Liter. Jaargang 5
(2002)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 61]
| |
C. van der Kooi
| |
[pagina 62]
| |
worden ziek van verlangen, het evenwicht is verstoord. Ze worden bepaald door degene die ze liefhebben. Volgens het platonistische en aristotelische idee van eros streeft eros naar het schone, naar dat wat ons zelf ontbreekt en wordt het ziek van verlangen om dat schone te bezitten. Ik stip nu slechts terloops de vraag aan in hoeverre het religieus en psychologisch fataal is als eros en liefde in verband worden gebracht met een gebrek, met verminderd zijn. De platonistische en aristotelische gedachtegang droeg de jammerlijke consequentie in zich dat liefde en eros ten slotte alleen gedacht kunnen worden als liefde tot God als het hoogste en meest volmaakte zijn. Vervolgens wordt het eigenlijk onmogelijk God te denken als degene zijn schepselen liefheeft. Want een ander liefhebben duidt in dit platoonse kader op een onvolmaaktheid, op een gebrek. Voor de theologie heeft dat nogal wat consequenties gehad. Men had moeite te denken dat God anderen dan zichzelf tot voorwerp van zijn liefde maakt. Maar dat terzijde. Ik wil nu allereerst beklemtonen dat liefde tussen mensen, niet alleen de romantische liefde, maar ook andere vormen van liefde zich doet kennen als een geweldige aanjager, een macht die mensen tot creativiteit brengt. Dat kan leiden tot vormen van verdwazing. ‘Amantes amentes’ zegt het spreekwoord of met een nederlandse equivalent: liefde maakt blind. In het geval van de ouderlijke liefde: iedere uil meent zijn jong een valk te zijn. Al wil ik er onmiddellijk aan toevoegen dat de creativiteit van de liefde niet altijd de kant op hoeft te gaan dat ze de werkelijke verhoudingen scheef trekt. De liefde is daarin creatief dat ze het voorwerp van liefde uitvergroot, in staat is zich te verheugen in iets van die ander. We komen zo weer een andere eigenschap van de liefde op het spoor, zeker waar ze tijd gegund wordt en de kans krijgt door ervaringen heen te groeien en rijpen. Liefde doet dan scherp zien: ‘Ubi amor, ibi oculus’. Met een paar woorden van Herman de Coninck: Vroeger hield ik alleen van je ogen.
Nu ook van de kraaiepootjes ernaast
Zoals er in een oud woord als meedogen
meer gaat dan in een nieuw. Vroeger was er alleen haast
om te hebben wat je had, elke keer weer.
Vroeger was er alleen maar nu. Nu is er ook toen.
Er is meer om van te houden.
Er zijn meer manieren om dat te doen.
Maar in hoeverre hebben we in onze cultuur er aandacht voor dat liefde groeien moet, dat het tijd kost en moeite voordat twee levens met elkaar vergroeien en dat | |
[pagina 63]
| |
dit allerminst vanzelfsprekend is? Onze cultuur heeft uit het Hooglied minder onthouden dat de geliefden in het boek Hooglied naar elkaar op zoek zijn, dat ze elkaar in bepaalde passages niet kunnen vinden. Wat bij ons beklijft is dat liefde onstuitbaar is, onuitroeibaar, een levenslange wond. | |
De onmogelijke liefdeIn de keltische legende van Tristan en Isolde wordt de schone Isolde uitgehuwelijkt aan de verre koning Mark, en Tristan zal haar, hoewel Tristan en Isolde elkaar reeds in het oog gevallen zijn, geleiden naar haar toekomstige echtgenoot. Opdat Isolde zich aan haar gemaal volledig zal kunnen geven, krijgt ze een liefdesdrank mee die door de moeder van Isolde is bereid en die in het verre land zal moeten worden gedronken. Maar onderweg in het schip wordt bij vergissing door een van de begeleidsters de liefdesdrank al aangeboden aan Tristan en het gevolg is smartelijk. Tristan en Isolde ontbranden voor elkaar in liefde, raken levenslang hun zucht naar elkaar niet kwijt. Omdat er een hogere loyaliteit in het spel is, namelijk de loyaliteit aan de koning van het volk, is het een onmogelijke en verboden liefde. En zo zijn we bij een thema gekomen dat een vast bestanddeel is geworden van de liefdesliteratuur, namelijk de onmogelijke liefde. In het verhaal van Romeo en Julia staat de afkomst van beiden in de weg. Zij behoren tot rivaliserende partijen in Verona en ondenkbaar is het, onmogelijk dat beiden elkaar in het leven zouden toebehoren. Romeo wenst Julia niet alleen te laten aan de dood. Maar de dood heeft bij Shakespeare nog een grimmig gezicht. De dood is rivaal en allesbehalve een vriend. Tot de dode Julia zegt hij: Why art thou yet so fair? Shall I believe that unsubstantial Death is amorous,
and that the lean abhorred monster keeps Thee here in dark to be his paramour.
For fear of that I still will stay with thee,
and never from this palace of dim night depart again.
Zo komen we bij het motief dat we steeds weer in de verhalen over liefde tegenkomen, namelijk dat de liefde ook de scherpste dimensies van de dood doet kennen. De dood als niet te verdragen verwoester van de band die er was, als vernietiger van de schoonheid. Bij Romeo en Julia is de liefde een macht die de dood zijn prooi niet gegund wordt. Maar is de liefde daarmee sterker dan de dood? Ook het drama van Romeo en Julia staat in de traditie van de onmogelijke liefde. De politieke werkelijkheid van de Capets en de Montagues verdraagt het eenvoudig niet dat beiden een lang leven zouden leiden, en de vraag moet gesteld worden of hun liefde zou hebben overleefd als ze niet door het tragisch misverstand aan het einde tot zelfmoord worden verleid. Nee, in het verhaal van de liefde zoals we dat in | |
[pagina 64]
| |
de literatuur vinden, wordt de dood wel heroïsch bestreden, maar wordt ze daarmee ook overwonnen? Bij Romeo en Julia is de dood nog een tragisch einde, in de romantiek verliest de dood van de geliefden echter zijn tragische gestalte en wordt ze medium waarin het leven zichzelf pas vindt. In de bewerking die Wagner maakte van Tristan und Isolde biedt de ‘Liebestod’ de uitkomst en de overwinning op de harde werkelijkheid van een maatschappelijke structuur en plicht. De dood biedt de volstrekte vereniging en symbiose van de geliefden en lokt als het land waar de maatschappelijke onmogelijkheden en grenzen overwonnen zijn. Bij Wagner vinden we de romantische belijdenis dat de liefde juist in de dood haar volkomen vervulling vindt. In hoeverre zijn hier waarheid en leugen met elkaar verknoopt? Is liefde sterker dan de dood? Of wil onze cultuur dat graag geloven en doen geloven? De film Titanic brengt de onmogelijke liefde in beeld tussen gelieven van heel verschillende klasse. Wat weegt in heel de dramatische setting, vol van maatschappelijke ongelijkheid, onrecht, van mensen die de dood onder ogen zien en waarvan het merendeel zal verdrinken, is de zoetheid van de liefde. In de kolkende ellende van een ondergaand schip en de doodsangst van hen die verdrinken viert de liefde haar triomf. Is dat niet de ultieme overwinning van de liefde? Is in de ogen van de oude dame die zich de jonge tekenaar nog zo goed herinnert, het uur dat haar voorgoed vrouw maakte, de liefde niet sterker geworden dan de dood? Films, opera's, ze zijn de moderne iconen waar hunkerende zielen zich aan vastklampen. In hoeverre wordt hier waarheid gesproken, in hoeverre wordt hier brutaal gelogen? | |
De valstrik van de symbioseLiefde is een oerkracht, die iemand opent voor de ander. De liefde maakt dat iemand niet meer het centrum heeft in zichzelf, maar in zekere zin buiten zichzelf wordt geplaatst. En dat kan dan weer de angst oproepen dat men geheel in de ander opgaat, dat de ruimte wordt verslonden. Vasalis schrijft in haar laatste bundel: Ik volg - van ganser harte en volstrekt onvrij
iedere stap, ieder gebaar; iedre verandering van je gezicht
verandert mij.
Nee niets ontbreekt aan onze liefde dan
de onvolmaaktheid - zonder welke men niet ademen, niet leven kan.
Ik ben te rijk behuisd in je paleis
ik wil weer naar mijn kamer terug
en niets meer zien en niets meer horen
ik wil weer arm en leeg zijn als tevoren
ik wil naar huis!
| |
[pagina 65]
| |
In dit gedicht loopt de hoofdpersoon weg omdat het teveel is, te absorberend. Het dreigend zelfverlies verwart. En zo raken we aan de risico's die liefde in zich bergt. Wanneer wij liefhebben, wanneer wij uit ons zelf gaan en naar de ander toegaan om bij die ander te horen, kan opeens de ontdekking gedaan worden dat men zichzelf verloren heeft, of de angst om het hart slaan, omdat het allemaal teveel is. De hoofdpersoon heeft gelijk. Wie zich op weg waagt naar een ander is doodgevaarlijk bezig. Wie liefheeft leert de dimensie van de dood kennen. In de liefde zoekt men de ander en wil zichzelf niet hebben zonder de ander. Dat levert risico op, de mogelijkheid van afwijzing. Men kan gewond terugkomen, diep gekwetst, voor de afgrond staan. Niet zonder reden is de afwijzing door de geliefde, dus liefdesverdriet, een van de scherpste ervaringen. Het voelt aan als de dood, als een eenzame terugkeer in zichzelf, terwijl men met de ander bij zichzelf had willen terugkeren. In liefdesverdriet wordt men bepaald door een leegte, namelijk het ontbreken van de ander. Op zulke moment is de liefde niet sterker dan de dood, maar smaakt de liefde de dood en is ze gedoemd te sterven. | |
Liefde als vermeerderingEn als het wel lukt, als de ander ja zegt, dan vindt er zoiets plaats als verwijding en zijnsvermeerdering. Door de geschonken nabijheid van de geliefde wordt iemand meer dan hij of zij was. De werkelijkheid wordt er compleet anders van. Ik citeer een paar regels van de engelse dichter John Donne: I wonder by my troth, what thou, and I did, till we loved? Were we not weaned till then,
but sucked on country pleasures, childlishly?
Or snorted we in the seven sleepers' den
'Twas so; but this, all pleasures fancies be.
If ever any beauty I did see,
Which I desired, and got, twas but a dream of thee.
Alles wordt er anders van. Let wel, liefde gedijt niet in de symbiose, maar in de nabijheid. Daarvan wist Wagner niets en als we niet oppassen lopen we nog steeds rechtstreeks in de val van de symbiose. Volwassen liefde kenmerkt zich door nabijheid, waarbij de afstand niet een vervreemdende distantie is, maar de ruimte waarbinnen we op nieuwe wijze aan ons zelf teruggeschonken worden, namelijk als geliefden. Dan is het niet erg om het centrum van jezelf buiten je te erkennen, in de ogen van de ander die je liefheeft. Je bent wie je in de ogen bent van de ander, een geliefd en gewild mens. Dat maakt het leven meer, dat vermeerdert de kwaliteit. Daarmee is tevens aangegeven dat het ideaal van de autonomie aan de liefde vreemd | |
[pagina 66]
| |
is. De liefde waagt het om van de betrokkenheid van de ander te leven. Ze waagt het zich te laten bepalen door die ander. Daar wordt een mens niet minder van, daar worden we meer van, daar worden we mens van. Opnieuw citeer ik graag een paar woorden van Vasalis: Vriend, metgezel, die meer en minder is
dan vader, moeder, minnaar, kind
hetzelfde als ik, maar anders
onafhankelijk en toegewijd
ouder, jonger, van dezelfde tijd
trooster, die getroost kan worden
baken en verhanger van de borden
broeder, maar van andre moeder, zonder rivaliteit
met wie ik samenloop en die mij begeleidt.
Hij gunt mij om te leven en als ik dood
zou willen, geeft hij mij gelijk.
Soms is het, dat ik om hem alleen
verdragen blijf, wat zonder hem ondraaglijk scheen.
Zonder een enkele verplichting
loop ik en loop altijd in zijn richting.
| |
Is menselijke liefde een spoor van God?Is nu de liefde een spoor van God? Zijn al die ervaringen van liefde, waar ik in het bovenstaande aan herinnerde, inclusief die van een beetje doodgaan en zelfs die van complete desillusie nu sporen van veel meer? Verraden ze dat leven meer is dan we dromen, verraden ze dat God het geheim van het leven is? Zonder het fenomeen van menselijke liefde nu te vergoddelijken, wil ik toch wijzen op iets opmerkelijks. De schrijver van de eerste Johannes-brief maakt een koene vereenzelviging: ‘God is liefde’ (1 Joh. 4:16). Let wel, dat is geen algemene uitspraak met het oog op onze wereld. Dat God liefde is, is geen conclusie op grond van wat hij in het algemeen om zich heen ziet. Dat zou vals klinken. Hij doet zijn uitspraak met het oog op Jezus die zijn leven inzette voor zijn vrienden. De geschiedenis van God concentreert zich in de vrijwillige inzet van Jezus voor zijn vrienden, voor de ander. Het is de geschiedenis van vrijwillige levensovergave waarin Hij zich vereenzelvigt en niet zonder die ander wil zijn. ‘God is liefde’ is de samenvatting van het evangelie, van de geschiedenis van de Vader die niet zonder deze Zoon wil zijn, van de God die niet zonder de verlorene, de uitgestotene wil zijn, zonder de mens die zichzelf kwijt is. Alleen met het oog op dat specifieke getuigenis is het mogelijk te zeggen: sterker dan de dood is de liefde. | |
[pagina 67]
| |
Wat betekent dit nu voor onze menselijke liefde, voor de verscheurende, roerende en smartelijke ervaring van liefde, geschonden en gemankeerde liefde? Wat zegt dat over de mens? Zijn die menselijke ervaringen van liefde een spoor van God? Kan men zeggen: Ubi caritas, deus ibi est (waar liefde is, is God)? Ik wil hier twee dingen van zeggen. Het is eigen aan de brede katholieke traditie om hier uiterst ruim te zijn en alle menselijke ervaring met liefde te beschouwen als ervaringen die niet op zichzelf staan. De liefde is uit God, weet de schrijver van eerder genoemde eerste Johannesbrief te melden. De menselijke behoefte aan liefde, de ervaring dat we er meer door worden, dat we ervan bestaan, laat al zien waar we op gebouwd zijn. We zijn ontworpen voor de liefde en zo wordt zelfs het ironische liedje van Marlene Dietrich uit Der blaue Engel nog waar: ‘Ich bin von Kopf bis Fuß auf die Liebe eingestellt’. De ervaringen die wij opdoen met de liefde en met verlangen, laten zien waar we voor ontworpen zijn. In dat licht is al de literatuur, al het verlangen dat van het doek afspat te waarderen. Ook de tranentrekkers leven tenslotte van iets waars. Wie liefheeft en verlangt naar de nabijheid van de ander om in die nabijheid meer te worden en leven te vinden, beweegt zich ontologisch dicht bij het geheim van God. In de liefde hebben we deel aan hetzelfde dat in God is. Alleen met dit verschil: God is liefde, mensen hebben liefde. En vaak ontbreekt het ze. Maar ook dat hebben is niet niks. Het verdient onze hoge waardering. Verlangen, liefde, inclusief de erotiek leven van dat verlangen naar schoonheid, van het verlangen bepaald te worden door dat andere en moeten dan ook als zodanig worden gewaardeerd. Dat is de eerste beweging. De tweede beweging is dat de menselijke verwerkelijking van de liefde, de weg van het verlangen onder de kritiek staat van de wijze waarop het evangelie God identificeert met liefde. Zoals al gezegd, ‘God is liefde’ is geen algemene uitspraak, geen constatering op grond van algemene observatie. Dan wordt ze hoogst aanvechtbaar. Ze wordt gezegd met het oog op een heel bepaalde geschiedenis. En op grond van die geschiedenis wordt het mogelijk kritisch te kijken naar wat wij ervan maken, naar de wijze waarop wij de liefde gestalte geven. Maar het is juist de kritiek die het ook mogelijk maakt de menselijke realisaties te waarderen als sporen. Dr. C. van der Kooi (1952) is universitair docent dogmatiek aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Meest recente publicatie op theologisch gebied: Als in een spiegel. God kennen volgens Calvijn en Barth (2002). |
|