Liter. Jaargang 4(2001)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermdChristelijk literair tijdschrift Vorige Volgende [pagina 47] [p. 47] Anton Ent Gedichten Vlielandse psalmen Mogelijkheden Hier kan ik blijven, dokter, tegenover u, maar ook door het kroondomein dwalen, smekend: laat mij een deel van het bos zijn! Of naar Vlieland varen, daar langs het wad trekken, een slag in de lucht slaan waar niemand mij ziet en niemand mij hoort als ik richting horizon roep: Maak mij hier tot een zandkorrel, een mistdruppel, een heilig deel van een heilig geheel. [pagina 48] [p. 48] Grind Kom mij niet te na. Ik oefen me in verkiezelen, wit grind wil ik worden, schitterend of glanzend in de regen. Zand is mijn ideaal, op weg naar de vernietiging, het losgemaakte niets, stof, weggejaagd, ten hemel geblazen. Spreek me niet aan, vervulling klinkt als vervuiling. Of als verveling. Passeer me niet, kom naast me liggen en verkiezel. [pagina 49] [p. 49] In een duinpan Wat moet ik op dit eiland met het woord woestijn? Op een zandplaat ligt het voor de hand, maar hier in deze duinpan waarin ik Jesaja lees? Ah, het welig bloeien van de narcis! Jaloezie steekt de kop op want ik ben dor land. Hier klinkt de belofte dat het gloeiende zand een waterplas wordt en ik veranderen zal in een bron van inspiratie. [pagina 50] [p. 50] Le sacre du printemps Hoe raak ik het heilige van dit voorjaar? Sacraal was de winter. De akoustiek van de kou voerde mij diep in de stilte. Over het grauw en de naaktheid steekt een snijdende wind op, terwijl een bries in de lentezon dient te blazen. Troost het bottend bos? Ik moet laag bij de grond zijn, het madeliefje in het gras zien, het wit in mij opnemen. Dan kan ik leven. [pagina 51] [p. 51] Waterstad De dood is een onbereikbare stad. Lach mij niet uit want waar ik aankom waait de wind, haal ik adem, wint het leven. De dood is een stad waarin anderen verdwalen en nooit meer de uitgang vinden. Vanuit de verte zijn de muren van glas. Zodra ik nader, versmalt de weg, versmelten de poorten. De dood is een waterstad zonder straten, pleinen, paleizen. [pagina 52] [p. 52] Moed U bent mijn schuilplaats zing ik en ik schuil. Toverkunst van de illusie, muziek, genade van het woord. Maar de moed om niét te schuilen, op te staan en tegen de wind in over de zandvlakte richting einder te gaan, waarom daagt die mij uit en plaagt mij het verwijt een lafaard te zijn als ik mij berg in de schoot van uw woord? Vorige Volgende