| |
| |
| |
Gerrit Kamphuis
Met Betty haar hand afgegoten
Dagboekfragmenten, gekozen door Hans Werkman [1]
30 Juni '36
Drukke dagen gehad. Zaterdagmiddag kennis gemaakt met Rispens,* die mij een fragment van zijn werk over moderne nederlandsche literatuur ter inzage kwam brengen. Ik herkende hem aan het station vrij spoedig. De heele middag op mijn kamer gepraat. Hij is heel belezen in verschillende literatuur. Overigens een op zichzelf teruggetrokken mensch die het vulgus schuwt, kennelijk teruggetrokken door pijnlijke aanrakingen met het alledaagsche en het onbegrip van anderen. Hij kwam goed los. Het is haast angstig om een mensch zich zoo ineens te zien geven, een mensch die plotseling Anklang vindt. Op het gebied der allerjongste literatuur bleek hij niet zoo thuis. Hij schrijft geregeld gedichten, maar publiceert niet meer. Op mijn advies zal hij misschien weer eens wat opzenden aan De Werkplaats.* Hij las enkele gedichten voor, die zoo op de eerste indruk niet slecht, maar toch niet sterk van makelij waren. Uit zijn boek in wording zal ik een opstel kiezen voor ‘De Weegschaal’.*
Zaterdagavond candidaat Kreuzen,* die hier Zondag gepreekt heeft. Hij heeft een te groote mond en zegt veel te veel. Groote verhalen over het geval Schilder,* die op de eerstvolgende Synode volgens hem aangeklaagd zal worden. 's Morgens waren er enkele aardige dingen in zijn preek, maar 's avonds waren het naar aanleiding van de slotverzen van Openbaring slechts ijdele frasen met veel pathos geuit. Ik vroeg hem later, of hij veel van Wagner hield, wat inderdaad het geval bleek. 's Avonds Henk Schulte Nordholt* en Wapenaar* op bezoek. Een heftig debat naar aanleiding van Burgers in Nood.* Kreuzen vond, dat de kerk er te slecht af kwam, daar ook het goede t.o.v. de werkloozen niet vermeld werd in het boek (de A'damsche kerk zou op een Zondag f9000 gecollecteerd hebben). Ik acht het boek een krachtig getuigenis met profetische inslag, al is het niet altijd goed geschreven.
Wim* geeft mij veel zorg. Hij is niet dom, maar heeft remmingen, die hem verhinderen zijn werk voldoende te maken. Een paar repetities verknoeide hij door zenuwachtigheid. Hij neemt niet vlug op en concentreert zich met moeite. Bovendien heeft hij niet de minste moreele steun van zijn ouders, hoe goed deze het ook meenen. Moeder is zelf te onrustig en onbeheerscht om de jongen kalm te maken en vader zeurt hem te veel aan zijn hoofd over slechte cijfers. Van opvoeding en persoonlijkheid is geen sprake. Geestelijk contact is er ook weinig, zelfs geen gods- | |
| |
dienstig, want de dagelijksche gewoonte-dingen op dit gebied beteekenen, althans direct en momenteel weinig. Jammer, dat vader een tamelijk gesloten mensch is en een beetje vermaterialiseerd door de zaken.
Waarom is mijn geest niet altijd goed, bevattend, scherp onderscheidend, in- en doordenkend de dingen die mij bezighouden? Hoeveel meer zou ik kunnen doen als ik niet die perioden van inzinking had. Ik geloof aan 't bestaan van een biorythmiek, maar ik geloof niet, dat deze in preciese berekeningen vast te leggen is, zooals sommigen willen.
Ik verlang naar mijn meisje. Misschien zal ik over een week bij haar en gelukkig zijn. Waren wij maar getrouwd in een geregeld samen zijn. Als ik financieel daartoe in staat zal zijn, zal het misschien alles anders zijn dan ik droom, denk ik. Ik betwijfel soms, of mijn leven ooit in regelmatige banen zal verloopen. Ik ben niet eenvoudig genoeg; een verstandelijk wilsmensch zal het veel makkelijker hebben dan ik. Het leven lijkt mij toch soms bar weinig waard: hoe men zich ook inspant, per slot gaat men toch dood.
- | Rispens: J.A. Rispens (1889-1962), leraar in Deventer, dichter van weemoedige, religieuze poëzie. De Geest over de wateren (1950) bevat zijn verzamelde essays. Hij werkte in 1936 aan Richtingen en figuren in de Nederlandsche Letterkunde na 1880 (1938). |
- | De Werkplaats: christelijk literair tijdschrift (1936-1937), onder redactie van J. Haantjes, J. van Ham, K. Heeroma en W.A.P. Smit. |
- | De Weegschaal (1936): het tweede deel in de reeks ‘Protestantsch Christelijke Kunst’, onder redactie van o.a. Gerrit Kamphuis. Dit deel bevatte essays. |
- | Kreuzen: kennelijk een gereformeerde a.s. predikant, maar zijn naam komt niet voor in Gemeenten en Predikanten van Gereformeerde kerken in Nederland (1992). |
- | Schilder: De Generale Synode van de Gereformeerde Kerken te Amsterdam-1936 stelde een deputaatschap in dat een uitspraak zou moeten voorbereiden over de theologische geschilpunten die vooral door prof. dr. K. Schilder (1890-1952) in publieke discussie waren gebracht. |
- | Henk Schulte Nordholt: een neef van Gerrit Kamphuis, woonde ook in Zwolle, werd later hoogleraar kunst- en cultuurgeschiedenis en directeur van het Nederlands Instituut te Rome. Zijn jongere broer Herman werd hoogleraar culturele antropologie. Hun broer Jan Willem Schulte Nordholt, de latere dichter en hoogleraar Amerikaanse geschiedenis, was veertien jaar jonger dan zijn neef Kamphuis; met hem raakte Gerrit pas na zijn dagboekenperiode bevriend. De moeders van beide gezinnen waren zusters, ze heetten Treep. |
- | A. Wapenaar (1883-1967): hoofd van de School met den Bijbel in Berkum bij Zwolle, als dichter een vroom mysticus. Zijn essays zijn verzameld in Literaire overdenkingen (1936). |
- | Burgers in nood: roman (1935) waarin H.M. van Randwijk sociaal onrecht aan de
|
| |
| |
| kaak stelde, met als gevolg opschudding in behoudende gereformeerde kringen. |
- | Wim: het jongste broertje van Gerrit Kamphuis, ze verschilden bijna vijftien jaar. Gerrit gaf Wim bijles. |
| |
3 Juli 1936
Nu staat de heele familie eens weer overeind omdat mijn neef Herman Schulte Nordholt een dochter gekregen heeft na nog geen zeven maanden gehuwd te zijn. Alles liep de arme duivel ook tegen. Als hij reeds naar Indië uitgezonden was, zooals oorspronkelijk zou gebeuren, was 't lang zoo erg niet geweest. Bovendien is de geboorte ruim een maand te vroeg. De heele familie is min of meer voor de gek gehouden door de plechtige huwelijksinzegening. Een tragi-comedie, die een prachtige stof zou leveren voor een farce van Asselijn of Bredero. Voor mijn arme tante is het 't ergste: eerst door haar man bedrogen en verlaten, toen gescheiden, zonder middelen, komt er nu nog dit bij. En het jonge paar heeft slechts een klein wachtgeldje. Het kleinburgerlijk geklets er om heen is weerzinwekkend. De menschen zijn niet kwaad en helpen wel, als 't er op aankomt, maar nergens wijdheid en wijsheid van visie op het geval. Alles draait om het ‘fatsoen’, in plaats van waarachtig medelijden met de arme jongen, die in zijn huwelijk nog geen rustig oogenblik gehad heeft, daar hij alles zag aankomen; want hij is ook zelf erg ‘principieel’ en moet in eigen oogen wel zwaar gezondigd hebben. Jawel, Eros regeert, dwars door burgerlijke conventies en godsdienst heen. Gelukkig, wie dien god als een der essentialia van ons bestaan ziet.
Dotje* schrijft mij, dat ze gelukkig is. 't Is misschien een al dan niet tijdelijke bewustzijnsverenging. Maar zij is en blijft een lieve en interessante vrouw, die een veel beter man verdiende.
- | Dotje: een vroegere vriendin van Gerrit Kamphuis. |
| |
5 Juli 1936
Gisteravond was Wapenaar er, juist toen ik aan het werk wilde gaan. Hij bracht gedichten voor Spectrum. Deze waren niet zoo geweldig, maar wij kunnen hem moeilijk heelemaal er buiten laten. Overigens aardig gepraat over Tazelaar's* onmogelijk critisch standpunt o.a. inzake ‘Burgers in Nood’ naar aanleiding waarvan ik een stukje in 't Korenland* schreef. Later kwamen vader en moeder mee zitten praten. Dat is niet prettig, want behalve dat het altijd weer over dominé's en aanverwante kwesties gaat, wordt een persoonlijke gedachtenwisseling van man tot man in een gezelschap altijd onmogelijk; het gesprek wordt dan oppervlakkiger en verspringt naar toevallige omstandigheden, die niet voortvloeien uit het geestelijk contact der twee, die met elkaar van gedachten wisselen.
| |
| |
Vandaag Rispens' opstel over Adwaïta gelezen; ook dat over Leopold.* Deze Rispens moet meer bekend worden; ik zal er mijn deel toe trachten bij te dragen. Hij is een man van cultuur, gevormd door enkele belangrijke geesten (o.a. Kierkegaard); hij heeft goede dingen gelezen: Bolland, Spinoza, Pascal, enz. Zijn karakteristiek van Adwaïta is voortreffelijk; we zullen het opnemen. Rispens is het type van den erudiet, den geletterde: hij vergelijkt in zijn opstellen steeds verschillende meeningen, maar heeft ook een eigen gedachte over de zaak. Vooral heeft hij voelhorens voor de mystiek in haar velerlei uitingen. Ook filosofisch is hij niet slecht georiënteerd. Ik ben nu benieuwd naar zijn verzen. Jammer, dat hij zoo geheel op de achtergrond geraakt is. Hij is stellig belangrijker figuur dan zijn generatiegenoot Wapenaar, van wien een bundel essay's uitgegeven wordt.
Menno ter Braak's inzicht in poëzie is bedroevend. Hij eischt van haar het verkondigen van nieuwe ideeën of althans begripsmatigheid en mist ten eenen male het Einfühlungsvermogen, waardoor men, evenals in de grafologie het schrift, de poëzie ontraadselt (voor zoover het mogelijk is) en uit de verzen zelf karakter, temperament, zintuiglijkheid, geestesinstelling, enz. van den dichter afleest. Want de criticus moet om zoo te zeggen poëzie-psycholoog zijn.
Ter Braak's artikel in Het Vaderland 8 viii '35 over Leopold spruit enkel voort uit de provinciale vrees bedot te willen worden. Dit is niet slechts ‘siez poesie’. Rispens maakt door zijn artikel duidelijk, dat er een methode is om uit deze poëzie tot den mensch Leopold te concludeeren, die wel degelijk een eigen karakter had.
Ter Braak's artikel is één van zijn kinderlijke ontluisteringspogingen. Hypertrophie van het verstand! Ter Braak: een kind met een waterhoofd.
- | Tazelaar: C. Tazelaar, behoudend gereformeerd literatuurcriticus, redacteur van de reeks Christelijke Letterkundige Studiën (1925-1929). |
- | Het Korenland: Maandblad voor jongeren, uitgave van het hervormde Nederlandsch Jongelingsverbond. |
- | Adwaïta, Leopold: J.A. Rispens droeg aan De Weegschaal een essay bij over de dichter Adwaïta (ps. van J.A. Dèr Mouw), en P. Minderaa een over de dichter J.H. Leopold. |
| |
7 Juli 1936
Poëzie ontspruit aan menschelijkheid, nooit aan een door teksten geharnaste theologie. Dit contra Dr. Dam* in De Reformatie, die met bijbelteksten gewapend een gedicht analyseert. Zoo wordt het eerst recht goed duidelijk, hoe er uit de Calvinistische levenssfeer zoo weinig kon opbloeien. Men wil alles vastgelegd hebben, letterlijk naar Bijbeluitspraken. De vrij-voelende en -denkende kracht des dichters (wat niet wil zeggen, dat hij zich vrij of los van God zou voelen, integendeel, ‘zonder religieuze wortel is geen waarachtige poëzie mogelijk’ schreef ik
| |
| |
Gerrit Kamphuis, schrijvend, 28 oktober 1933.
| |
| |
eenige jaren geleden) wordt zoo geheel verstikt. De eerste Calvinistische dichter - volgens Dam's theorie - moet nog geboren worden! De waarachtige dichtkunst gaat aan deze letterknechterij voorbij, want staat vrij tusschen hemel en aarde, gebonden aan hemel en aarde.
Ik moet mij verdiepen in het werk van Jeroen Bosch. Zijn bizarre verbeeldingen overtreffen alles op dit gebied in de middeleeuwen, en misschien ook wel alles van dezen tijd. Onmenschelijke angstvisioenen, beelden van gruwelijkheid en ontzetting, die eindelijk in nog vreemde, maar liefelijke paradijzen tot een haast bovenaardsche rust komen. Hij is met Breughel de belangrijkste Nederlandsche schilder in de late middeleeuwen. Hoe heb ik hem nu al weer zoo lang uit het oog kunnen verliezen, sinds ik in Gent en Brugge werk van hem zag?
19 uur. De heele middag regenbuien en onweer; buiten 70o F., op mijn kamer 79o F. Deze vervloekte, dikke, vochtige warmte maakt mij 't werken bijna onmogelijk, mijn adem is beklemd, mijn hersens verliezen scherpte van denken; bovendien is dit weer geil en geil makend.
- | Dam: Dr. R.J. Dam (1896-1945), rector van het Gereformeerd Gymnasium en lector aan de Theologische Hogeschool, beide te Kampen. |
| |
8 Juli 1936
Van Leeuwen's ‘Drift en Bezinning’* verraadt door zijn opzet duidelijk zijn bedoeling: de groep der Vrije Bladen is de hoofdschotel; van '80 tot daar is een uitvoerige hors d'oeuvre en voorts de Protestanten en Roomschen als dessert. [...] Dit zijn geen verhoudingen voor den waarlijk objectieven geschiedschrijver. Het heele boek is een verkapt pleidooi en ophemeling van de generatie der Vrije Bladen. De Roomschen, maar vooral de Protestanten worden scherp onderschat, vermoedelijk door onbekendheid met hun werk, b.v. Van Eerbeek, die minstens zoo belangrijk is als Theun de Vries.
Vanmorgen gedichten voor Spectrum ontvangen van Rispens. Hij is zeker geen onbelangrijk figuur, maar zijn taal is die van de generatie van 1910, daardoor soms wat rhetorisch en weinig dinglich en indringend.
- | Van Leeuwen: W.L.M.E. van Leeuwen (1895-1974), literatuurcriticus, directeur Volksuniversiteit Enschede. |
| |
12 Juli '36
Gistermiddag in A'dam gekomen. 's Avonds aanvullingstentamen. Daarna cineac en in De Kroon bier, croquet en een avondblad gelezen.
Vanmorgen met Betty naar tentoonstelling-Engelsche kunst in het Stedelijk
| |
| |
Museum. Mijn verwachting was niet groot en is niet overtroffen. De Engelsche schilderkunst is deels zoetelijk, deels schraal en verstandelijk. Landschapsschilders als Turner en Constable zijn zeker de beste, vooral de eerste heeft een on-Engelsche fantasie en vaart in sommige doeken.
's Avonds naar concert onder Van Beinum. Brahms was vervelend, ondanks Elly Hey aan de vleugel. Diepenbrock's Vogels is verrassend en geestig, Bruckner had momenten van grootsche extase.
| |
14 Juli 1936
Naar Rotterdam, tentoonstelling van Jeroen Bosch. Geertgen van St. Jans en Meester der Virgo inter Virgines aandoenlijk in hun vroom-houten bewegingen. Tallooze prachtige teekeningen en prenten.
Mooie dingen van Lucas van Leyden, waarop Duitsche kleederdrachten (tegenover de meer bourgondische van vroegeren). Jeroen Bosch zelf was minder talrijk vertegenwoordigd dan ik dacht; daardoor in lichte teleurstelling. Bovendien was het beroemde drieluik uit Lissabon nog niet gearriveerd.*
- | Lissabon: Jeroen Bosch, De verzoekingen van St.-Anthonius, Nationaal Museum te Lissabon. |
| |
20-25 Juli (Maandag tot Zaterdag)
Den Haag. Militaire cursus. Hard werken. 's Avonds te moe om anders te doen dan wat op de Scheveningsche pier te zitten. Eén keer met Dotje uitgeweest. Mij onttrokken aan een verleidingspoging harerzijds op een andere avond door naar Voorburg te gaan, naar Pop Bakker en Leentje.* Op weer een andere avond een kort bezoek aan Risseeuw.*
Gelogeerd in een grappig stijf familiehotel, overigens uitstekend, ook van eten.
- | Pop en Leentje: Pop Bakker, een broer van Bert Bakker, was getrouwd met de schrijfster Leentje Hagen. |
- | Risseeuw: P.J. Risseeuw (1901-1968), romanschrijver en belangrijk organisator binnen de christelijke literatuur. Zie de monografie over hem in Liter 17, mei 2001, 53-70. |
| |
25 Juli '36-30 Juli (Zaterdag tot Donderdag)
Naar A'dam. Een heerlijke tijd gehad. Betty heeft mijn linkerhand opgezet.* Veel regen, zoodat we weinig uit konden gaan. Een morgen naar Het Kalfje gewandeld. Voorts in De Uitkijk ‘Le 14 Juillet’ van Réné Clair gezien, een charmante, maar weinig diepe film, een beetje rommelig van constructie en niet zoo goed als zijn eerste werken ‘Le chapeau de paille’, e.d. Daarna een poosje bij Schiller geze- | |
| |
ten. Het smalle pleintje vol auto's; 't lantarenlicht scheen fantastisch onder tegen de groene boomen aan en daarboven een transparant donkerblauwe lucht. Burgers en snolletjes drentelen voorbij. De avond was stil; een vreemde, lichte gevoeligheid was er in.
Ik heb Betty het boek Esther voorgelezen, een mooi boek, vol fijne ironie, psychologie, dramatiek in eenvoudige, groote vormen, boeiende geschreven en goed gecomponeerd. Het boek Job, dat wij ook nog zouden lezen, moesten we voor een volgend keer bewaren.
Kennis gemaakt met een jonge schilder en glazenier: Bleeker, of zoo iets, een leerling van R.N. Roland Holst, die 's avonds half twaalf even aan kwam.
Een middag in de boekenafdeeling van De Bijenkorf rondgesnuffeld; aldaar een uitgave der Fleurs du Mal met heerlijke platen van l'alouetta. Ik kocht de anthologie uit de Fransche dichters der N.R.F. en een Gregoriaans boek over Lucrezia Borgia.
Een morgen op de Universiteitsbibliotheek gewerkt, tijdschriften doorgezien en boeken meegenomen.
Bij Van Ulzen* geweest, die mij een schandelijke brief van Mons* liet zien aan Muller* om deze over te halen Opw. Wegen te torpedeeren.
Mijn bundel Aardsch Seizoen aan van Ulzen gegeven.
- | Opgezet: d.w.z. een begin gemaakt met van die hand een beeld te maken. |
- | Van Ulzen: J. van Ulzen, directeur uitgeverij Holland te Amsterdam, die Opwaartsche Wegen uitgaf. |
- | Mons: P. Mons, directeur uitgeverij/drukkerij Neerbosch van de Weesinrichting te Neerbosch, die o.a. het christelijk literair tijdschrift De Werkplaats uitgaf. |
- | Muller: P.H. Muller (1901-1964), redacteur Opwaartsche Wegen, leider van een meisjesinternaat te Eindhoven. |
| |
31 Juli
Den heelen dag samen gewerkt aan Spectrum. Bert B. ging 's middags naar Meindert Boss.
| |
1 Augustus
Samen naar Kampen om Kok de copy te brengen; wij kregen tegelijk het redactie-honorarium à f43,33. Lang gepraat over allerlei uitgaven met de jonge Kok, die verbaasd was, dat wij allerlei dingen van auteurs en uitgevers wisten en vrijelijk bespraken. Bert Bakker vertrekt. 's Avonds komt Ds. Bos van Leeuwarden hier logeeren.* 's Middags voor het geld schoenen, een broek, dassen, enz. gekocht.
| |
| |
- | Bos: Ds. S.W. Bos te Leeuwarden. Gastpredikanten die in gereformeerd Zwolle preekten, logeerden vaak bij de familie Kamphuis. Op zondag reizen was not done. |
| |
2 Augustus
Naar de kerk, waar Ds. Bos het waagde over Job te preeken: ‘toen vervloekte Job zijn dag’. Het werd slechts een naif realistisch praatje met de geijkte termen gelardeerd, zonder aan de groote problematiek van dit boek te raken. Het zwaartepunt werd gelegd op het feit, dat deze vloek een groote zonde was: daarvan lees ik echter niets in dit of de volgende hoofdstukken. Het is een visie van het latere christendom uit op dit Joodsche verhaal, waarin op zuiver Joodsche wijze de vragen naar de zin van leven en lijden gesteld worden: juridisch: zonde en vergelding. Deze vloekerij van Job is terug te brengen tot de gewoon Joodsch-pathetische gewoonte van vloeken en zweren en even onschuldig als wanneer Asaf zegt: ‘ik was een groot beest bij U’ of zooals Jeremia zijn geboortedag vervloekt; deze beide voorbeelden haalde Ds. Bos aan als even erge zonden.
| |
3 Augustus '36
Vanmorgen met Heeroma* gewandeld, die ik toevallig ontmoette. Hij vertelde, dat Hein de Bruin* uit de redactie van Opw. Wegen getreden was. Voorts eenige boeken gekocht in de opruiming bij Kok, o.a. Spinoza's Ethica voor f1-.
Vanmiddag begonnen aan een artikel over Jeroen Bosch en gelezen over de noord- en zuid-nederlandsche primitieven.; o.a. vergeleken de Adam en Eva van Van Eyck, Cranach en Dürer.
Zeer lang met Wim gewerkt vanavond, die zijn Grieksch en Scheikunde slecht kende. Tenslotte begonnen met de Reinaert* te lezen, met gebruikmaking van histor. en gotische grammatica, woordenboek en commentaar.
- | Heeroma: Klaas H. Heeroma (1909-1972), schreef gedichten en essays, had in 1934 met zijn bloemlezing Het derde Réveil veel beroering in de protestantse letteren gebracht, was in 1935 gepromoveerd op Hollandse Dialektstudies en werkte vanaf 1936 aan het Woordenboek der Nederlandsche Taal. Hij was in Zwolle opgegroeid, waar zijn vader leraar was aan de Hervormde Kweekschool. |
- | De Bruin: Hein de Bruin (1899-1947), kantoorbediende te Enkhuizen, dichter, romanschrijver, redacteur van Opwaartsche Wegen (1932-1936, 1939-1940) en van De Werkplaats (1937). |
- | Reinaert: Kamphuis bereidde zich voor op het tentamen Middelnederlandse letterkunde. |
| |
| |
| |
7 Augustus '36
Gisteravond op de kermis geloopen. Ik lees die als een boek. De geuren van zuurkraampjes en wafelbakkerijen worden afgewisseld door die van vruchten en benzinelucht der motorcarrousels. Ik zie, hoe de menschen zich vermaken, eten, drinken en vrijen. Soms, als er een aardig kind in een schiettent staat, neem ik een buks en geef ik een paar schoten af, en als ik een prijs heb (want ik schiet vrij goed) geef ik die aan een jongetje dat al een tijd naar al dat moois heeft staan hunkeren, niet omdat ik zoo edelmoedig ben, maar omdat het spullen zijn, waarmee ik toch niets kan doen, en omdat het zoo heerlijk is de vreugde over een onverwacht geschenk in de oogen van zoo'n jongen te zien oplichten.
Eenige dagen geleden voor enkele guldens in een opruiming de sonaten van Beethoven gekocht. Jammer, dat ik niet voldoende techniek heb hiervoor; want geestelijk liggen ze volkomen in mijn bevattingsvermogen. Steeds die vervloekte discrepantie bij mij tusschen geest en techniek; zelfs de techniek van het leven leer ik pas op den duur.
Van Dotje een hartstochtelijke brief na mijn lange zwijgen. Toch is het geen vrouw voor mij; energiek, gevoelig en vol temperament, maar praat te veel.
In de Poètes de la N.M.F. een heerlijk gedicht van Mallarmé gelezen: ‘Brise Marine’. Alleen zijn de laatste regels zoo cryptisch, dat ik ze nog niet ontraadselen kan. Overigens ademt het de geest van Baudelaire, maar het is modern-gevoeliger van raffinement.
| |
21 Aug.
Gisteren voor de tweede maal naar Jeroen Bosch geweest, 's morgens 7.15 met de auto vertrokken met Vader, Miep, Herman en Henk.* Wagenziek geweest door die vervloekte uitlaatgassen, wat mij nooit eerder overkomen is. De primitieven en Jeroen intensief bekeken. De heer Hannema* zelf liet de achterkant van een paneel zien. Het Lissabonsch Drieluik was geweldig. Een oude dame vroeg, wat er nu eigenlijk voor verleidelijks was voor St. Antonius. Waarop ik antwoordde, dat de middeleeuwers misschien een ander idee van verleiding hadden. Zij meende dat er geen geld of goed of ander moois der wereld aangeboden werd. Ik zei, dat het misschien beter: de verschrikking van de heilige Antonius had kunnen heeten. Nu ik er over nadenk, lijkt het me echter, dat de bedoeling van den schilder niet was verleidelijke dingen uit te stallen, maar om de booze influisteringen, die een mensch tot verkeerde daden willen bewegen, te personifieeren in allerlei gedrochten, om zoo als 't ware hun latente schrikwekkendheid en gevaarlijkheid te verzichtbaren. Trouwens, het erotisch verlokkingselement komt wel degelijk in dit stuk voor, b.v. in de vrouwefiguur, die naakt in de opening van een tent staat. Het is overigens een van de belangrijkste stukken der tentoonstelling.
| |
| |
Gerrit Kamphuis leest voor uit zijn dagboek, 22 september 1997.
| |
| |
Voor Henk was het een goede dag. Hij heeft bij het rondgaan langs de schilderijen al zijn veren voor Miep opgezet. Toch jammer, dat hij bijna uitsluitend weet te vertellen over wat hij in de kunstgeschiedenissen gelezen heeft en bijna niets over wat hij zelf ziet. Voor hem zijn de stukken evenzoovele aanleidingen om kennis te luchten, in plaats van objecten om zich in te verdiepen. Overigens spruit dit niet of niet alleen voort uit opzettelijke pronkzucht met een goed geheugen, maar uit een eigenaardig, naïve, intellectualistische opgetogenheid; deze ontstaat niet door aesthetische of andere aandoeningen, maar uit het zich herinneren van allerlei dingen die anderen min of meer enthousiast over de onderhavige objecten geschreven of gezegd hebben. Daardoor krijgt het weten van al deze zaken iets anecdotisch, iets oppervlakkigs: ze zijn niet zelf, of althans uit eigen beweging, waargenomen, niet zelf gevonden of doordacht.
's Middags na sluiting van Boymans op de daktuin van Atlanta thee gedronken: zeven verdiepingen hoog, 42 M. met een prachtig uitzicht over de stad. Vlak ertegenover werden heipalen ingeslagen op een groot terrein, waar de nieuwe beurs zal opgetrokken worden.
's Avonds naar Zwolle heb ik teruggereden, buitengewoon inspannend in het donker. Af en toe dreigden mijn oogen star te worden.
Vanmiddag met Miep nichtje Mies* naar de trein gebracht. Moeder denkt, dat ik verliefd op haar ben. Ze gaat voor twee weken in Zuid-West-Engeland kampeeren.
Thans heb ik voorloopig druk werk met artikelen over Jeroen Bosch, de primitieven, over Nijhoff en natuurlijk mijn examenstudie.
- | Miep enz.: Miep is Gerrits zus Marie Kamphuis (1907-2003); Herman en Henk zijn hun neven Schulte Nordholt. |
- | Hannema: Dirk Hannema, directeur van Boymans, leidde de familie zelf rond, waarschijnlijk omdat Gerrit zich aankondigde als kunstmedewerker van De Standaard. |
- | Mies: nichtje Mies Treep, ook in Zwolle. |
| |
26 Aug.
Contract van Ulzen ontvangen voor den bundel Aardsch Seizoen.* Eerst even 't advies van den in deze zaken veel ervarener Van de Hulst* vragen.
Drukproef gekregen van Spectrum. De uitvoering blijkt netjes, de letter is fraai. 'k Ben zeer benieuwd naar de reactie der critiek. Er zullen dominé's zijn die de hen passende schoenen uit de inleiding zullen aantrekken. Overigens zal het toch niet te loochenen zijn dat dit een behoorlijke verzameling gedichten is, waar heel goede dingen in zitten. 't Is te hoopen, dat Vestdijk, de huidige provoost-geweldige der poëzie, dit zal inzien.
| |
| |
- | Aardsch Seizoen: De tweede dichtbundel van Gerrit Kamphuis zou in 1937 verschijnen. |
- | Van de Hulst: W.G. van de Hulst (1879-1963), befaamd kinderboekenschrijver, voorzitter van de Christelijke Auteurskring. |
| |
2 September '36 Woensdagavond
Gistermiddag uit A'dam teruggekomen. Bij Bert Bakker geweest. Jan de Groot bezocht. Met Betty haar hand afgegoten, naar Het Kalfje gewandeld en op Koninginnedag 's avonds door het gewoel gewandeld.
Voorts plannen voor Parijs gemaakt. Van Ulzen gesproken over mijn contract betreffende ‘Aardsch Seizoen’.
Willem de Mérode heeft op 31 Aug. een ridderorde van Oranje Nassau gekregen. Ik heb hem gelukgewenscht. Komisch, hoe iemand daar zoo blij mee kan zijn.
Wim slaagde vandaag voor zijn herexamens. Gelukkig, 'k heb er de heele maand Augustus werk mee gehad, elke avond een uur of twee.
| |
10 September '36
Brief van Nijhoff met verklaringen omtrent ‘Awater’ en belangrijke mededeelingen over de variantenkwestie. De 8 sonnetten uit Nieuwe Gedichten zouden eerst verbonden worden door proza, à la de Vita Nuova, zooals hij schreef; dit ging echter niet door, omdat het dan te autobiografisch werd. Iets dergelijks zal wèl te vinden zijn bij wederom 8 sonnetten, te publiceeren in de Gids van Oct. a.s.
Mijn artikel over Nijhoff* eergisteren iets uitgebreid met een beschouwing over de twee lezingen van ‘De Nieuwe Sterren’. Merkwaardig, dat Nijhoff zelf de eerste lezing van vele zijner gedichten per slot toch weer beter vindt; zoo stelt hij b.v. de 1e dr. van De Wandelaar boven de 2e en de lezing van ‘Aan een Graf’ in Erts 1930 boven die in Nieuwe Gedichten.
Voorts bezig geweest aan een inleiding voor de bundel essay's ‘De Weegschaal’, maar over deze inleiding zeer weinig tevreden.
Manuscript van Boss' nieuwe roman gelezen.* Lang zoo goed niet als zijn vorige. Wel heel sterk geschreven gedeelten, b.v. de begrafenisscène, maar 't geheel te verbrokkeld, bovendien soms onduidelijk in de situaties door fouten met namen; oorzaak: het niet aan één stuk en volgens een vast schema schrijven, maar het fragmentarisch noteeren van stukken (vaak gecopieerd naar reële gebeurtenissen) die later samengevoegd worden.
Van Betty brief uit Parijs ontvangen. Nog ruim een week -
Eergisteren de princes verloofd. Groote geestdrift alom. Na een lange tijd van malaise en bovendien droefheid in 't koninklijk gezin hebben de menschen blijkbaar weer eens behoefte aan feestelijke vereering van een vorstelijk persoon.
| |
| |
- | Over Nijhoff: G. Kamphuis, ‘Een dichter in de voorhoede’, in: De Weegschaal, 87-104. |
- | Manuscript: Beumer & Co (1937) door J.K. van Eerbeek (ps. van Meindert Boss). |
| |
17 September '36
Die vervloekte verkoudheid; en dat juist nu!*
- | Juist nu: twee dagen later vertrok Gerrit Kamphuis naar Parijs voor een vakantie tot 3 oktober samen met Betty Simons Cohen. |
| |
19 Sept. '36
Een conducteur van een internationale trein is een ander mensch dan een gewone conducteur, van hooger standing, meer zelfbewust. Welk een vertroeteling van den reiziger. Reeds de controleur bij de doorgang roept verheugd uit: à Paris, met een begrijpende glimlach, gemengd met enig ontzag. De conducteur snelt je op het perron halverwege tegemoet, neemt je koffer over en vraagt: waar naar toe, welke klas. Vervolgens zoekt hij zorgvuldig je plaats uit en deponeert de koffer in 't net. Welk een égards.
Coupé is leeg; kan hier rustig schrijven. Waarschijnlijk in Den Haag en R'dam nog meer menschen. Overal rust. Dag Betty.
Hans Werkman (1939) is literatuurcriticus bij het Nederlands Dagblad, publiceerde een vijftigtal boeken en promoveerde in 2004 op De haven uitgraven. De wereld van J.K. van Eerbeek, schrijver.
|
|