, een lastige situatie. Nog altijd probeert hij met klassieke middelen tegemoet te komen aan de eisen die hem worden gesteld.
In het vormgeven van zijn dromen voelt hij zich verwant met de beeldobjecten van de Belgische kunstenaar Panamarenko. Deze beeldend kunstenaar maakt objecten zonder functie. Gruwez noemt zich in navolging van Panamarenko als dichter een ‘sukkelaar van de dromen’.
Gruwez weet zich door de dood aangevochten. Zijn ouders zijn jong overleden, zijn geliefde werd door kanker bedreigd en zichzelf weet hij onderworpen aan de diagnose van multiple sclerose. Er gaat volgens zijn zeggen geen dag voorbij of hij denkt aan de dood. In zijn poëzie krijgt al wat nietig is grandeur. Waren in het begin van zijn loopbaan de gedichten vaak autobiografisch, ze ontwikkelen zich nu in een meer universele richting. Het gedicht ‘Estetika’ past bij die beginperiode.
Hoewel Gruwez als dichter het type van een ingenieur lijkt te zijn, staat hij zeker open voor het onverwachte woord, ‘de logica van het ongerijmde’, zoals hij het noemt, ‘een metafysisch moment’. Sporen daarvan zijn terug te vinden in één van zijn laatste bundels Dieven en geliefden (2000). Zijn vroege werk is verzameld in Bandeloze gedichten. Een keuze uit de poëzie 1977-1990.
erik menkveld (1959) beschouwt zichzelf als een opgewekt mens. Vanaf zijn zestiende schrijft hij al poëzie. De wereld ervaart hij niet als chaotisch of gefragmenteerd. Hij houdt niet van opgelegde somberheid, zijn toon is licht. Kennismaking met de Verzamelde gedichten van Gerrit Achterberg had op hem een magische uitwerking. Vanaf dat moment hoopte hij zelf ook ooit eens iets te kunnen schrijven wat net zo'n ongelofelijke, raadselachtige kracht had. Sindsdien dichter, een tijdlang redacteur bij De Bezige Bij en organisator bij Poetry International.
Menkveld houdt ervan om de grote thema's dood, vergankelijkheid en liefde op een onverwachte en lichtvoetige manier aan te pakken en te kijken of er dan nog iets wezenlijks over te zeggen is. Hij komt dikwijls uit op onverwachte perspectieven, probeert zich te verplaatsen in iets dat hij niet zelf is. Dolgraag zou hij iets begrijpen van wat buiten hem is, maar het is zijn overtuiging dat een dichter niet veel verder komt dan zijn eigen bewustzijn op iets anders te projecteren. Met die bescheiden opstelling tovert Menkveld een wereld vol verrassende beelden aan de lezer voor. Drie bundels staan er inmiddels op zijn naam: De karpersimulator