binnenste ring van de bijbelgordel. Begrijpen lezers in de grachtengordel nummer 158? ‘Het is zo moeilijk temidden van het slaggewoel te zien waar de banier des konings staat. Zodra ik haar in het oog krijg, zult gij mij daar kunnen vinden.’ (Ph.J. Hoedemaker). Of deze, onder ‘Antithese’? ‘Christus schenkt geen beginselen, alleen maar telkens weer een begin.’ (C.J. Dippel, nummer 51). Of deze, over antisemitisme? ‘Wie Israel haat, blijkt ook telkens Jezus en Zijn kerk te haten; en roept om een ander “Evangelie”. Het evangelie dat rekening houdt met bloed en bodem.’ (D. Tromp). De geloofsuitspraken geven deze uitsprakenwaterval een meditatief karakter. De gereformeerden gaan soms op de vuist met de katholieken, net als vroeger in menig dorpje: ‘Ik kan maar niet inzien wat brandende kaarsen met echte religie te maken hebben’ (C. Rijnsdorp, 1153). Verderop zegt Rijnsdorp over katholieken: ‘De r.k.-kerk bezingt in haar muziek ten diepste haar macht’ (1993). Dat waren tijden. Zo zie je kerkhistorische lijntjes lopen tussen deze regels. Tja. ‘Met al ons weten zijn wij nog als de vogels op de telegraafdraad, aan wie zoveel belangrijks voorbijgaat waar ze niets van begrijpen’ (Laurillard). En dan deze, een mooie wensdroom: ‘De kerk is de enige organisatie ter wereld die er is voor haar niet-leden’ (waarschijnlijk W. Temple). Godfried Bomans: ‘Na het evangelie kwam de kerk: het transformatorhuisje aan de voet van de Niagara’ (1188). En Willem Barnard: ‘Iedere kerk die kleiner is dan de hele kerk is te klein’ (1198). J.H. Bavinck, vermoedelijk sprekend over syncretisme: ‘Het is niet waar dat alle rivieren uitmonden in de oceaan. Er is een rivier die uitmondt in de Dode Zee’ (1979). ‘De blijde boodschap van de incarnatie van Christus impliceert dat de reïncarnatie van de mens niet
meer nodig is’ (S. Alblas, 1118).
De citaten zijn doorlopend genummerd en opgehangen aan nieuwsgierigmakende trefwoorden: van Afgrond tot Afscheiding, van Almacht tot Anderen, van Auschwitz tot Amerika (39: ‘God bless America. Please hurry.’ - anoniem). Van Vroomheid tot Zonde, van Schapen tot Schepper.
Het tweede dat opvalt, is de beslissing om vrijmoedig te citeren uit gedichten, waarvan sommige delen aforistische kwaliteit hebben: Hein de Bruin, Leo Vroman, Jotie 't Hooft, Gerrit Achterberg, Gerard Reve. Van de laatste vinden we onder nummer 92 de aangrijpende regels: ‘Eigenlijk geloof ik in niets / En twijfel ik aan alles, zelfs aan U, / maar soms / wanneer ik denk dat Gij waarachtig leeft, / dan denk ik dat Gij liefde zijt en eenzaam / en dat in dezelfde wanhoop Gij mij zoekt, / zoals ik U.’
Menige van Engelstaligen afkomstige uitspraak is in het Engels weergegeven; de Duitsers en Fransen zijn in het Nederlands vertaald. Ja, u merkt het, bij een hooiberg zo tjokvol spelden doen wij recensenten alles om spijkers te zoeken. De zwaarte van de geloofsuitspraak wordt weer verlicht door scherts en luim: ‘Niet ranker rijzen ginds te Rome / de zuilen der Sint Pieterskerk / dan, stil aanbeden juffrouw Oomen, / uw onvergetelijk benenwerk’ (Godfried Bomans, 1991).
Met elk nieuw citaat dat de verzamelaars uit eigen machtige tekstbestanden besloten te selecteren, moet hun gevoel van machteloosheid en mishagen aan zichzelf zich hebben verdiept, want volledigheid bestaat niet. Hopelijk komen er vele herdrukken, en breiden zich binnen deze band ook de theologische kruimeltjes genadebrood uit. Iedereen mag meedoen.
‘Alleen de ontmoetingen die niet in onze agenda staan zullen ons leven veranderen’ (Martin Simek, 2024). Dit boek is een stich-