Liter. Jaargang 4(2001)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermdChristelijk literair tijdschrift Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] Menno van der Beek Gedichten Calembour Ik sla mijn ogen op. Zo zal ik wachten. Ach, moge mij mijn rechterkant vergeten als ik uw stad vergeet. Dan ben ik er geweest: aan zulke dingen denk ik meestal 's nachts. Ongeschikt voor snarenspel. Mijn klachten bewaar ik in mijn hoofd, en u bent steeds van heel dichtbij mijn luisteraar. Ik weet dat u het weet. U zit in mijn gedachten. Ik zal met u over de hoogste muren springen en ondertussen uw gedrag bezingen: mijn lamp. Mijn schaduw aan mijn rechterkant. Mijn herder hier en aan de overkant die al mijn krankheden vanzelf geneest en mooie plekjes aan het water weet. [pagina 37] [p. 37] Relaas Dit hoofd ligt moe en groot tussen zijn schouders maar heeft nog altijd een bekend gezicht; hoewel zijn lichaam tussen lakens ligt steken er stukken onderuit om vast te houden. Dit is een uur alleen van ons. Misschien verwacht hij zonder te bewegen iets van mij of van iemand anders, die ik moet gaan halen. Ik laat mijn nieuwe zakhorloge zien: ‘Van zilver,’ zeg ik, en hij kijkt opzij en knikt een beetje. Het is roestvrij staal. Wat echt gebeurt is maar de helft van het verhaal. [pagina 38] [p. 38] Waterballet Zo hard heeft het misschien nog nooit geregend of misschien zat ik binnen, toen het zover was en danste men in regenkleding door de plassen terwijl ik langzaam grote voeten kreeg. Wat heb ik ondertussen al die tijd gedaan? aarzelend bovenaan de trap gestaan - ik wachtte tot ik groot genoeg was om de vader voortaan heel anders te benaderen: kom terug, en troost mij in uw lange armen die in de regen uit de hemel hangen. [pagina 39] [p. 39] Heim In onze gootsteen liggen resten glas gevallen bij de thee. Gesponnen draden hangen van fotolijsten. Niemand gaat de trap op. Dingen wachten in de kast. Een aantal uren naar de stad gegaan en thuisgekomen. Hier is iets veranderd; sta bij het trapgat met mijn jas nog aan, een plastic tas met boeken in mijn handen. En één moment woon ik hier niet. Alsof alles mij onbekend voorkomt. Het stof danst in de gang. Mijn lichaam neemt het over; het hangt gedachteloos mijn jas op. Ik geloof vanzelf in God. Misschien is dit zijn huis en zit ik zonder jas aan bij hem thuis. Menno van der Beek (1967) is computerprogrammeur en dichter. Poëzie: Vergezocht (1999). In oktober verschijnt zijn tweede bundel bij Mozaïek. Vorige Volgende