En op die manier ging het gesprek voort. Waar hij dan gewoond had of nog woonde in K. En als hij dan achter de Walkerk gewoond had, of hij daar zijn, Karels, familie ook kende. Of hij daar dronken Tijs gekend had.
Als er onder ons waren die de zwijgzame gast voor een rechercheur hielden, raakten we toch wel aan het twijfelen. In ieder geval bleek hij onze gebruiken goed te kennen en het ging hem niet slecht af ons in onze eigen taal te antwoorden. Het duurde niet lang of de rollen waren verwisseld: niet langer was het Karel die twist zocht, maar de vreemdeling. Als hij iets te verbergen had, koos hij in elk geval wel de beste manier om zich van lastige vragen te ontslaan.
Zo, als Karel in de Gore Steeg gewoond had, dan had hij wel een mooie buurt uitgezocht.
Hm, dat ging daar nogal.
En dan zou daar bij hem in huis ook wel alles van de Vesta zijn (een maatschappij die met een cadeaustelsel werkte).
Hm. Of de ander dat nog eens weer wou zeggen.
Maar het was toch zo?
Dat deed er niet toe. Hij, Kareltje, wou het wel eens graag weer van hem horen. Nou, daar in de Pothof was alles van de Vesta.
Het volgende ogenblik werd hem de koffiepot waar hij uit gedronken had, met zo'n slag op het hoofd gezet dat hij een moment roerloos op zijn stoel bleef zitten. De koffie schoot langs alle diagonalen door de kamer, kletste tegen de ruit, sloeg een dikke bruine flat op de muur, droop hem over de boord, drenkte zijn hemd. Het dik lag op de revers van zijn jas. De pot stuntelde langs zijn lijf naar omlaag, viel met een blikken geluid op de grond en bleef liggen tegen de tafelpoot.
Hiermee begon het gevecht. Wij anderen maakten een kring om de worstelenden. De voorzichtigen onder ons waren bevangen door een vreemde onrust, en de brutalen vulden de koffiekamer met hun kreten. Sommigen raakten door het gevecht in hevige opwinding. De man met de tonsuur leek dronken, hij leunde tegen de muur met halfgesloten ogen en hij ademde diep en voorzichtig. Hij keek wel naar de vechtenden, maar ik betwijfelde of het beeld in hem indrong. Zijn blik was troebel en hij leek op een mens die in de zon staat, iemand die zijn sfeer gevonden heeft. Allerlei donkere instincten riep het gevecht wakker.
Allerlei zonde verrieden de gelaatstrekken van de toeschouwers, afwijkingen waar men tegenwoordig mee omgaat zo voorzichtig alsof het wie weet wat voor verheven mysteries zijn, maar die een mens niet verder brengen. Aanduiden kan men ze.
Er stond een zwerver in de groep van wie men zei dat hij het vermogen bezat de mensen door de kleren heen te zien. Hij kon op de meest onverwachte ogenblikken in een homerisch gelach uitbreken. Wat mag er in hem omgegaan zijn tijdens het gevecht?