Liter. Jaargang 5(2002)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 68] [p. 68] Jane Leusink Gedichten Sneeuw die tot juli blijft liggen I Ze voelden zich onrustig, ze moesten iets maken, nee, iets werd wakker en werkte zich als een steen in de aarde naar boven. Ze dachten dat ze het niet zouden kunnen waren bang, begonnen voor tien te praten zodat het een drukte werd van ideeën daar. In hun ogen smeulde iets. Ze zochten een plek van belang, een ruimte zonder apparaat dat regels stelt, een eiland tussen zijn en niet zijn dat toch door zijn wortels aan de rivier- bodem werd vastgehouden, luchtig, gewichtig. Ze luisterden als kinderen naar wenkende woorden. Het was herfst en ze hadden de trek in de kop. [pagina 69] [p. 69] II Wij zochten verlaten stadsboerderijen en bouwvallige steenfabrieken, droomden van schapen en lammeren op grazige berghellingen met wildstromende beken. Droomden van levende projecten, werken van vrij denken om zonder schaamte te laten zien aan wie ook, god, ouders, een dode dichter. Wij zochten naar een woord voor verlangen in de taal van schapen, vroegen ons af hoe je van het een naar het ander komt, hoe je iets verbindt met iets anders en wat daartussen gebeurt. Wij hadden daar veel woorden voor over om weer los te laten zonder verloren te raken. Wij hoopten dat het ons zou weten te vinden. [pagina 70] [p. 70] III Wij schreven motorblok, carburateur en hoe haal je hem door de keuring heen gingen lassen, autogeen, elektrisch, vlamboog trekken, Kants praktisch vernuft bestuderen, in het Russisch geloof, hoop, liefde verbuigen - hoe onregelmatig is liefde niet - Wij vonden houtkachels, open vuren en daken met gaten van sterrennacht, in onze onbetreden tuinen woekerde het van wilde honingbloemen en speerdistels. Wij ploegden, spitten en wiedden de winter door, oogstten broedplaatsen voor ongebreidelde drang, aan onze vingers hingen beugelflesjes Grolsch. Wij geloofden aan sneeuw die tot juli blijft liggen. [pagina 71] [p. 71] IV Sommigen voelden dat iets hen bereikte, als een kind dat leert zwemmen de kant van het zwembad loslaat - in hun ogen las je wonderlijke moeite - Van anderen las je het zoeken in hun ouderloze ogen zag je het glanzen verloren gaan, aan hun handen voelde je het trillen beginnen. Mijn kind schreef: ik vertrek in de lente, ik ga zonder haast, om een weg af te leggen die verplicht is geworden langs scheve platanen met cipressen erachter, blauwe bergen in de verte en altijd veel schapen te hoeden. Ik sjor een plunjezak op de rug van mijn zwart paardje, streel manen uit zijn verwarde gezicht, fluister ‘kom’. Vanavond strelen mijn handen de hemel in kleur Vorige Volgende