| |
| |
| |
Lloyd Haft
Moeder
Tien psalmbewerkingen
Naar psalm 80
Keer mij naar u toe: laat mij zien
dat u er bent, en ik zal zijn.
als anderen, die u niet nodig hebben.
Keer mij naar u toe en ik zal zijn.
U bracht mij hier als tak uit duisternis,
liet mij in de schrale noen gedijen
waar niemand u meer noemde.
mijn duister kon de bergen overladen,
de ceders die u spreidde bedekken.
van mijn verlangen worden.
Maar waarom liet u mij hier
kwamen waar u toezag aan mij.
zoek niet hoog, zoek mij:
de boom die ik zou worden,
tak die naar u toe zou groeien.
Keer mij naar u toe en ik zal zijn.
| |
| |
| |
Naar psalm 32
Velen heten al rechtschapen hier:
Aan het lengen van mijn valend bot
leest u de weg die u nog gaat met mij.
Voel aan mijn zwetende schedel
Ik hoop niet meer, mijn dag is kort, dan dit:
dat waar de golven nu al om mij komen
heffen in de nacht waar u kon komen.
| |
| |
| |
Naar psalm 54
Houd mij nog, behoud mij:
zo zal er hier nog iemand zijn
Heb aandacht voor mijn mond
want anders is er niemand.
Die groot als onkruid om mij heen
gedijen, zijn ontkennenden:
zij denken mij geen leven toe,
Toch ben ik hier behouden.
Is dat ik ben, dat u er bent? Ik noem u.
Mogen hun leugens in uw waarheid,
Ik wijk niet voor hun waan:
ik noem het goed dat u zult zijn.
| |
| |
| |
Naar psalm 97
De aarde is blij, als u zult zijn.
Komen de wolken mét u, toch: u komt.
Onhoorbaar meestal achter vuur en zwaard
uw naam: er is van u gehoord:
een flits is door de aarde heen gekomen.
U zou naar ons verlangen,
Naar mij zou u verlangen,
meer zou uw vreugde zijn dan al mijn vrees.
Er is een flits, een vreugde hier ontstoken:
mijn luttele lamp van dankbaarheid
om als u komt, uw donker bij te lichten.
| |
| |
| |
Naar psalm 145
hier en bij leven noem ik u;
zijn altijd uw daden, maar
mij is uw verborgenheid voornaam.
dan dat een mens u zou kennen?
gegeven eeuwig. Groot is uw
nabijheid, uw verborgenheid aan mij.
| |
| |
| |
Naar psalm 93
hoe sterk moet u dan schuilen!
vanouds is hier de plaats waar u
die niemand ziet, ligt hoger.
die hier al ongehoord van u getuigden.
Ook ik getuig: onwankelbaar
| |
| |
| |
Naar psalm 96
Dat uw aarde door mij is gezien!
vreesden nog deze vreugde.
maar verder, de hemel voorbij
bent u, in uw schoonheid verborgen.
is heel uw aarde begrepen
dat lucht en aarde en water er
en velden - al uw bladeren!
| |
| |
| |
Naar psalm 133
dáár is zalf die eenmaal aangebracht
de leden doet lichten voor altijd,
dauw die eens op de morgen gevallen
de berg tot de avond doet gloeien.
Eenmaal met de ziende samen
is altijd zullen zijn, in zegen.
| |
| |
| |
Naar psalm 131
De naam die was voordat gedachten waren
Mijn ziel die u ontmoeten zou
zal wachten, maar ik laat mijn mond
u danken, dat ik u nog noemen mag.
| |
| |
| |
Naar psalm 87
Waar vreugde werd, kan ik u niet verlaten.
Dáár is de rots waar ik u blijf belijden.
Latere dalen kwamen, vreemde
steden: maar ik vergeet u,
Moeder, niet. Uit u ben ik,
uit uw verheugen blijf ik hier geboren.
Maart 2001 publiceerde Liter (nr. 16) een interview met Lloyd Haft en zes nieuwe ‘epistelbewerkingen’.
Lloyd Haft (geboren 1946 te Sheboygan, Wisconsin, vs) is sinoloog aan de Universiteit Leiden. Poëzie: Ikonen bij daglicht (1982), Brandende lisdodden (1984), Slakkehuis en andere korte gedichten (1985), Wijl wij dansen (1987), Atlantis (1993), Anthropos (1996), Where Is the Body That Will Hold? (1998), Ken u in mijn klacht. Psalmbewerkingen (1998).
|
|