| |
| |
| |
Jan B.G. Jonkers
Over minderheid en minoriteit
Enkele sociologische notities
Nederland is een land van minderheden, zo wordt wel beweerd. In ieder geval is er sinds mensenheugenis geen politieke partij geweest die in het parlement een meerderheid heeft behaald. Zo is er ook geen kerkgenootschap te vinden waarvan meer dan de helft van de bevolking lid is. Toch kunnen we wel meerderheden bedenken. Zo is iets meer dan de helft van de Nederlandse bevolking vrouw en een grote meerderheid is autochtoon. Meerderheid of minderheid is een kwestie van tellen aan de hand van een kenmerk of karakteristiek. Het kenmerk kan variëren. Het kan gaan om partijkeuze bij een verkiezing, om religieus lidmaatschap, om geslacht, om herkomst en om veel meer.
| |
Oordelen
Niet alleen statistici en sociale wetenschappers tellen en onderscheiden mensen. Het is een wijd verbreid gebruik, waaraan iedere mens zich overgeeft. Het helpt mensen te plaatsen, hen te onderscheiden, te beoordelen op betrouwbaarheid, hun gedrag in onze richting in te schatten. Bij de eerste ontmoeting worden zo al de nodige kenmerken gehanteerd: de huidskleur, de leeftijd, het geslacht, de kleding en uiterlijke verzorging, de lichamelijke schoonheid, het taalgebruik.
Het plaatsen en indelen van mensen berust op oordelen. ‘Voor hem hoef ik niet bang te zijn’ leidt tot het oordeel: hij is betrouwbaar. ‘Zij is eerlijk’ leidt tot het oordeel: met haar kan ik goederen ruilen, zaken doen en afspraken maken. ‘Hij is van mijn soort’ leidt tot het oordeel: bij hem kan ik verblijven, eten en slapen. ‘Zij is aantrekkelijk’ leidt tot het oordeel: met haar wil ik vertoeven. De eerste indrukken kunnen worden bevestigd. Dan neemt het eerste oordeel vastere vormen aan. Opgedane ervaringen kunnen het voorlopige oordeel onderuit halen. Dan wordt het oordeel bijgesteld. Men is door schade wijs geworden. Is het eerste oordeel negatief, dan is de kans op positieve bijstelling door goede ervaringen minder groot, omdat men verder contact zoveel mogelijk zal vermijden. Het eerste oordeel behoeft niet altijd op directe eigen ontmoeting en ervaring gebaseerd te zijn. Via communicatie met de eigen groepsgenoten worden beelden en oordelen over anderen al gecommuniceerd en toegeëigend. Deze voorgegeven oordelen zijn in zekere mate onderhevig aan het mechanisme van de self fulfilling prophecy. Daarom hebben ze ook een lang leven en zijn ze moeilijk te wijzigen.
| |
| |
De oordelen over andere mensen hebben vaak een groepskarakter. Het gaat meestal niet over individuen maar over groepen. Een onderscheid dat daarbij een rol vervult is dat tussen ‘wij’ en ‘zij’. Het zelfoordeel of zelfbeeld heeft betrekking op de ‘wij-groep’. Dit zelfbeeld ziet er doorgaans positief uit. Het bevat weinig tot geen negatieve trekken. Het bevat vaak een dosis superioriteitsgevoel ten opzichte van outsiders. Het beeld van ‘zij-groepen’ kan variëren van positief via neutraal tot negatief. Ten opzichte van de meeste ‘zij-groepen’ geldt een neutrale of onverschillige houding. De meeste ‘zij-groepen’ zijn immers onbekend. Er zijn er zoveel. Het is onmogelijk bij te houden. Met een aantal ‘zij-groepen’ heeft men goede ervaringen. Dat leidt tot een gunstig oordeel en een positieve houding. Een aantal ‘zijgroepen’ staan ook als negatief te boek. Ervaringen met leden daarvan hebben negatief uitgepakt. Het behoeft daarbij niet om eigen ervaringen te gaan. Ervaringen kunnen ook overgeleverd worden of doorverteld zijn. Weinig mensen hebben directe ervaringen met zigeuners, maar veel mensen hebben over hen een negatief oordeel. Eigen ervaringen leveren doorgaans bevestiging van deze doorvertelde ervaringen op. Ervaring en verwachting gaan vaak hand in hand. Ervaringen die tegengesteld zijn aan de verwachtingen leiden lang niet altijd tot aanpassing van het groepsbeeld. Turken zijn niet betrouwbaar, maar mijn Turkse buren zijn de uitzondering op de regel.
| |
Machtsstrijd
Welk gewicht een oordeel over een bepaalde ‘zij-groep’ in de schaal legt, hangt af van de maatschappelijke relevantie van het onderscheidende kenmerk. Het onderscheid tussen bloedgroepen is maatschappelijk niet relevant. Medisch wel, met name als een bloedtransfusie nodig is. Maar in het maatschappelijk verkeer speelt dit onderscheid geen rol, mede ook omdat dit verschil niet zichtbaar is. Het onderscheid naar inkomen, het verschil tussen rijk en arm, wordt al snel zichtbaar in kleding, levensstijl en materieel bezit en wordt in onze kapitalistische samenleving van groot belang geacht. In de tijd van de klassensamenleving was dit zelfs een onderscheid van vitaal belang, waarlangs vele oordelen en vooroordelen bestonden en tal van sociale conflicten werden uitgevochten. In onze tijd, mede als gevolg van de meer gespreide en in grote lagen van de bevolking sterk toegenomen welvaart, zijn de bezitsverschillen minder aan sociale klassen gebonden en meer geïndividualiseerd. Verschillen in levensstijl en sociale status zijn daarentegen van groter sociale betekenis geworden. Mensen trachten via bezit, kleding, uiterlijk en gedrag uitdrukking te geven aan een eigen identiteit. Zo krijgen culturele verschillen meer maatschappelijk relevantie waar de materiële verschillen wat naar de achtergrond schuiven.
Maatschappelijke relevantie is onder andere verbonden met de machtsverde- | |
| |
ling tussen diverse groeperingen. Het voorbeeld van het klassenonderscheid maakt dat in alle scherpte duidelijk. Het klassenconflict was een machtsstrijd tussen de heersende klasse en de onderliggende klasse, tussen de kapitalisten en het proletariaat. De kapitalisten waren erop uit de macht te behouden. Hun handelen tegenover de klasse der arbeiders was er een van controle en beheersing. Het proletariaat was erop uit de machtsverhoudingen te veranderen, zelfs in hun voordeel om te keren. Hun handelen was dan ook gericht op revolutie. Zo heet wordt de maatschappelijke soep niet altijd gegeten. Maar tal van groepen houden zich wel bezig met het versterken van hun machtspositie. In de sociale wetenschappen wordt macht doorgaans gezien als een relatiefenomeen. Het drukt onderlinge verhoudingen uit. Waar de één meer macht heeft, heeft de ander minder macht. Het is dan ook beter te spreken over machtsverhoudingen en machtsbalansen. Als gevolg van machtsstrijd verschuiven de machtsverhoudingen tussen allerlei groeperingen voortdurend.
| |
Vooroordelen
Vanuit het machtsgegeven kan duidelijk worden dat het oordeel over relevante andere groeperingen niet altijd zakelijk en objectief is. Het kan de machtsstrijd dienen het groepsbeeld van andere groeperingen ‘bij te kleuren’, bijvoorbeeld in negatieve zin. In een negatief groepsbeeld kan immers aanleiding gevonden worden de machtspositie van zo'n andere groepering te verzwakken. Het oordeel wordt dan vervangen door een vooroordeel. Een slim vooroordeel bevat een kern van waarheid die gegeneraliseerd en overtrokken wordt. Aan een individuele ontsporing van een van de leden van een ‘zij-groep’ wordt dan de hele groep ‘gekoppeld’. Iemand steelt een kleinigheid uit een supermarkt. Het bericht wordt: ‘Marokkaan steelt uit supermarkt.’ Een vervolgbericht wordt: ‘Uit deze supermarkt wordt dagelijks wel gestolen en hier in de buurt wonen veel Marokkanen.’ Weer een vervolgbericht: ‘In buurten en wijken met veel Marokkanen wordt in supermarkten veel gestolen.’ Na verloop van tijd is het beeld ontstaan dat Marokkanen dieven zijn. Het is dan ook ongewenst en onnodig dat Marokkaanse burgerinitiatieven subsidie zouden krijgen. ‘Ze stelen en zouden dan ook nog subsidie moeten krijgen.’ Zo leidt het ontstane vooroordeel tot het inhouden van subsidies en daarmee tot een verzwakking van de positie van Marokkanen.
Als vooroordelen eenmaal ontstaan zijn, dan zijn ze moeilijk uit te roeien. Ze houden zichzelf gemakkelijk in stand. De vooroordelen kleuren de waarnemingen. Telkens als een Marokkaan steelt, wordt het vooroordeel ‘Marokkanen zijn dieven’ bevestigd. Als een Marokkaan in de supermarkt gewoon betaalt, wordt daar geen nota van genomen. Als een Marokkaan de caissière erop wijst dat ze te veel heeft teruggegeven, wordt dit als een individueel fenomeen gezien of als een
| |
| |
uitzondering die de regel bevestigt. Maar omdat het handelen mede ‘gestuurd’ wordt door het vooroordeel, bevat dat ook het mechanisme van de zelfbevestiging. Het vooroordeel ‘negers zijn dom’ leidt ertoe dat zwarte scholen minder geld krijgen, de onderwijzers die er gaan werken minder kwaliteit hebben en de motivatie om een goede onderwijsprestatie neer te zetten geringer is. Het resultaat is dat negers in het onderwijs minder presteren, hetgeen leidt tot bevestiging van het vooroordeel: ‘Zie je wel, negers zijn dom.’
| |
Minoriteit
Inmiddels hebben we nu ook minderheden leren kennen die negatief beoordeeld worden, die zuchten onder vooroordelen en lijden aan machtsgebrek en discriminatie. Dit type minderheden wordt wel aangeduid met de term ‘minoriteit’. Bij een minoriteit gaat het niet zozeer om tellen en indelen, maar om maatschappelijke problematiek. De statistische relevantie is een achtergrondfenomeen. De maatschappelijke relevantie staat op de voorgrond. Een minoriteit wordt door de dominant als een probleemgroep ervaren. De getallen spelen een geringe rol. Meer nog, een minoriteit kan zelfs de meerderheid van de bevolking omvatten. Zo vormden in het Afrika van de Apartheid ‘de zwarten’ de meerderheid van de bevolking, maar vormden ze tegenover de blanke dominant een minoriteit. Daaruit blijkt dat de machtsverhoudingen centraal staan in de verhouding dominant en minoriteit en niet het getal. Slechts in zoverre het getal verbonden is met macht wordt ook op het getal gelet.
De positie van een minoriteit is in een samenleving geen begerenswaardige. Een minoriteit zal er dan ook naar streven haar positie te verbeteren of te versterken. Daartoe zal de minoriteit de strijd moeten aangaan met de dominant. Voor de dominant betekent dit inleveren van macht en voorrechten. De geschiedenis wijst uit dat dominante groeperingen niet bereid zijn zonder slag of stoot (een deel van) hun macht prijs te geven. De minoriteit zal dan ook een strategie dienen te ontwikkelen om haar positie te verbeteren of, afhankelijk van het optreden van de dominant, te handhaven. Zolang de minoriteit bestaat kan het immers ook nog slechter voor haar worden. In ieder geval zijn maatschappelijke verhoudingen niet statisch. Voortdurend wordt, zij het met wisselend succes, strijd geleverd om maatschappelijke verhoudingen te wijzigen en posities te verbeteren. Waar in de beginperiode van de industrialisering de arbeiders verpauperden in overvolle stadswijken hebben nu de meeste werknemers een goed inkomen en een behoorlijk welvaartsniveau. Waar gereformeerden vroeger voor een groot deel ‘kleine luyden’ waren, behoren velen van hen nu tot de hogere middengroepen van de samenleving. Het kan dus verkeren.
| |
| |
| |
Strategieën
Voor de bepaling van de strategie van minoriteiten spelen twee factoren een grote rol, te weten het ingeschatte identiteitsverschil ten opzichte van de dominant en de ingeschatte machtsverhoudingen. Het ingeschatte identiteitsverschil kan als groot of als klein beschouwd worden. Acht men het identiteitsverschil klein, dan is een goede strategie om uit de minoriteitenpositie te komen, zich te assimileren. Men geeft simpelweg de eigen groepskenmerken op en past zich aan de dominant aan. Dat is immers ook hetgeen de dominant dikwijls van de minoriteit eist: aanpassing. In religieuze zin valt dan vaak het woord ‘bekering’. Daar waar in onze geseculariseerde samenleving inmiddels de meerderheid van de bevolking geen kerklid is, en religie maatschappelijk minder gewaardeerd wordt, volgen veel kerkelijke randleden deze strategie door het kerkelijk lidmaatschap te marginaliseren of zelfs te beëindigen.
Hoe groter echter het identiteitsverschil beleefd wordt, hoe moeilijker het is om de weg der assimilatie te gaan. Orthodoxe religieuze groeperingen, die zichzelf ervaren als uitverkorenen temidden van een samenleving van ongelovigen, zullen de weg van assimilatie omwille van het geloof niet begaan. Zij zullen een andere strategie verkiezen. Soms is de keuze voor assimilatie niet zomaar te maken. Dat is met name het geval als het onderscheid tussen dominant en minoriteit berust op uiterlijke kenmerken als huidskleur en lichaamsbouw. Mensen van Afrikaanse of Aziatische afkomst kunnen de taal leren, de wijze van kleding en gedrag overnemen, de waarden en normen zich toeëigenen, allemaal assimilatiekenmerken, maar ze blijven uiterlijk op hun herkomst herkenbaar als anders. Om aan hun minoriteitenpositie te ontkomen zullen zij dan ook een aanvullende strategie nodig hebben.
De keuze van die andere of aanvullende strategie hangt af van de ingeschatte machtspositie. Die kan als gunstig of ongunstig worden opgevat. Bij een als ongunstig ingeschatte machtspositie zal de minoriteit een weinig risicovolle strategie volgen. Men zal proberen de dominant niet teveel te ergeren. Men zal zich onopvallend gedragen en zich min of meer schikken in het lot. Daar waar het mogelijk is zal men trachten tot onderhandelen te komen en tussen de mazen van de wet door te laveren. Vormen van verzet zullen omzichtig en zoveel mogelijk onzichtbaar of anoniem plaatsvinden. Sabotage kan een plaats innemen. Deze voorzichtige strategie wordt volgehouden totdat er een situatie ontstaat waarin de dominant geen ruimte meer laat en de minoriteit niets meer te verliezen heeft. Dan kunnen kamikaze-acties plaatsvinden of terroristische activiteiten, wetend dat de dominant hard en meedogenloos kan terugslaan. Overigens wordt de strijd niet louter met wapens en fysieke middelen gevoerd. Ook de propagandastrijd speelt een rol. Het maakt bijvoorbeeld groot verschil of plegers van aanslagen gezien worden als vrijheidsstrijders of terroristen.
| |
| |
Bij een als gunstig ingeschatte machtssituatie kan veel meer risico genomen worden en kunnen de te bereiken doelen ook hoger gesteld worden. De dominant kan door eigen waarden of wetten zich beperken in machtsuitoefening. Ook andere groeperingen, nationaal en internationaal, kunnen op de dominant een remmende invloed uitoefenen waar het gaat om aanwending van machtsmiddelen. Hoe dit ook zij, de minoriteit kan in een gunstiger machtsverhouding terechtkomen en daardoor kansen krijgen aan de verbetering van haar positie te werken. De doelstelling kan gelijkwaardigheid zijn, maar ook, als men zich sterk acht, rolverwisseling door zelf naar dominantie te streven. De acties kunnen ook driester zijn: openlijk protest, demonstratie, politieke actie, staking, bezetting en toepassen van andere vormen van hindermacht.
| |
Situatiedefinitie
De inschatting van het identiteitsverschil en de inschatting van de machtspositie vormen twee belangrijke elementen van de situatiedefinitie die de minoriteit leidt in haar handelen. Die situatiedefinitie zelf is voorwerp van communicatie en strijd. Er is een voortdurende interne dialoog binnen de minoriteit over de definitie van de situatie en er is de druk van buiten, van de dominant, om de situatie te duiden. De situatiedefinitie van de dominant krijgt alle ruimte in de media en de publieke discussie. De dominant kan protestactie en verzet negatief duiden als sabotage, obstructie, criminaliteit of terrorisme en de waarden en opvattingen van de minoriteit kunnen weggezet worden als dom, inferieur of immoreel. Het is de opgave van de minoriteit hier een andere situatiedefinitie tegenover te plaatsen en door te zetten. Daarbij gaat het om zelfbewustheid, om trots over de eigen cultuur en levensstijl en weerbaarheid in het publieke leven.
Uiteraard speelt in de vorming en bijstelling van de situatiedefinitie de leidende elite van een minoriteit een belangrijke rol. Binnen deze leidende elite kunnen schrijvers en kunstenaars een belangrijke rol vervullen. Deze rol kan overigens twee kanten opwerken. De leidende elite van een minoriteit kan ernaar streven erkend en geaccepteerd te worden door de dominant. Ze zullen dan het identiteitsverschil willen verkleinen door (grote delen van) de dominante cultuur over te nemen. Achterblijvers binnen de eigen minoriteit zullen dan door hun eigen elite worden bekritiseerd. Voor een deel is dit bijvoorbeeld de rolkeuze op dit moment van theologen binnen de grote kerkgenootschappen in Nederland. Zij hebben daarbij weinig sympathie voor hun meer orthodoxe collega's. De andere keuze is stevig positie te kiezen voor de eigen minoriteit, de eigen normen en waarden te onderstrepen en krachtig leiding te geven aan het verzet tegen de dominant. Op grond van deze keuze konden in het verleden de emancipatiebewegingen (arbeiders, vrouwen, homo's, gereformeerden, katholieken) in ons land succes boeken.
| |
| |
Maar wie zijn oor te luisteren legt bij minoriteiten kan de voortdurende interne discussie over het identiteitsverschil, de machtspositie en de te volgen strategie beluisteren.
| |
Schuivende panelen
De verhoudingen van meerderheden of dominanten en minderheden of minoriteiten zijn daarom niet statisch. Iedere dominant kan minoriteit worden en iedere minoriteit kan dominant worden. Iedere minoriteit kan assimileren, maar kan ook geëlimineerd worden. Het laatste is dramatischer dan het eerste, maar de geschiedenis toont aan dat ook die laatste variant tot de mogelijkheden behoort. Endlösung en etnic cleansing zijn in de praktijk uitgeprobeerde doelstellingen van dominanten in samenlevingen geweest! Maar ook is bekend dat minoriteiten zich met succes emancipeerden, dat wil zeggen zich een gelijkwaardige plaats in de samenleving verwierven. Voorbeelden zijn in ons land de arbeidersbeweging, de vrouwenbeweging, de gereformeerden en de rooms-katholieken, de homo's. Al deze groeperingen vormden vroeger binnen de Nederlandse samenleving een minoriteit, die gebukt ging onder vooroordeel en discriminatie, maar zijn nu min of meer geaccepteerde minderheden met gelijke rechten en gelijkwaardige behandeling als andere groeperingen. Zij bevestigen het beeld van Nederland als land van minderheden, waarin tolerantie en rechtsgelijkheid de boventoon voeren. Toch, de verhoudingen zijn niet statisch en niet uitgekristalliseerd. In hoeverre zijn de emancipatieprocessen tot voltooiing gekomen? Daarover valt te twisten. In hoeverre zijn tegenkrachten werkzaam? Hoe zeker is een minderheid ervan niet (opnieuw) te vervallen in een minoriteitenpositie? De maatschappelijke verhoudingen vormen nooit anders dan in strijd schuivende panelen.
Zo heeft zich recent in ons land een aanzienlijke verschuiving voorgedaan in de verhouding tot wat wel in een algemene term ‘de minderheden’ genoemd wordt. Minderheden zijn nu niet gereformeerden, homofielen of joden, maar medelanders met een andere etnische herkomst: Surinamers, Turken, Marokkanen, Kaapverdianen, Ghanezen en Chinezen. De maatschappelijke strijd spitst zich toe op de combinatie van een andere etnische herkomst en het moslimgeloof. De aantallen spelen op de achtergrond een rol. Zeker in de oude stadswijken van de grote steden is de aanwezigheid van deze minderheden een gegeven dat het straatbeeld bepaalt. Maar ook economische verschillen en het verschil in levensstijl spelen een rol. Juist deze opeenhoping van kenmerkende verschillen en het bijkomende gegeven dat de verschillen uiterlijk zichtbaar zijn, maken de tegenstellingen hardnekkig. Het is duidelijk dat er sprake is van een negatieve beeldvorming.
Het proces van etikettering en stigmatisering is volop gaande. De ervaringen worden op groepsniveau getild en gegeneraliseerd. Bekend is de aanduiding ‘kut- | |
| |
marokkanen’. Terrorisme wordt op conto van de islam gezet. Het ‘wij-beeld’ is hier superieur ten opzichte van het ‘zij-beeld’. De islam wordt als inferieure religie te boek gesteld. Citaat uit een recente ingezonden brief: ‘Islam is homofobie, racisme, seksisme, onderdrukking, geweld, patriarchaat, achterlijkheid en haat - verborgen achter mooie kreten.’ De politiek heeft in korte tijd stevig bijgedragen aan dit negatieve beeld. Tal van overheidsmaatregelen hebben de positie van deze nieuwe minderheden verzwakt. De media kan selectieve berichtgeving verweten worden. Zo is in korte tijd in Nederland een nieuwe minoriteit ontstaan, waar eerst een minderheid was. Overigens vindt er ook in omgekeerde richting beeldvorming c.q. vorming van vooroordeel plaats. Veel moslims vinden de westerse wereld materialistisch, egoïstisch en de levensstijl van de westerling decadent, ja vaak zelfs immoreel. Een minoriteit presenteert altijd een sociaal probleem. Er is sprake van vooroordeel en discriminatie. Het ontstaan kan in sneltreinvaart plaatsvinden. De oplossing zal meer tijd en maatschappelijke investering vergen.
| |
Minorisering en secularisatie
Het opvallende is dat in dit snelle proces van minorisering van allochtone minderheden in ons land religie zo'n centrale plaats inneemt. Gedurende de afgelopen halve eeuw heeft zich in ons land een ingrijpend proces van secularisatie voltrokken. Waar Nederland vroeger te boek stond als een christelijk land is nu de meerderheid van de bevolking ontkerkelijkt. Religie speelt in het publieke leven een geringe rol. Het domein voor godsdienst is dat van de privé-sfeer geworden. Officieel heet het dat godsdienst een kwestie van persoonlijke keuze is, waar de overheid zich niet mee bemoeit. Het uitgangspunt is scheiding van kerk en staat. In het publieke domein heerst ten aanzien van godsdienst, levensbeschouwing en zingeving tolerantie en vrijheid, zo heet het. Deze staatstheorie kon gemakkelijk volgehouden worden doordat de christelijke kerken haar accepteerden, er in ieder geval geen verzet tegen boden.
Gedurende de laatste halve eeuw zijn de Nederlandse kerken toonbeelden van tolerantie ten opzichte van de burgers van dit land en volgzaamheid naar de overheid. Religie vormde geen steen des aanstoots meer. Wie vertrouwd is met de vaderlandse geschiedenis weet van andere tijden. Ook ten aanzien van de moslims, die zich hier sinds de jaren zestig van de vorige eeuw in wat grotere aantallen vestigden, is de relatie steeds volgens deze formule inhoud gegeven. Het is dan ook opmerkelijk hoe snel hier de omslag naar wantrouwen en vooroordeel heeft plaatsgegrepen. In dit verband wordt wel verwezen naar de elfde september met de aanslagen op het World Trade Centre. Maar dat zou dan een uniek voorbeeld zijn van grove generalisering en vooroordeel. Ook binnenlandse verhoudingen spelen een rol. In de aanval van ‘het Fortuynisme’ op de gevestigde politiek is de kaart van de
| |
| |
agressie jegens de moslimminderheid stevig uitgespeeld. Eerder al sloeg Bolkestein, toenmalig leider van de vvd, deze toon aan. Er werd afnemend verzet tegen geboden. Meer nog, er viel kennelijk veel bij te winnen. Het is grondig onderzoek waard te achterhalen hoe dit proces van minorisering zich zo snel kon voltrekken.
Maar bovenal is het van belang te achterhalen hoe in een zover geseculariseerd land, meer nog, in een zover geseculariseerd werelddeel als West Europa, godsdienst daarbij zo'n centrale plaats inneemt. Zozeer zelfs, dat vaak in één adem alle fundamentalisme binnen alle wereldreligies ter sprake komt, meer nog, alle godsdienst in de beklaagdenbank gezet wordt. Godsdienst wordt dan geassocieerd met intolerantie, met fundamentalisme, met geweld en terrorisme. Het gaat om een onverantwoorde generalisatie, om een ongeoorloofde reductie van complexe problematiek, om vooroordeel met stigmatiserende en discriminerende maatschappelijke effecten. Nogmaals, het is verbazingwekkend hoe snel zich dit proces van minorisering in ons land kon voltrekken. Grondige bestudering lijkt van belang. Een van de aandachtspunten daarbij is te speuren in de literatuur. Zijn daar voorboden van deze ontwikkeling te vinden? Hoe kwam in de recente literatuur godsdienst ter sprake? Maar ook: welke effecten hebben deze ontwikkelingen in de literatuur? Hoe reageren moslimauteurs op deze ontwikkelingen? Want naast de verbazing over de snelheid van dit proces van minorisering is er de zekerheid dat dit proces niet zomaar ongedaan te maken is. Nederland is een angstige sociale problematiek rijker geworden. En niet alleen Nederland, maar waarschijnlijk de hele westerse wereld.
Jan B.G. Jonkers (1942) was tot zijn pensionering universitair docent godsdienstsociologie aan de Theologische Universiteit te Kampen. Hij publiceerde diverse wetenschappelijke boeken en artikelen.
|
|