schiedenis, omdat de docent uitvoerig verhaalde van de zuiveringen in de Sovjet-Unie. Zij vonden het ‘Amerikaanse propaganda’. In het dorp kwam rpf-kamerlid Aad Wagenaar een spreekbeurt houden. Na het alleszins gereformeerde betoog sprak een gpv-bestuurder dat Wagenaar niet deugde omdat hij de belijdenis ongenoemd gelaten had. Een progressieve medestudent hekelde de standensamenleving in Amerika, nadat hij had ontdekt dat de Amerikaanse ambassadeur in Nederland Louis Paul Bremer iii heette. Die iii deed hem denken aan graaf Dirk i, ii, en iii, aan middeleeuwse tijden dus. Fantasie en misverstand woekerden voort, gevoed door vooroordeel.
Merkwaardig dat zulks zelfs op de universiteit bestond. Docenten leerden ons kritisch lezen en denken; scripties en referaten moesten feitelijk verantwoord zijn en een conclusie werd afgewezen als ze niet logisch was onderbouwd. Zo was de wetenschap. Ik heb daar bijzonder van genoten, en met het genot groeide de verbazing over mensen die hun persoonlijke inzichten en dommigheden uitdroegen als onbetwistbaar feit.
In dat gemoed las ik in december 1983 een reader met artikelen over naoorlogs Nederland. Een van de artikelen ging over de jaren zestig en was geschreven door een socioloog die ik nauwelijks kende. In de jaren zestig stonden professoren en andere denkers op die hun progressieve inzichten verkochten als hogere waarheid. Zij noemden Mao een weldoener en vonden Castro een voorbeeld. God en geloof wezen ze af, Amerika was een moderne demon en het pacifisme een milde deugd. Zij waren de architecten van het linkse levensgevoel, dat tot ver in de jaren tachtig standhield en op 23 november 1981 door Henk van der Meulen in de Geertsema-zaal werd uitgedragen.
De schrijver van het bewuste artikel, Bart Tromp, keerde zich tegen het linkse levensgevoel. Dat is te zwak gezegd. Op academisch verantwoorde wijze, met aanstekelijke spotlust en helder taalgebruik rekende hij af met modieuze dommigheden en zelfgenoegzaamheid. Ik wilde meer van hem lezen en spoedde me naar de universiteitsbibliotheek, waar bleek dat Tromp auteur was van twee boeken met de hoopgevende titels De samenleving als oplichterij en Het falen der nieuwlichters. Ze hebben me veel lering en vermaak gegeven.
In beide boeken, bundels opstellen over politiek, sociologie en geschiedenis, bespreekt Tromp het werk van vooraanstaande linkse denkers als W.F. Wertheim en Ger Harmsen, bewonderaars van Karl Marx. ‘Dat Marx in de mode is betekent in veel opzichten een debielisering van het geestelijk klimaat’, schreef Tromp, waarmee de toon voor de bespreking was gezet. Tromp lichtte tegels op en bescheen de wegschietende duizendpoten en pissebedden met een verzengend licht van logica, nuchterheid en spot. Hij was en is een groot polemist.
Het marxisme is al lang uit de mode en wie eens geloofde in de ideële nieuwlich-