Edo Hebinck
Verschilligheid
Beelden
Veel muziek is tegenwoordig draagbaar; het geluid komt uit een kunststof doosje met tiptoetsen en oortelefoon en zo'n apparaatje draagt ondoorgrondelijke namen als mp3-speler of iPod. Het heeft met elektronica te maken en je hoeft niet te snappen hoe het werkt. Elektronica maakt onverschillig. Bij de oude platenspeler was dat nog anders: zo'n ding had een eigen binnenste met motor en aandrijfriem en het vroeg van de gebruiker haast een soort tederheid om de naald in de groef van een kwetsbare langspeelplaat te laten zakken.
De Edese kunstenaar Edo Hebinck (1958) is gefascineerd door het binnenste van de dingen en verbaast zich over hun ‘verschilligheid’: hoe weet het mechaniek van een grammofoon muziek te ontfutselen aan de groef van een 78-toerenplaat? Vanuit deze verwondering bouwt hij zijn werktuigen en gebruikt daarvoor nederige materialen die hun tijd hebben gehad: een oude naaimachine, fietsonderdelen, een afgeschreven stoel. Werktuigen breiden de lichamelijke mogelijkheden van de mens uit: neem de bril waarvan sommigen zich moeten bedienen om dit stukje tekst te kunnen lezen. Hebincks werktuigen (of: droomtuigen, speeltuigen, vervoertuigen, kijktuigen) doen niet anders en zetten aan tot verwondering, tot spelen en vervoering, kortom: tot verschilligheid. Een oude Singer-naaimachine transformeert hij in een apparaat dat zeepbellen blaast en een afgeschreven stoel voegt hij met het houten deksel van een naaimachine en onderdelen van een koffergrammofoon samen tot ‘Draaistoel’: een heuse platenspeler wiens binnenste je met een handle-tje in een staat van opwinding brengt en dat dan gruizig klinkende jazz laat horen. Hebinck maakt zijn objecten in series, waarbinnen de objecten steeds verschillen én overeenkomen.
Een andere bellenblaasmachine moet je duwen of trekken en bestaat - naast het mechaniek van de naaimachine - uit fietswielen en de steel van een zeis als dissel. Het werk heeft de titel ‘Vehikel Vanitas’ meegekregen en dat illustreert de wisselwerking tussen taal en beeld in dit werk. Met dezelfde precisie waarmee hij zijn werktuigen construeert, zoekt Hebinck naar woorden om elk werk een eigen naam te geven. Behalve beeldbouwer is hij een taalproever met een voorkeur voor woorden op leeftijd. In de titels worden die verbruikte woorden zelf ook opnieuw onder spanning gezet. Hebincks beelden zijn poëzie om naar te kijken. Maar eigenlijk willen ze het liefst aangeraakt worden. [hk]