Liter. Jaargang 4
(2001)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermdChristelijk literair tijdschrift
[pagina 18]
| |
Rien van den Berg
| |
[pagina 19]
| |
Bouwt hier een volk op misverstand
en bidt en brult in kerk en krant
op drijfzand van gezag
voor bijgeloof in God en Land
dan sluit ik maar mijn ogen want
o dat ver gelach
Zo staat het in Vromans meest recente bundel, De gebeurtenis en andere gedichten.Ga naar eind1. Nadat hij het huis van het geloof en de gelovigen heeft neergezet, typeert hij twee gedichten later het geloof zelf: Want het geloof is bijgeloof, hoogstens hoop
op het uiteindelijk rechtvaardige verloop.
In 1996 was het echter nog niet gewoon om een religieuze dimensie aan te brengen in Nederlands literair werk. De wind is gedraaid en er zijn schrijvers die hun oren openen voor geluiden van de overzij. Sterker nog: een religieuze dimensie in literaire werken dreigt haast legitiem te worden. Bij Vromans ‘debuut’ als psalmist schreef Tjerk de Reus: ‘Zo expliciet als hier komen religieuze thema's weinig ter sprake in de Nederlandse poëzie’.Ga naar eind2. De zwaargeladen titel ‘psalm’ klonk gezwollen, en dus volstrekt onvromaniaans. Wie dat wilde, kon onmiddellijk concluderen dat het opschrift ‘Psalm’ een vorm van ironie was - in het hanteren van dat stijlmiddel is Vroman immers zeer bedreven. Onder de ‘psalmen’ die in datzelfde jaar door diverse dichters waren geschreven op uitnodiging van het blad Parmentier,Ga naar eind3. waren opvallend veel persiflages. | |
VormNatuurlijk is het bovenstaande nattevingerwerk. Maar bij het aanvoelen van een klimaat laat zelfs de meest exacte apparatuur nu eenmaal ruimte voor natte vingers. Ad den Besten bediende zich van zulke meer exacte meetapparatuur, toen hij in WoordwerkGa naar eind4. reageerde op de psalmen van Vroman. Hij concentreerde zich op de vorm. Wat is een psalm? Psalmen, tehillim, zijn lofprijzingen, stelde Den Besten. Van een heel eigengereid type, erkent hij er meteen bij: er is in de psalmen ruimte voor veel meer, maar uiteindelijk staat of valt alles toch met de Aangesprokene. En van dat Systeem van Vroman kan Den Besten niet meer maken dan wat Spinoza de ‘natura naturans’ noemde; de laatste, beslissende kracht achter en in alle levensverschijnselen. Maar Spinoza haalde het niet in zijn hoofd om een persoonlijk gesprek aan te gaan met deze Natuur. ‘Vroman echter richt zich wel tot zijn “Systeem”, in de gebedstoon | |
[pagina 20]
| |
nota bene. En eerlijk gezegd, dat begrijp ik niet en kan ik niet anders dan als innerlijk tegenstrijdig beschouwen: “U” te zeggen tegen iets wat men niet als persoonlijk en al evenmin als een “tegenover” ervaart’, aldus Den Besten. Je kunt je inderdaad afvragen of de psalmen van Vroman ook in de bijbelse zin psalmen zijn. Van Dale heeft minder moeite, overigens. Een ‘godsdienstig lied’ kan volgens het woordenboek al een psalm genoemd worden. Maar zo gemakkelijk mag de kwestie niet afgedaan worden. Vroman heeft in elk geval de psalmen pas herlezen toen hij zijn eigen psalmen al aan het schrijven was. ‘Erg vervelend. Al dat geleuter over vijanden die op het hoofd geslagen worden.’Ga naar eind5. Maar dat hij gedichten met een religieuze dimensie zou gaan schrijven, kwam niet onverwacht. In eerdere gedichten steekt het ook al zo her en der, en in een interview met Hervormd Nederland in 1993 was Vroman stellig over zijn geloof in een hiernamaals en zei hij het bijbelboek Openbaring als geïnspireerd te beschouwen. Door wie of wat, zou Ad den Besten onmiddellijk gevraagd hebben. De interviewer liet het erbij, maar werd door deze nieuwtestamentische voorkeur wel aangemoedigd om aan de jood Vroman te vragen wat hij zou zeggen als hij een kersttoespraak mocht houden. ‘Ik zou het verschijnsel kerstfeest zeker niet negeren en Jezus erbij betrekken. Ik weet niet of het verhaal echt gebeurd is, maar dat is ook niet belangrijk. [...] Volgens mij is de boodschap van kerst: wees lief tegen anderen en tegen dieren. Je moet het kerstverhaal ook niet isoleren. Je moet ook kijken naar het opgroeiende kind Jezus en zijn visie op deze wereld. Volgens mij blijft er dan één boodschap over: liefde.’Ga naar eind6. | |
Achtduizend seizoenenIn de jongste bundel van Vroman staat een intrigerend gedicht, dat bij mijn weten door geen van de recensenten is opgepikt. Het heet Achtduizend seizoenen. Dat is tweeduizend jaar, en inderdaad bevat het gedicht een verwijzing naar Jezus. Op de manier die we van Vroman kennen. Wat kwaadaardigs was vermeden,
hoeveel minder bloed verloren,
als Jezus zoveel jaar geleden
niet zo goedaardig was geboren?
Het is in de cyclus van vier gedichten (vier seizoenen) de enige verwijzing naar Jezus, en dus naar de titel. Maar intrigerender zijn de eerste vier regels, die niet bij de delen herfst, winter, lente of zomer horen, maar daar nog boven staan, als een soort motto. | |
[pagina 21]
| |
Ik zie geen komende seconde.
Ik voel geen pijn in een komende wonde.
Ik geloof niet in dromen en gebeden.
Ik hoop op een goed verleden.
De regels hoeven natuurlijk niet meer te betekenen dan dat Vroman hoopt op de kracht van de liefde. Wat hij verder van dat ‘goede verleden’ van tweeduizend jaar geleden hoopt, geeft Vroman hier niet prijs. Een citaat uit de bundel Details, 1999, wekt overigens geen grote verwachtingen: daar scheert hij Jezus en de kerstman over een kam. Maar dit gedicht fascineert me ook om het procédé. Vroman heeft onoverkomelijke moeite met wat kerk en christendom in Jezusnaam hebben uitgespookt aan ellende, en toch zit in diezelfde figuur van Jezus iets waar hij zijn hoop op vestigt. Maar als hij dat benoemt, vermijdt hij de naam. Zou niet iets dergelijks aan de hand zijn met Systeem? Vroman heeft onoverkomelijke moeite met wat kerk en christendom in Godsnaam hebben uitgespookt aan ellende, en toch zit in diezelfde God iets waar hij zijn hoop op vestigt. Maar als hij dat benoemt, vermijdt hij de Naam. | |
Andermaal: vormToen Vroman psalmen begon te maken, realiseerde hij zich dat de psalmen uit de aard der zaak een geadresseerde hebben, een aangesprokene. Vorm en inhoud zijn niet te scheiden. Dus wordt de vraag: hoe benoem je hem. Hoe maak je duidelijk dat je het niet hebt tegen degene die al die christenen, mohammedanen en andere gelovigen aanroepen als excuus om te moorden en te branden? Hoe maak je duidelijk dat je niet die oude man met die baard bedoelt? Door voor de aangesprokene een aanspreektitel te verzinnen die nog niet door een geschiedenis van eeuwen erfelijk belast is. Maar dat betekent dat niet de aangesprokene verandert, maar de aanspreektitel. Men herleze Vromans allereerste psalm zoals hierboven afgedrukt. Deze ‘Psalm 1’ laat zich uitstekend vanuit die interpretatie lezen. ‘Systeem!’ opent Vroman, om er meteen aan toe te voegen waarom: U bent geen oude, almachtige tovenaar, dus noem ik U Systeem. In de tweede strofe herhaalt het proces zich: ‘Ik noem u dus geen God.’ Ik lees hier: U bent degene die christenen God noemen, maar als ik naar de christenen kijk, vraag ik me af of we het over dezelfde hebben. Gaandeweg zijn psalmen blijkt telkens weer over wie Vroman het heeft. Systeem wordt al in psalm 2 persoonlijker, krijgt een stem, spreekt een taal. Zelfs de lofprijzing die Ad den Besten miste, staat er al: | |
[pagina 22]
| |
Zult Gij ooit zijn waar ik U prijs
in alle richtingen op reis
dan bid ik U te doen alsof
mijn stof mag paren met Uw Stof.
Je kiest nooit straffeloos een vorm. Als je een rijmend gedicht schrijft, ontkom je niet aan herhaling van een eenmaal gekozen eindklank. Als je een psalm schrijft, ontkom je niet aan de lofprijzing. Sterker nog: in zijn laatste bundel lijkt Vroman zelfs niet meer zo zeker van de onkenbaarheid van God. Niemand immers kent Uw naam?
Ontwijkende aan ieders ogen
schijnt Gij ver buiten ieders raam
van denkvermogen
Waar komt dat ‘schijnt’ ineens vandaan? Vergis ik me, of had Vroman hier in 1995 nog een stelliger ‘zijt’ geschreven? Of - minder archaïsch - ‘blijft’, een woord dat bovendien een actie van Systeem veronderstelt. In ‘Een psalm voor dit heelal’ (uit Details, 1999) realiseert Vroman zich dat hij, zijns ondanks, nu eenmaal niet ontkomt aan het scheppen van een beeld van Systeem. eerst stond hier niets, en nu weer dit,
ik weet het niet en schrijf maar raak
en toch is dit Uw Beeld
Gij doet mij schrijven want ik maak
per ongeluk Uw beeld
Gij schrijft mij nooit, ik schrijf te vaak
en heb U weer verveeld.
Over antropomorfie gesproken. Let ook op de verschuiving van ‘Beeld’ naar ‘beeld’: het enthousiasme over het gevonden Beeld wordt ingehaald door de erkenning dat het maar een beeld is. En Systeem blijft zwijgen. ‘Or is Thy absence what Thou art?’ verzucht Vroman in zijn laatste bundel. Het is een regel die bijna letterlijk uit de bijbelse psalmen weggelopen is. Maar niet alleen in het besef van Gods zwijgen vind ik Vroman. Vroman is in zes jaar psalmen schrijven tot regels gekomen die ik van harte mee kan zingen. | |
[pagina 23]
| |
Hoe dicht Gij zijt hoe meer nabij
hoe meer verwart Uw oproep mij.
(Uit: Psalmen en andere gedichten) Als mijn lichaam door mijn hoofd zal zijn vervangen,
en dan door daarvan de herinnering
[...]
zal ik door lagen lichtgetinte wazen
bewogen door bewegenden bewegen,
mij over Uw vermaande zon, verdwenen regen
verbazen in het vervagen van verbazen
dat ik nog wouden, weide van U denken kan,
hoe ik het poezels van Uw pluimgras voelde
en meende dat ik wist wat U bedoelde.
(Uit: De roomborst van Klaas Vaak, 1997) Het komt mij voor dat wij vandaag al wachten
op een verlies dat ons opnieuw bevrijdt
van al het averechts gedachte en gehoorde
dat onze ouderen ook al mochten erven
ondanks het naderbruisen van de tijd
en dat wij zullen sterven
bij gebrek aan woorden
maar eindeloos wijd
(Uit: Details, 1999) System! Your game of writing games
with ever-changing rules
has lured us to provide their names
and think ourselves your tools,
and prove ourselves your fools.
(Uit: Details, 1999) Systeem!
heb ik al iets met U gemeen,
waarom dan niet met iedereen
die U begrijpen wil?
Wat maakt het eigenlijk voor verschil
op elke grond wij falen?
(Uit: Details, 1999) | |
[pagina 24]
| |
System, willingly or not,
each time new worlds germinated
to love to hate to die in vain.
System, System, why again?
(Uit: De gebeurtenis, 2001) Systeem, Systeem, wat kan het schelen?
Al dat komen en verdwijnen
en zeldzaam lieve van zo velen
is nauwelijks deel van Uw probleem,
maar Gij zijt geheel het mijne,
Systeem, in al Uw onderdelen.
(Uit: De gebeurtenis, 2001) Systeem!
Vriend die mij alles ontneemt
en straks ook de rest van mijn tijd,
ik voel mij al overal vreemd
behalve in de eeuwigheid.
(Uit: De gebeurtenis, 2001)
Ad den Besten geloofde niet dat de aanspreektitel die Vroman koos iets te maken heeft met de typisch joodse schroom voor het misbruik van ‘de Naam’. Ik ben dat niet met hem eens. Vroman dicht ergens over mensen die tot ‘Systeem’ bidden alsof hij een mens is. Ik geloof dat dit een sleutelnotie is in de gedichten van Vroman. Hij is vuurbang om te klein van Systeem te denken. Andermaal kan ik als christen vrij ademen in Vromans psalmen. En als iemand op het idee komt om een melodietje te schrijven (niet te zwaar) voor de onderstaande psalm uit De gebeurtenis, zal ik hem hardop zingen. Niet in de kerk, maar op straat, op het werk. Een psalm voor inzicht
Systeem,
Gij doet mij over alles nog verbazen,
van het miertje naar zijn werk lopend
tot mijn eigen lichaam in extase -
elk wonder dat zich op een kiertje opent
naar Uw Aanwezigheid
| |
[pagina 25]
| |
maar daarachter, in helschijnbaar licht,
kan ik Uw Bezigheid niet zien
behalve in gedachte, en misschien
beter met mijn ogen dicht,
en dan: mijn adem gaat nog
en is nog de mijne
en mijn hart slaat nog
zonder oponthoud,
ik hoor het in mijn kleine
mijn te kleine kamers opgesloten
alsof er bij de buren wordt herbouwd
alsof al dat gehamer en gezaag
de muur straks kan doorbreken
en uit een wolk van babypoederstof
een moederhand zal steken
Systeem
Rien van den Berg (1970) is redacteur van het Nederlands Dagblad. Poëzie: Wakker (1997). Beschouwend proza: Hij schreeuwde: Ja! (toen hem gevraagd werd of gedichten lezen nou echt leuk is) (Woordwerk 57, 1997). |
|