Liter. Jaargang 8(2005)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 22] [p. 22] Koos Geerds mijn schaduw, mijn eiland 1 jij licht, wit licht, bent schaduwloos en, adem die mij drijft, jij evenzo geen schaduw, bron, kleeft ook aan jou maar aarde, jij - vanaf mijn prilst bestaan drukt mij de schaduw van jouw element een schaduw die niet van mij wijkt die trouw blijft tot mijn dood waar deze schaduw gaat ga ik waar deze schaduw valt val ik waar deze schaduw slaapt droom ik waar hij zijn lippen plooit spreek ik mijn slagschaduw van wieg tot graf wat moet jij toch met mij, mijn schaduw waaraan herinner jij jouw stof de mens [pagina 23] [p. 23] 2 mijn onvoorwaardelijke schaduw ik geef geen zier om jou de schaduw van de bomen en van het huis bekoren mij de schaduw van een kind dat heen en weer springt grijpt mij aan de schaduw van een mooie vrouw van haar die ik het meest bemin maar om jou, schaduw, geef ik niets je mag om mij meteen vertrekken geen traan die ik om jou vergiet heb je mij ooit een dienst bewezen? je loopt mij hooguit voor de voeten ja vol verraad is jouw aanwezigheid [pagina 24] [p. 24] 3 heel goed besef ik - zonder afscheid van zichzelf maakt zich geen eiland van zijn bodem los zo raak ik van jou, ergerlijke schim, niet vrij want jij herinnert mij aan de verhoudingen van mijn bestaan zoals een eiland steeds zijn fundament vertelt dat het slechts deel uitmaakt van de planeet en van het heelal de aarde zo breng jij, monnik stil en grauw, bij ieder glimpje van het licht mijn ziel en het universum mij te binnen en ik beken - zolang jij maar de schaduw van mijn pen beweegt ben ik nog niet verloren in platvloerse letters [pagina 25] [p. 25] 4 pas met de dood ben jij van mij verlost jij wenst niet samen met mij in een graf te liggen of je te verenigen met mijn as jij hebt je plicht volbracht nu speelt de zon nog met jou, schaduw als met een spiegeltje een kind voorwerpen bloemen beesten mensen hij is op elke schaduw even stapelgek het innerlijk van dingen deert hem niet met longen lever nieren, zelfs mijn hart gaat hij geen enkele relatie aan denkbeelden en gevoelens laten hem koud hij kan het prima zonder liefde stellen daarin (mag ik je vleien?) lijkt hij op jou maar zonder hem kan liefde niet gedijen [pagina 26] [p. 26] 5 jij, schaduw, was er in de golven bij, toen ik daar speelde als een kind en in het warme duin vielen wij samen mijn lief omhelzend in de wind jij trok met mij de bolderkar van mijn gezin in jou ligt heel mijn leven opgeslagen jij bent de zwarte doos van mijn bestaan jij was getuige van mijn doen en laten er is zo pijnlijk veel dat ik mij liever niet meer heug dat ik de hemel dank dat jij niet los van mij kunt spreken ons afscheid bij de dood luidt daarom voor mijn part ‘vaarwel mijn schaduw, veel plezier’ en ik zal jou de rug toekeren op mijn bed maar het zou mij niet verbazen, als jij nog iets in petto hebt [pagina 27] [p. 27] 6 zoals het vers zich vrijmaakt van de dichter, reik jij, schaduw van mij, veel verder dan ik die mij verhoud tot jou als pen tot het gedicht zoals de stem versterft zonder zijn melodie jij neemt straks geen genoegen met mijn dood jij zult als een hond op mij gaan liggen wachten zonder eten en drinken, in weer en wind zul jij geloven dat ik op zekere dag mij bij jou meld dan zal het gaan als toen bij mijn geboorte jij zult je op mij storten als een weergevonden kind jij zult geen duimbreed van mijn zijde wijken jij zult een tweede dood niet dulden jij zweert een dure eed op mijn geluk jij zult een vader en een moeder voor mij zijn en samen noemen wij dit de eeuwigheid Koos Geerds (1948) publiceerde dichtbundels, kinderboeken en een kleine roman. Meest recente poëzie: Staphorst (1998) en Weerribben (2003). Vorige Volgende