Gert van de Wege
Archief Chr. Lit. 2
- | Wanneer wij zo met Adama van Scheltema bezig waren, dachten wij niet aan zijn socialistische inslag. Wij vonden het een dichter die plezier in zijn leven had door eenvoudige voorvallen en dingen en dieren. Hij zag iets heel liefs in de wereld, en dat gingen wij ook zien.
M. Nijsse, ‘De zanger van iets heel liefs. 1877 C.S. Adama van van Scheltema 1977’, rd, 4 maart 1977. |
- | Als je een roman van Balkenende in handen krijgt weet je vooruit dat het een vrijgemaakte roman zal zijn.
R.v.R., ‘Groot gewin door W.P. Balkenende’, De reformatie, 24 februari 1979. |
- | Maar de schrijver heeft het geloof en de moed gehad om een ontzaglijk moeilijk en zwaar onderwerp in een roman aan de orde te stellen: namelijk dat van het ongehuwde moederschap.
H. Slings, ‘Een boek om dankbaar voor te zijn [W.P. Balkenende, Blij op het puin], nd, 1 april 1976. |
- | Als hij op zijn fiets over de kronkelende Walcherse wegen reed, moest hij soms afstappen. Hij ging dan enkele aantekeningen maken. De arbeiders op het land zeiden dan tegen elkaar: ‘Kiek, noe gi Beversluus een versje schrieve’.
M. Nijsse, ‘Martien Beversluis: vergeten dichter?’, rd, 5 september 1975. |
- | Veelszins is de verwijzing naar Bilderdijks zonden en gebreken - die hem inderdaad niet vreemd waren - een excuus geweest om zijn indringend requisitoir tegen de tijdgeest niet te behoeven te horen en te verstaan.
W. van der Zwaag, ‘Waakhond op het nachtelijk erf. Het leven van Willem Bilderdijk (i)’, rd, 17 februari 1984. |
- | Gisteren was het honderd jaar geleden dat de Here Zijn kind, Isaäc da Costa, zoon van het oude verbondsvolk, strijder voor de eer van Zijn naam, die daarvoor veel smaad had gedragen, tot Zich nam.
H. Westerink, ‘De dichter Isaäc da Costa’, Gereformeerd gezinsblad, 29 april 1960. |
| |
- | Hij kende de orthodoxie in hart en nieren en schreef mij eens: ‘Laten we hopen dat ik iets kan terug betalen met werk dat een beetje bruikbaar is voor de groep mensen waar we in leven, die ons veel kwaad gedaan heeft en zo veel, veel goed.’
P.J. Risseeuw, ‘Herinneringen aan J.K. van Eerbeek’, ?, 3 november 1962. |
- | Het is voor wie verscheurder leeft en - als reformatie-kind - minder synthetisch denkt, benijdenswaardig. Maar waarom zouden wij benijden? Met die drie kostelijke boeken voor me, talrijke uren fijn genot en zuivere vreugde, verheug ik mij.
W. Barnard, ‘Hij heeft de rust van een gewortelde. Bij de Verzamelde Geschriften van Anton van Duinkerken’, Hervormd Nederland, 12 januari 1963. |
- | Ik mis de royale lofprijzing in deze bundel.
Hans Werkman, ‘Anton Ent tsjilpt in de achtertuin’, nd, 22 september 1978. |
- | Jan de Groot, ‘zo ver doorgebroken dat we hem nooit meer tegenkomen’, is in hart en nieren christen, een van de weinige werkelijke, geboren christen-socialisten zoals indertijd Enka.
C. Rijnsdorp, ‘Jan H. de Groot zestig jaar’, ?, 11 maart 1961. |
- | Deze en dergelijke reacties uit de mystieke kring van de oud-Gereformeerde gemeenten kunnen alleen verklaard worden uit de tegenstelling die daar heerst tussen natuur en genade, waarbij het sexuele leven in feite een verdrongen complex is.
R.v.R., ‘Het scharlaken koord ii [roman van C. Lambregtse]’, De reformatie, 27 maart 1976. |
- | Nog één opmerking: In dit zo fijn geschreven boek past de zin op pag. 64: ‘Zo'n plan is een doodgeboren kindje’ beslist niet.
H. Slings, ‘Een nieuwe roman van mevrouw Van Manen-Pieters’, nd, 14 juli 1976. |
- | Ik begrijp zo goed dat Achterberg een voorspraak voor Marsman wilde doen bij God en omhels hem om zijn onrustige, aandringende gebedsflarden uit 1940, en bid mee: ‘Red Marsman, die in Frankrijk woont, o God.’
George Harinck, ‘Marsman-biografie laat religie liggen’, nd, 17 december 1999. |
- | Voorzichtigheid heeft elke lezer te betrachten, die Willem de Mérode's verzamelde werken ter hand neemt: hoedt U voor de zwoele drank der mystiek, waarin soms hele bundels gedrenkt zijn.
W. Meijer, ‘Willem de Mérode herdacht’, Gereformeerd gezinsblad, 15 juli 1952. |
|
|