Teunis Bunt
Dierbaar boek
Mein System (1925/1926) van Aaron Nimzowitsch (1886-1935)
Achttien was ik, net geworden. In mijn boekenkast stonden nauwelijks dichtbundels: bloemlezingen uit het werk van Nijhoff en Achterberg waarschijnlijk, misschien enkele exemplaren van het tijdschrift Gedicht, dat geredigeerd werd door Remco Campert. Het zou nog bijna twee jaar duren voordat ik de verzamelde gedichten van een dichter zou kopen: Leopold, op advies van Anne Schipper.
Wel had ik al een rij schaakboeken in mijn kast staan. Openingenvademecum van Frits Roessel, bijvoorbeeld, een hele reeks prismapockets van Hans Bouwmeester, plus zo'n pocket over de match Fischer-Spasski. En Euwe natuurlijk, Oordeel en plan, na bestudering van welk boek ik voor het eerst het idee had dat ik echt iets van het schaakspel ging begrijpen.
Maar toen ik net achttien was, kocht ik een boek dat niet alleen een uitstekend schaakboek was, maar dat ook nog eens zeer onderhoudend geschreven was: Mein System, van Aaron Nimzowitsch. Waarom ik juist dit boek toen aangeschaft heb (ongetwijfeld bij Van der Galie in Utrecht), weet ik niet meer. Misschien wel vanwege de blauwe, kunstleren band, met gouden letters. Een mooi ingebonden boek, dat prettig openviel, lekker rook, gemakkelijk in de hand lag. Waarschijnlijk wist ik daar in de winkel nog niet dat ik een van de meest invloedrijke schaakboeken uit de geschiedenis in mijn hand had.
Mein System verscheen oorspronkelijk in vijf afleveringen in de jaren 1925/1926. Nimzowitsch (Riga, 1886) was als schaker toen al wel bekend. Zo won hij samen met Aljechin het toernooi in St. Petersburg in 1914. Maar na een slecht toernooi in dezelfde stad, in hetzelfde jaar, verscheen hij jarenlang niet achter het schaakbord.
Niet iedereen zal dat betreurd hebben. Nimzowitsch kon in de omgang bepaald onaangenaam zijn. In een partij tegen Walter John verscheen hij drie kwartier te laat in de toernooizaal, bekeek toen eerst uitgebreid de schilderijen aan de wand, voerde een zet uit zonder te gaan zitten en wandelde weer verder. Voor de eerste zestien zetten gebruikte hij maar vijf minuten, op de zeventiende zet bracht hij een subtiel pionoffer, dat hem uiteindelijk materieel voordeel opleverde. Zijn tegenstander was toen al zo geïrriteerd, dat hij de partij niet opgaf, maar nog tientallen zetten in verloren stelling doorspeelde. Zo maak je geen vrienden.
Nimzowitsch was een sombere, ietwat boosaardige man, overtuigd van zijn eigen gelijk, ook als zijn prestaties achter het schaakbord dat niet aan konden tonen.