verte. Toch blijft de omgeving hem vreemd. Hij loopt hier nog steeds toevallig. Hij had ook ergens anders kunnen lopen. Misschien loopt hij binnenkort wel ergens anders.
Ze gaan het hem vertellen. Zijn vader is ervoor thuisgekomen. Ze zijn gespannen en voorzichtig. Ze zijn bijna lief voor elkaar. Ze gaan het samen doen, alleen dan kan het een eerlijk gesprek worden. Ze kicken op eerlijkheid. Ze zullen zeggen dat hij ook eerlijk moet zijn. Hij moet zijn gevoelens laten zien. De rotzooi kapot maken? Liever niet, maar als het niet anders kan... een paar dingen tegen de muur, toe maar. Hij weet hoe het moet, hij heeft het vaak genoeg gezien op tv. En daarna moet hij gaan huilen, hij is er nog net jong genoeg voor. Dan gaan ze hem troosten. Ze zullen hem in alles gelijk geven. Het is niet zijn schuld. Hij kan er niets aan doen.
Hij heeft gezworen dat het zo niet zal gaan. Lopen is ontsnappen aan medelijden. Ik heb wel een paar vragen, zal hij zeggen. Dat begrijpen ze, want hoe het nu verder moet, daar hebben ze het nog niet over gehad. Ze zijn verbaasd: hij is niet woedend geworden, hij huilt niet. Toch zijn ze vooral opgelucht. Het valt hun mee. Hij mag alles vragen. Kom maar op. Alles? Zijn stem klinkt ineens dreigend. Zijn vader trekt een wenkbrauw op, maar het is al te laat: zijn moeder knikt. Dan knikt zijn vader ook. Ze zijn zo eensgezind. Ze doen zo hun best. Denk niet dat ze dit zomaar doen.
Niet zacht worden nu. Doorbijten. Hij gaat zijn moeder verdriet doen, hij gaat zijn vader razend maken. Hij gaat ze dwingen hem te haten.
Was ik wat je noemt een liefdesbaby? wil hij weten. Zijn moeder kijkt hem verschrikt aan. De eerste tranen vullen haar ogen. Dat is wel erg snel. In die tijd sprak men nog niet zo over baby's, antwoordt zijn vader, maar je was zeer gewenst.
Jullie waren aan me toe?
De tranen beginnen te rollen. Zijn moeder snuft. Ze veegt met de rug van haar hand onder haar neus door. Dit hebben ze niet verwacht. Hij is altijd een kind op de achtergrond geweest. Maak je moeder niet overstuur, zegt zijn vader. We willen dat je gelukkig bent, maar vraag niet het onmogelijke van ons.
Hij laat zich niet afschrikken. Hij gaat ze tegen elkaar uitspelen.
Wie van jullie tweeën wil dit eigenlijk? vraagt hij. En waarom?
Zijn moeder begint nu hardop te huilen. Niet doen, zegt ze, alsjeblieft niet doen. Je gaat te ver, zegt zijn vader.
Zal hij dan maar stoppen? Wat wil hij bereiken? Wat kan het hem nog schelen wat ze doen: bij elkaar blijven of uit elkaar gaan? Hij heeft alles al achter zich. Op het moment van sterven eindigt de rouw.
Tot de dood ons scheidt, vraagt hij, word je gedwongen dat te beloven?