| |
| |
| |
Gerrit Kamphuis
Morgen schrijf ik een punaise
Dagboekfragmenten, gekozen door Hans Werkman [2]
19 September-3 October 1936
Parijs zie Reisjournaal*
- | Gerrit Kamphuis was twee weken met zijn vriendin Betty Simons Cohen op vakantie in Parijs. Het cahier dat Reisjournaal heet, is op enkele inleidende aantekeningen na (zie aflevering 1) geheel blanco. |
| |
21 October 1936 Woensdag
Belangwekkende dagen gehad. Vrijdag 5 uur naar A'dam gegaan. Met Bert Bakker, die op 't Stationsplein wachtte, naar De Bruin. Later kwam Jan de Groot ook. Over verschillende belangrijke kwesties gesproken. Hein de Bruin* bevestigde het gerucht, dat hij 1 Jan. a.s. mederedacteur van De Werkplaats werd. Wij brachten hem het afkeurenswaardige hiervan onder 't oog. In alle opzichten maakt dit een beroerde indruk. Roel Houwink heeft een stukje in Opw. Wegen geschreven om De Bruin uitgeleide te doen, motiveerend, dat deze zich liever alleen aan creatief werk zal wijden. Dit wordt nu door de feiten gelogenstraft en de hele zaak komt in een scheef licht te staan. De redactie van Opw. Wegen laadt den schijn van onwaarachtigheid op zich, De Bruin, die de geboden gelegenheid tot correctie van dit stukje voorbij liet gaan, maakt een lafhartige en onbetrouwbare indruk, daar hij het z.i. zinkend schip verlaat en bij De Werkplaats onderdak zoekt, nadat hij zelf zijn uittreden gemotiveerd had met de opmerking, dat de redactiewerkzaamheden hem in 't creatieve werk belemmerden. En De Werkplaats blijkt vreeselijk gekonkeld te hebben om De Bruin aan zich te trekken. Het is een walgelijk literair-politiek bedrijf. Dat De Bruin uit Opw. Wegen ging, had wellicht zijn reden: hij deed het meeste werk en had in zijn streven naar verbetering niet de medewerking van den uitgever en wrijving vooral met V. d. Leek; maar hij had wel even met dit bericht kunnen wachten, daar hij wist, dat de overige redactie de koers wijzigen wilde. Hij heeft in deze heele zaak te impulsief gehandeld en zonder besef van de verantwoordelijkheid, dat hij in die situatie moest hebben. Onvergeeflijk is in ieder geval zijn overloopen naar De Werkplaats. Het maakt op den buitenstaander een buitengewoon ongunstigen indruk. Jammer, dat De Bruin zoo deed, ik had in de loop der jaren sympathie gekregen voor zijn persoon en werk.
| |
| |
Om half tien bracht Jan me naar Betty en zijn Bert en Jan naar Reinders gegaan (een artistenkroegje in de Korte Leidsche Dwarsstraat naast Scheltema), waar o.a. Jan van Ees, Halbo Kool, Binnendijk, Michel enz. waren. Jan dronk niets wegens zijn maag, Bert was in minimum van tijd dronken, stopte een arm artist een gulden in zijn jaszak (‘om naar de bioscoop te gaan’), maakte ruzie met een garagehouder en had later op de Kring, waar ze door Halbo Kool geïntroduceerd werden nog veel praatjes. Om drie uur waren ze weer thuis en Bert heeft de heele Zaterdag en Zondag gelegen.
Zaterdagmiddag samenkomst met de redactie van Opw. Wegen ten kantore van de uitgever. Aanwezig: Houwink, Van der Leek, Muller en Van Ulzen.
Houwink voerde het woord, herhaalde de uitnoodiging, waarna zich een gesprek over de richtlijnen van het tijdschrift ontwikkelde. M.i. waren deze veel te theologisch-critisch gezien. Natuurlijk kwam het conflict V. d. Leek-Heeroma* ter sprake, waarbij ik rustig kon toehooren, hoe de anderen zich hierover nog tegen elkaar opwonden. Voorts heb ik de wenschelijkheid naar voren gebracht het tijdschrift meer algemeen kunstzinnig te maken. Op hun verzoek heb ik bij mij aanwezige bezwaren tegen Opw. Wegen uiteengezet: V. d. Leek beloofde, weer bijdragen te zullen leveren, met Muller ontspon zich een debat over de al of niet wenschelijkheid van het in lange artikelen bespreken van allerlei minderwaardige z.g. christelijke lectuur. M.i. moet daarvoor niet zoo veel plaats ingeruimd worden. Houwink vreesde, dat er dan een avant-garde groep zou komen, die los stond van het publiek, wat ik bestreed, daar een voorhoede altijd een grootere massa achter zich heeft. De menschen, die genoemde lectuur lezen, vragen niet beter en hoeven dus niet door ironische artikeltjes ingelicht te worden. En wie meer begeert, vindt ook de weg daartoe wel via de literaire tijdschriften.
V. d. Leek bestreed nog eens Heeroma's opvatting van het dichterschap, met verwijzing naar Stephan George en Verwey. Maar eigenlijk is V. d. Leek's werkzaamheid inzake protestantsche literatuur altijd meer negatief dan positief geweest.
Ik was niet op mijn best, zoodat ik mij slecht verdedigde; op veel kon ik trouwens weinig zeggen en bovendien verkeerde ik in een bijzonder lastige situatie om een besluit te nemen. Ik heb dan ook beraad gevraagd tot 24 October. Op zichzelf voel ik niet zooveel voor hun theologisch-critische richting en op literair gebied zullen ze, naar trouwens gebleken is, daar bitter weinig mee bereiken. Daar staat tegenover, dat ze van koers wijzigen willen (ook Romijn* is uitgenoodigd, een journalist van het Utrechts Nieuwsblad, die goed algemeen artistiek bij schijnt te zijn).
Zondagmiddag met Betty naar de tentoonstelling der Onafhankelijken; ik was iets te moe om alles goed in mij op te kunnen nemen. 's Avonds naar het concertgebouw, waar Van Beinum verschillende solistennummers dirigeerde.
Maandagmorgen tentoonstellingen gezien van een Fransch-Argentijnsche juf- | |
| |
frouw Irm, op 't eerste gezicht treffend, maar later, ondanks groote bekwaamheid, toch te ondiep; van Kor Postma gouaches van een te gewild-literair surrealisme, wemelend van sexueele en andere symbolen, soms wel fijn van kleur en lijn; bij Van Lier een tentoonstelling van A.C. Willink. Zijn zelfportretten waren wat wasachtig in huidskleur van gelaat en handen. Overigens een modern indringend realisme; een prachtig landschap in vele groenen, herinnerend aan de oude Hollanders, vooral door sterke lichtcontrasten in de verschillende plans.
Maandagmiddag naar Bussum en 's avonds bij Jan de Groot een flesch wijn geledigd op de eerste verjaardag van diens zoon. Dinsdagmorgen met Bert door de herfstbosschen gewandeld.
's Avonds naar Zwolle. Bij thuiskomst een brief van Henk Mulder,* die nog bij zijn vrouw woonde, waaruit dus viel op te maken, dat zijn gezondheidstoestand goed blijft; de toon van zijn schrijven was ook opgewekt. Dezelfde avond heb ik hem uitvoerig geantwoord.
Ook een schrijven van Roel Houwink, meldende, dat Romijn het redacteurschap aanvaard had. Als blijk van vertrouwen zegde Houwink mij verzorging der poëziekroniek toe, wanneer ik toe zal treden.
- | Hein de Bruin: Zijn naam stond in Opwaartsche Wegen van augustus 1936 voor het laatst bij de redactie; in het septembernummer luidde Houwink hem uit. |
- | Conflict: Harmen van der Leek en Klaas Heeroma maakten tot einde 1934 deel uit van de redactie van Opwaartsche Wegen. Van der Leek had in Eltheto van oktober 1934 Heeroma's bloemlezing Het derde Réveil (1934) hard aangevallen. Heeroma verliet daarop Opwaartsche Wegen en nam J. Haantjes en J. van Ham mee. In januari 1936 begonnen deze drie samen met W.A.P. Smit het concurrerende tijdschrift De Werkplaats. |
- | Romijn: Jaap Romijn (1912-1986) uit Utrecht was bevriend met Willem de Mérode, Bert Bakker en Barend de Goede. Na de oorlog startte hij als directeur van uitgeverij Bruna de Zwarte Beertjes-serie. Van 1964 tot 1977 was hij directeur van museum De Princessehof te Leeuwarden. |
- | Mulder: Hendrik Mulder (1906-1949) schreef gedichten onder de naam W. Hessels. Vanwege zijn tuberculose emigreerde hij in 1934 naar Zuid-Afrika. Zijn vriend Gerrit informeerde hem per brief over de stand van zaken in de Nederlandse literatuur. |
| |
22 October '36
Weer een brief van Houwink, met de mededeeling dat ook Tom de Bruin* toetreden zal met ingang van 1 Nov. a.s. Daarbij gevoegd een redactioneel, nog te plaatsen artikel ‘Christelijk-literair’. Met de hoofdlijnen daarvan ben ik het niet oneens, maar het heeft m.i. weer de oude fout: te veel gepreek en te weinig litteraire realiteit. Houwink noemde het bij ons onderhoud van vorige week een voordeel, dat hij in zijn jeugd niet naar catechesatie hoefde en niet doodgepreekt was, zooals
| |
| |
wij anderen van orthodoxe afkomst. Ik betwijfel het. Want hij preekt nu zelf te veel. Het maakt mij nu weer moeilijker de uitnoodiging aan te nemen. Ik heb als ideaal voor een lett. tijdschrift: het geven van proza, poëzie en essay, waarin de prot. levensbeschouwing tot uiting komt. Aan een voortdurende en alleen maar theoretische bezinning op het wezen van het christelijk kunstenaarschap hebben we niets. Laten we werken, vechten desnoods, maar niet leuteren.
‘Spectrum’ is nu ook uit. Netjes uitgegeven. Letter te groot in verhouding tot de oppervlakte der pagina's. Thans zou ik een andere keuze doen, van sommigen b.v. meer representatieve gedichten; van anderen (Peelen, Lammers) vervangen door betere. Enfin, over 't algemeen toch wel een goed overzicht.
Een exemplaar naar Betty gestuurd en een naar Miep voor haar verjaardag.
's Avonds brief aan Houwink geschreven waarbij ik mijn gevoelens uiteenzet, verbeteringen van Opw. Wegen aanbeveel en het redactielidmaatschap aanneem.
- | Tom de Bruin (1907-1940) schreef verhalend en beschouwend proza. In de eerste oorlogsdagen werd hij per ongeluk door een Nederlandse schildwacht doodgeschoten. |
| |
23 October
Vanmiddag naar Kok, Kampen geweest. De copij voor De Weegschaal gebracht. Hij meende, dat Tazelaar daar vooral ook in moest. 'k Heb hem dat uit het hoofd gepraat, door op te merken, dat Tazelaar bij de jongeren weinig gezag meer had.
Overigens was hij heel geschikt. Nog een presentex. van Spectrum gekregen en een van De Bruin's Schalm en Scharnier. Hij was bang dat Minderaa's Kerstlied* afkeuring bij de orthodoxen zou ontmoeten. Ik heb daarop een uitvoerig pleidooi gehouden, dat wij het niet iedereen naar den zin konden maken, dat wij de algemeenheid van onze doelstelling in de Verantwoording voldoende verdedigd hebben en dat we zelfs een uitstekend gedicht van Achterberg* achterwege lieten, omdat men misschien aanstoot aan de vrij sterke erotiek daarvan zou kunnen nemen. Volgens zijn zeggen waren de totale kosten van Spectrum f 600 geweest; daarom kon hij ook de lange gedichten met niet meer dan f 3 honoreeren. Voorts vroeg hij me om bevriende literaire relaties op te wekken tot spoedige (en hij bedoelde natuurlijk ook: gunstige) bespreking. O, die vervloekte literaire politiek. Kan men daar dan niet buiten blijven? Natuurlijk moeten we alles doen om het boekje goed te doen verkoopen; maar waar blijft hier het literair geweten. O, de zuiverheid te bezitten om in volledige afzondering literair scheppend bezig te zijn! zonder tijdschriften, redacties en uitgevers!
'k Was net te laat voor den trein, zoodat ik een uur moest wachten. Langs de kade geslenterd. Een grijze nevel over de rivier; 't water loom en loodkleurig; de middag verschemerde naar den avond. Huizen langs de kade en daarboven het klokkespel. Welk een vrede, grijze verstilling en rust in deze uithoek. 't Is of men alles achter een glazen wand ziet bewegen en zijn.
| |
| |
- | In ‘Kerstliedje voor 1935’ vroeg P. Minderaa aan het kerstkind ‘oprechten en boozen / diep-religieusen en goddelozen’ en ‘de schunnige meisjes in de bordeelen’ ‘een beetje heiligheid te geven’; ‘maar doe de deftige predikheeren / vergeten, wat ze preeken moeten’. |
- | Het ging om ‘De bruid zingt’ (vg 88). Bert Bakker aan Gerrit Kamphuis (18 juni 1936): ‘laten we, om Kok ergernis en erecties te besparen, dat bruidsvers laten vervallen’. |
| |
26 October
Brief aan Mevrouw Kuyper* met verzoek om spoedige bespreking in De Heraut en nadere uiteenzetting van de doelstelling van deze bloemlezing.
Brief van Jan de Groot; hij blijkt verrukt over Spectrum en heeft medewerking aan Opw. Wegen toegezegd om mijnentwil, ondanks dat hij aan V.d. Leek en Muller vertrouwen opzei. Brief van Bert Bakker, die ontevreden is over Kok's honorariumregeling, n.l. f 3 ook voor lange verzen. Kees Klap was de dupe geworden met een heel lang gedicht. Bert moet het maar met Kok uitvechten. Voorts had hij een gedicht bijgevoegd ‘Meditation triste’, waarin uitstekende elementen zaten, die echter zwak uitgewerkt waren; ik betwijfel soms of hij voldoende aesthetisch gevoel heeft om een zuiver gedicht te schrijven. Zijn proza (in De Werkplaats) is nog zeer zwak. Buitengewoon hinderlijk is daarin het herhaald en ongemotiveerd gebruik van een of twee aan Van Eerbeek ontleende stijlvondsten.
Brief van V.d. Leek en Tom de Bruin met een ontwerpart. De Taak van de Redactie. Een veel te uitvoerig en aan 't eind nogal verward stuk, dat de lezers slechts kopschuw zal maken. Waarvoor is al dat geouwehoer noodig? Ik zie nu al aankomen, dat ik een enorm werk heb te verrichten met in deze redactie te vechten voor een behoorlijk tijdschrift.
- | Mevrouw Kuyper: Hendrika Kuyper-van Oordt (1875-1941), schoondochter van Abraham Kuyper, schreef aristocratische romans als Een martelaarskroon voor Joris Praet. |
| |
28 October
Risseeuw gefeliciteerd met een strofe bij de geboorte van zijn eerste zoon na jarenlang huwelijk. 't Zal me benieuwen hoe hij daarop reageert; zou hij 't als ongepast mopje beschouwen? Hij is een beetje burgerlijk. Maar ik meende het van harte: dat zal hij toch wel begrijpen. Van H. de Bruin een hartelijke brief met een zwakke verdediging van zijn houding; hij uitte waardeering voor mijn art. over Nijhoff. Hij verwijt mij dat ik mijn sceptische houding inzake de tijdschriften liet varen. Maar wat moest ik dan? Altijd maar uit een hoek critiek oefenen en nooit zelf op dit gebied iets aanpakken?
Vanmorgen een bewogen brief van Dotje*: hartstochtelijk dank voor ex.
Spectrum, waarin ik het rondeel* als opdracht gezet had. Ze was erg ziek geweest, tusschen de regels schemerde door, dat ze zwanger geweest was en een al dan niet
| |
| |
geforceerde miskraam gehad had. Twee doktoren waren er bij geweest. Hoe menschelijk van haar om dit interessant te vinden, in de vermeende laatste oogenblikken het heele leven nog eens te zien voorbijgaan, enz. Er zit iets gewilds en literairs in, maar zijn we niet allen zoo. Overigens interessant om de uitwerking van zoo'n zorgvuldige boring (toezending boek met opdracht) te zien: plotseling spuit de warme bron weer met volle kracht. Ik had haar trouwens in lang niet geschreven en uit Parijs enkel een ansicht met een ironische chimaere gestuurd. Jammer van het boek, dat ze de eerste pagina (met opdracht) er uit gescheurd heeft; inderdaad belette deze het aan vrienden te laten zien!*
Van Kok een brief, dat hij de langere gedichten toch maar extra gehonoreerd heeft. Blijkbaar heeft Bert B. hem dit eens flink gezegd.
- | Dotje: ‘Dotje Lichtenstein, Van Hoornbeekstraat, 's-Gravenhage, waar ik een paar weken was ingekwartierd tijdens het volgen van een militaire cursus’ (notitie in de marge). |
- | Het gedicht ‘Rondeel’ zou een week later verschijnen in Werk (red. Jan H. Eekhout), en later in de bundel Aardsch seizoen (1937): ‘o zachtheid van je schoot, mij toegeheven / in 't liefst verlangen naar hereeniging’. |
| |
3+5 November, A'dam
Naar Goslinga: tentamen middelnederlandsch. Te vertalen: stukje uit Floris ende Blancefloer (408-468), uit Carel ende Elegast en uit Maerlant's Sint Franciscus. Maar waarom is deze man prof. geworden? Hij mist alle bewegelijkheid en levendigheid van geest, stelt slechts schoolsche vragen, fronst bedenkelijk de wenkbrauwen, als men daarbuiten gaat, drukt zich onduidelijk uit, zoodat op sommige zijner vragen onmogelijk een antwoord te geven is en toont noch een scherpzinnige geest, noch een diepere menschelijkheid. Wel is hij in persoonlijk gesprek vriendelijk, beleefd en belangstellend en heeft hij ook een (overigens betrekkelijk geringe) hoeveelheid wetenschappelijk werk gepresteerd. Enfin, na een tocht per autobus door de donkerende, verlaten landen, in regen en modder, naar Sloten, en een verblijf van 3-5 in de hooge, kapel-achtige studeerkamer van deze man, bleek er geen bezwaar mij tot het examen toe te laten en spoorde hij mij zelfs, overigens terecht, aan dit zoo spoedig mogelijk te doen.
's Avonds met Betty (grammofoon)muziek: Suite van Bach, enz. Woensdag tentoonstellingen: van Isodore Opsoomer, niet sterk, behalve in de portretten, daarna Toon Kelder bij Wisselingh: verfijnd sensueel, half verdroomd soms. Het naakt van zijn vrouw, een halfbloed met opvallend zware borsten, bloeiend lichtbruine vleeschkleur, het hoofd terzijde gewend en in de schaduw, was treffend. Dàt is een vrouw, als wéreld van verlokking, bloei en verderf inbegrepen.
Betty wou mij Donderdagavond meehebben naar een concert. Waarom ben ik naar Zwolle gegaan? Is zij mij niet het liefste wat ik heb? Misschien, omdat ik me
| |
| |
wat leeg voelde; eigenlijk moest men altijd vervuld zijn (‘il faut être toujours ivre’), vervuld van een droom, een plan, van woorden of van een muziek. Dan kan men een ander wat geven. Ik kon haar niets geven op dat oogenblik, en ik had het materiaal niet, om me in het werk te verdiepen, dus ben ik Donderdagavond naar Zwolle teruggegaan.
| |
6 November 1936
Brief van Dotje, die mij zelfs voogd over Kareltje wil maken. Maar ik moet eerst eens weten, wat dat toeziend-voogdschap eigenlijk inhoudt.
Jan Eekhout's ‘Werk’* ontvangen. Er staan voortreffelijke dingen in: een zeer geestig essaytje van Heeroma; zoo moet hij vaker schrijven, een heel goed stuk proza van Hein de Bruin. Jammer, dat wij dit en Roel Houwink's essay niet voor onze eigen serie hebben kunnen krijgen i.p.v. wat we nu hebben. Van Ham zit weer wat te mieren met begrippen van anderen; hoe is deze man ooit in de essayisterij verzeild geraakt? Uitvoering van 't boek maar zeer matig: goedkoope band, lomp formaat, papperig papier en slechte portretreproducties. Letter en verdeeling overigens goed. Mijn eigen portret is melig en zonder plastiek; fout van de fotograaf, die zijn belichtingstechniek niet kent. Mijn bijdragen bevatten wellicht enkele goede regels, maar zijn overigens slechts matig.
Opw. Wegen ontvangen, waarin ik voor 't eerst met de twee andere nieuwen als redacteur vermeld sta. Er zal nog heel wat aan gewerkt moeten worden.
- | Werk: Jan H. Eekhout (red.), Werk. Het koek der Jong-Protestantsche Letterkunde, Den Haag 1936, een boek met een te pretentieuze ondertitel alleen al omdat werk van De Mérode, Van Eerbeek, Wilma en Rijnsdorp ontbrak. |
| |
7 November
Gisteravond bij Meindert Boss geweest. Gesproken over erotiek en religie, over ‘dat timmermannetje uit Nazareth’, waartegen men tegelijk ja en nee moet zeggen. Soms stuurde Hij, zoals Meindert meende, de menschen met een kluitje in 't riet, b.v. toen Hij zei: ‘Geef den keizer wat de keizers is en Gode wat Gods is.’ Een van zijn diepste woorden vond M.: ‘Niemand komt tot den Vader dan door mij’, het zich zoo nauw aan den Vader verbonden weten, dat Hij zichzelf aan andere mensen kon aanwijzen voor den mystieken band met den vader. Ieder heeft, zei Meindert, twee of drie menschen op wier gezag hij de dingen aanneemt, die hij gelooft, deze twee of drie hebben weer enkele anderen, de top van deze piramide is Christus. 'k Heb M. aangeraden, een boek over Jezus te schrijven, daarin al zijn bevindingen van zijn bokspartijen met Jezus te vermelden, eerlijk te zeggen wanneer hijzelf knock out en wanneer Hij knock out was.
Voorts gesproken over onze litteratuur. De band van Jan Eekhout's Werk vond
| |
| |
Portret van Gerrit Kamphuis in Werk (red. Jan H. Eekhout).
‘Mijn eigen portret is melig en zonder plastiek; fout van de fotograaf, die zijn belichtingstechniek niet kent.’ Foto: Atelier W. Eelsingh, Zwolle.
| |
| |
Meindert onbenullig. Mijn Rondeel vond hij vooral in het laatste deel goed, precies andersom dan ikzelf, die dit deel te romantisch vond. Zijn origineele interpretatie echter ziet er heel andere dingen in dan ik zelf. Jan de Groot's Noodlanding vond hij heel goed, maar zijn Poolsche gedichten kon hij niet waardeeren; hij vond het te gewild verzen over Polen te schrijven, dat je eigen land niet is. Uitvoerig debat hierover, waarbij ik Jan de Groot's talent verdedigde, dat vooral sterk is in de snelle impressie, de rake, plastische noteering met soms daar boven uitschietend een plotselinge diepere symboliek.
| |
8 November '36 Zondagmorgen
Gistermiddag naar Utrecht geweest, waar een redactievergadering van Opw.
Wegen was in Pomona. Van 3 tot 7 vergaderd. Verschillende belangrijke zaken en besluiten. Intensieve propaganda zal er voor Opw. Wegen gevoerd worden, de nummers zullen voortaan 40 pag. bedragen minstens, Romijn en ik zullen een onderzoek instellen naar de mogelijkheden van een betere uitwendige verzorging van het blad, met name: vignetten en teekeningen van protestantsche kunstenaars; Henk Mulder's boekje over Hendrika Kuyper V.O. zal als premie gegeven worden voor de abonnées, een prospectus zal opgemaakt worden waarin de bedoelingen en werkwijzen van het blad uiteengezet worden, ik zelf zal voortaan de poëziekroniek te verzorgen krijgen.
De toestand van Opw. Wegen is niet slecht, want het aantal abonn. is dit jaar met 50 toegenomen. Men was niet ongenegen af en toe artikelen over schilder-, beeldhouw- en filmkunst te plaatsen. Romijn zal voor een art. over schilderkunst zorgen. Voor buitenlandsche literatuur voelde men ook wel, maar niet voor Marmelstein* omdat hij ie niet zoo'n goede vakreputatie genoot en 2e verouderde ideeën à la Tazelaar (ethisch/aesthetisch; moralistische critiek) aanhing. Boekbespreking meende men niet achterwege te kunnen laten wegens de leiding die daarvan uitgaat en voor velen onontbeerlijk is. De uitgever kreeg op zijn kop wegens het niet geregeld betalen der honoraria.
Het belangrijkste punt was de principieele inleiding van Tom de Bruin en Van der Leek, waarover lang gesproken is. Hun modernere theologische (Barthiaansche) opvattingen kan ik wel waardeeren, maar naar ik meende, behoort in ons blad allereerst de nadruk op het werk te vallen. Uitvoerige debatten met Tom de Bruin hierover, die geholpen werd door V.d. Leek en Houwink, zoodat ik het niet gemakkelijk had. 'k Zal dit stuk nog eens bestudeeren en Tom daarover schrijven.
's Avonds met Romijn mee naar huis gegaan en bij hem, z'n moeder, zuster en verloofde gegeten. Het is een jongen met een net voorkomen, nog jong en niet geprononceerd in zijn meeningen; op de redactievergadering heeft hij haast niets gezegd. Als kunstredacteur van het Utrechts Nieuwsblad is hij goed met literatuur en beeldende kunst op de hoogte.
| |
| |
Om half twaalf tamelijk moe weer thuis. Er lag een brief van Betty met de treffende regels ‘Ik was zoo bedroefd gistermiddag, ik denk doordat het zoo heerlijk is elkaar lief te hebben.’ Inderdaad, behoort de ‘tristitia post coïtum’ niet tot de diepste momenten uit iemands leven?
Vanavond. De heele dag brieven, waaronder een zeer lange, geschreven, aan Bert Bakker (over ‘Werk’ en een uitvoerige analyse van zijn gedicht (Meditation triste), aan De Bruin, aan Van Ulzen, aan Rispens, aan Barend de Goede en aan Betty.
Voorts gelezen in de gedichten van Muus Jacobse en Jan Campert.
- | In de reeks ‘Christendom en Literatuur’ (red. C. Tazelaar en M.J. Leendertse) verscheen van dr J.W. Marmelstein Figuren uit de Fransche Letterkunde, Holland, Amsterdam 1927. |
| |
12 Nov.
Gisteravond per trein naar Deventer, alwaar bezoek aan Rispens gebracht. Op zijn studeerkamer gepraat over Vestdijk (een soort Dostojewski zonder diens religieuze diepte echter, want alles is bij hem een tamelijk koude goochelarij van het intellect), over Heeroma's bedoelingen, over Spectrum en ‘Werk’, dat ik hem liet zien. Hij had een lieve vrouw, wier eenig gebrek was, dat ze te dik was. Reeds om 10 uur moest ik met de laatste bus terug.
't Eerste deel van een opstel van Vestdijk over Nijhoff gelezen. Vestdijk is een uitnemend essayist. 'k Wou dat ik dat geschreven had.
| |
13 November
Tom de Bruin's artikel* namens de redactie moet dan maar in Opw. Wegen. Als er dan maar niet verder gepreekt wordt, is het mij goed. 't Is geen onaardige vent, maar 'k betwijfel of hij wel de artiest is, die wij op zoo'n plaats (in de redactie van Opw. Wegen n.l.) noodig hebben.
De film over Rembrandt thans in Den Haag. Er zal zeer moeilijk een bevredigende film over dit onderwerp gemaakt kunnen worden. Rembrandt heeft zich in zijn werken reeds geheel visueel geopenbaard.
Brief van Mevrouw Kuyper ontvangen met de zin: ‘Ik zal aan de hand van wat U schreef zoo veel mogelijk mijn bespreking houden.’ Ik blijk dus de juiste snaren aangeroerd te hebben (aanknooping bij één van haar eigen ideeën, een kleine vleierij over haar laatste artikel en een opmerking over Anema).
Nijhoff en Van Duinkerken zullen samen een vaderlandsch tooneelspel* schrijven voor de feestelijkheden. Ik stel me voor, dat de laatste de gangmaker en initiatiefnemer en de eerste de uitwerker en vinder van bizondere ideeën is. Benieuwd, hoe dat werk wordt.
| |
| |
- | Artikel: Opwaartsche Wegen van december 1936 opende met ‘De taak der redactie’ (313-316), ondertekend met ‘Redactie’. De redactie bestond toen uit Tom de Bruin, Roel Houwink, Gerrit Kamphuis, H. van der Leek, P.H. Muller en Jac. Romijn. |
- | Tooneelspel: M. Nijhoff en Anton van Duinkerken, In Holland staat een huis, Amsterdam 1937, geschreven bij de verloving van Juliana en Bernhard. Van Duinkerkens biograaf Michel van der Plas schrijft negatief over Van Duinkerkens aandeel en over de opvoering. |
| |
14 November 1936
De Standaard heeft weer eens van groote lafhartigheid blijk gegeven bij een bespreking van de film ‘Rembrandt’. Nooit bekommert men zich daar om cultuur, en zeker niet om filmkunst, maar als Rembrandt in deze film een woord van de Prediker aanhaalt, tijdens een drinkgelag, schreeuwen ze moord en brand. Zoo'n vervloekte huichelarij. Alsof niet duizenden Gereformeerden schertsenderwijze dagelijks de bijbel citeeren. Van een kunstcritische bespreking geen spoor. Natuurlijk! Men mag de menschen niet naar de bioscopen drijven. Kunst is gevaarlijk. Dat hebben de leiders wel begrepen. En den rustig-sparenden burger mag vooral niet de realiteit der dingen onder oogen gebracht worden. Als Rembrandt nu ontmand en verslapt was tot een vrome kwezel, zou het goed zijn. De lafaards! Maar Rembrandt teekende pissende mannen en vrouwen en zich zelf tusschen de beenen van zijn vrouw in bed! Zoolang dit moralisme heerscht en men niet tot geestelijke vrijheid komt, blijft deze vorm van christendom waardeloos. 't Is niet moeilijk voor bessen op een hofje om een soort geloof te hebben. Het geloof krijgt pas waarde, als het midden in de realiteit van leven en werkelijkheid staat. Het is een van de mooie dingen onzer jonge literaire beweging, dat zij deze confrontatie aandurft. Als de film Rembrandt te veroordeelen is, dan zeker niet wegens dit burgermansmoralisme van achter de horretjes voortdommelende oude lieden.
Daartegen moet de strijd aangebonden worden. Morgen schrijf ik een punaise.* Aan de anti-cultureele domheden van dit blad moet een eind komen.
- | Punaise: de naam van een stekelig stukje in Opwaartsche Wegen. In december 1936 verscheen van Kamphuis inderdaad een pagina ‘Aanteekeningen over filmkunst’, maar zijn artikel over ‘Rembrandt’ dat hij daarin aankondigde is nooit verschenen. Het was Jaap Romijn die vanaf 1937 een filmkroniek verzorgde. |
Hans Werkman (1939) is literatuurcriticus bij het Nederlands Dagblad. Hij schreef de biografieën van Willem de Mérode, B. Nijenhuis en J.K. van Eerbeek (De haven uitgraven, proefschrift 2004) en publiceerde daarnaast gebundelde kritieken, bloemlezingen, verhalend proza en poëzie.
|
|