was onbegrijpelijk dat een dergelijk ingrijpend project, dat doorgaand verkeer tussen twee delen van het land onmogelijk maakte, geen publiciteit gekregen had, Ik wond me erover op en nam me voor een ingezonden schrijven met een vlammend protest naar mijn dagblad te sturen’.
Van den Berg probeert hier blijkbaar het gevoel van vervreemding te versterken door te benadrukken hoe vreemd het allemaal toch wel is. Met natuurlijk eenzelfde averechts resultaat als wanneer iemand een ander een muziekstuk laat horen en onafgebroken zegt: dit is mooi, dit is zo bui-ten-gewoon mooi. Voor de bijna vanzelfsprekende acceptatie die de wereld van Josef K. zo unheimisch maakt komt hier een reflectie in de plaats die alle magie doodslaat. Bovendien wordt het ‘mystische’ in het geheel niet in het ‘alledaagse’ opgelost. Het voortdurende pendelen tussen die twee sferen heeft juist als resultaat dat de afstand tussen die twee extra in het oog valt, dat je als lezer veel te sterk met je neus op het ándere karakter van het vreemde wordt gedrukt. Het mystische wordt er alleen maar minder mystisch door; het accent van spectaculariteit geeft het eigenlijk een vooral... alledaags karakter.
Helaas lijden alle verhalen aan dit manco; pas wanneer Van den Berg zijn symbolen gewoon symbool laat zijn doen ze hun suggererende werk. In het titelverhaal bijvoorbeeld ziet de hoofdfiguur vanaf een brug iemand zich verdrinken. Alle huizen langs de kade zijn donker. Nadat hij het machteloos heeft moeten aanzien vervolgt het verhaal: ‘Mijn geest was verward. Vaag drong het tot me door, dat in tal van huizen aan de kade de lichten aangingen’. Maar de vervolgzinnen dreigen alles dan weer te bederven: ‘Ik was te moe om me erover te verbazen of om me af te vragen waarom die huizen nu pas tot leven kwamen of om wat dan ook te denken’.
Als de verhalen niet alleen aan bovengenoemd gebrek lijden, dan ook nog wel aan een bij de haren erbij gesleept schuldgevoel (‘Zitronen-Alex’), een compositorisch gezien volkomen onbevredigend slot (‘Ontheemd’) of toepassing van clichématige surrealistische procédés (‘Treinreis’). Van den Berg lijkt me een auteur die teveel ambachtelijkheid, fantasie en originaliteit in huis heeft om lectuur voor de massa te schrijven, maar net niet genoeg om volwaardig literair werk te leveren. Juist dat ‘net niet’ valt nogal in het oog.
Wat de verhalen van Van den Berg ontberen, maakt de roman Wederkomst van Louis Krüger juist zo sterk: de ineenvloeiing van het ‘mystische’ in het alledaagse. Hij strooit niet met woorden als ‘geheimzinnig’ of ‘bevreemdend’. Maar de wereld van het geïsoleerde Eiland waarop zijn roman speelt heeft iets bijzonder mysterieus. Hij hoeft niet zijn toevlucht te nemen tot surrealistisch - maar in wezen o zo alledaags - spektakel; het leven van alledag is hem blijkbaar spectaculair genoeg.
Het verhaal dat hij vertelt, lijkt, in kritieken-vocabulaire weergegeven, zo gewoon dat het bijna niet denkbaar is er een originele en verrassende roman van te maken. Jannes Hoop wordt geboren op Eiland, in een asociaal gezin. Hij groeit op, trouwt met Myrte en krijgt een kind, Bas. Uiteindelijk wordt alles wat hij liefhad hem ontnomen: zijn moeder, van wie hij had kúnnen houden, sterft bij zijn geboorte; zijn zus Greta verdwijnt uit zijn leven; Myrte, in al haar tragiek een indrukwekkend personage, pleegt zelfmoord; Bas wordt doodgeschoten.
Wanneer er in de buurt een stuwdam aangelegd wordt, moet het Eiland worden ontruimd. Pas dan voelt Jannes, krachtens ge-