| |
| |
| |
Nina Werkman
Gedichten
Na de zondeval
Honderdduizenden jaren gaan voorbij:
een oud verleden laat de veile winst
van de ontwikkeling, Augiasstal
van het verstand, en wat de wereld sinds
die tijd - ook wel genaamd de zondeval -
zich eigen maakte, gaat verdwaald zijn gang:
heeft Plato's grot verbreid naar overal,
heeft zich verloren buiten storm en drang
aan schuld en wat daar verder nog van zij.
En waar wij kwijnen in ons eindig spoor
gaan honderdduizend jaren door en door.
| |
| |
| |
Em bruf
Op dinsdag, middenin de krantenkoppen,
komt aan de grensgebieden van mijn oor,
van buitenslands, onzegbaar zoet, de klare,
aan dromen opgedragen echo door
van verre winters, en een zonderbare
bezinning, over liefdes taal en lome
tongval omhoog naar ouder wedervaren,
boven het bergland, hoger dan de tomen
van nevels om de witte wereldtoppen.
Nog roert een klank als van voorbij de Lethe
mijn aardse hart; het wil er niet van weten.
Em bruf: hogerop, bergopwaarts (Walliser dialect - Zwitserland).
| |
| |
| |
Hoe anders
Hoe anders is de nacht, de weg waarlangs
het oude water gaat ontdaan van voetvolk
en meer daags verkeer, het asfalt zwart als
de geploegde aarde aan de overkant, geen
raam waar zichtbaar nog bewoning huist.
Hoe anders is de nacht. Kent ze haar duister?
Geeft zij een naam aan wie mij hier is voor-
gegaan, de zijden fluister om verbroedering
in óf het toch roerloze riet óf in wat hoog
boven de blote gedachten waakt en wacht?
Hoe anders is de nacht, hoe wijder heen om
mij, die nu zonder gewicht ten naaste bij de
wetten tart van lijf en zwaartekracht en ook,
hoe nauwer sluit haar vege luister het licht
van zekerder te weten buiten en uit.
| |
| |
| |
Overwintering
Roep de zon aan, ijver naar de maan, dit is weer
van november, het wordt er klein en eindig van.
Tel het vergaan van dagen tot en met de winter-
zonnewende, reken de volgende verjaardag na;
bouw een altaartje, schik stenen naar hun zin
op fijne zijde rondom de scarabee, bezweer
met de onheiligste van alle tekens het duister,
brand kruiden in de hoeken van het huis, zeg
spreuken die gebleven zijn, steek kaarsjes aan;
verzin een list, lees dichters, schrijf het beter.
Dek onderwijl de schelle klepel in een doek dat ik
de diepte bloed en zweet, berg mij de schaduw in,
de slaap waar niemand nog iets bindt, niet vaders
trots, niet moeders grote kind meer, voorzeker niet
het beste meisje van de klas, en ook niet ieder kan
vertrekken naar India. Laat het maar zover komen
als het moet of ga nog eens de vrede na van eerst
met Jezus' armen om veiligheid als van een thuis.
| |
| |
| |
In het voorbijgaan
O, het is niets: een nanacht met in het voorbij-
gaan de eerste rijp over de tuin (die hoe dan
ook, gelost dunner blijft op het oog), tot aan
het duinmeer: vrieslucht en frituur, eerste patat.
De aanloop naar een vochtig web, draden losjes
gesponnen van heg naar heg, zo dat de mannen-
hand in het voorbijgaan danst en opzij gaat en
zijn gang weer sluit; een beetje water op aards
oppervlak verspreid, al naar gelang het tij, de
schaduw van een dak, al naar gelang de plaats;
verzen voor maandag, de verkozen voordracht
van buiten opgezegd, mettertijd uit het hoofd.
Deuren die van zichzelf een beetje open kunnen,
elk op hun kier tenslotte
droom in de morgen die door disneygordijnen
| |
| |
| |
Zonder blauw
Hier kan het wel geweest zijn, met zo'n
steiger en van dat oude water; het smaakt
ook nog een beetje achter in de mond naar ijs
en zout, versmolten al die jaren door, en dan
de geest van olie op de golven, spiegelend niets.
Op de bedeesde bries beweegt het einde
van de grote stromen met al die winden mee,
kraakt in voorvaderlijk getij de sleetse steven.
Heeft ooit een later schip deze beweerde
ligplaats ingenomen, dat lijkt alleen gebleven
in hoe loos een lus zich aan de bolder houdt.
Ten slotte is ervan gekomen wat in de lucht
hangt, van toen en ver maar zonder blauw. Zo
als aan de verweesde kade die vlag: het klappen
van het lege touw tegen de mast. En op een
smal plankier de voetafdruk waarin ik ga.
Nina Werkman (1947) werkte als personeelsadviseur en schreef eerder toneelteksten. Haar poëzie verscheen in Noachs Kat, Lyra, de Poëziekrant, het Groninger tijdschrift Krödde en in o.a. de bundel Een geparkeerde kameel, met werk van de vijf winnende dichters van de Dunya Poëzieprijs 2002. Voor haar gedicht handenbinders ontving zij de Jan Boer Poëzieprijs 2005.
|
|