[Nummer 17]
Redactioneel
Het maken van een literair tijdschrift lijkt vooral het stimuleren van een schrijfcultuur, maar is minstens evenzeer het in gang houden van een leescultuur. Wanneer wij u dit nummer aanbieden ter lezing, is daar heel wat lezen aan voorafgegaan. Hilbrand Rozema las Dantes Goddelijke Komedie en vond deze ‘een magistraal labyrint, waar je eindeloos in kunt blijven rondgaan, steeds nieuwe dingen ontdekkend die een blik in de jaren rond 1300 werpen’. Gert van de Wege las een gedicht van C.O. Jellema, betrad daarmee een tuin en doet verslag van wat hij daarin ontdekte. Gerda van de Haar las Lucifer van Vondel, bezocht de toneelopvoering ervan en verbaasde zich. George Harinck las in talloze encyclopedieën de lemmata over Bilderdijk - en sloeg ervan aan het rappen.
Teunis Bunt las alle gedichten van Rob Schouten en ondervroeg hem naar aanleiding daarvan - onder andere over zijn achtergrond als zevendedagsadventist en over de bijbellezer die hij was en nog is: ‘Ik geloof wel dat ik de Bijbel flink gelezen heb. Ik had ook alle kans, ik was organist, dus niemand stoorde zich aan mij. Ik zat ergens ver weg, mijn vader stond op de kansel te orakelen en ik las de Bijbel, dat was het boekje dat ik bij me had.’
Maar de superlezer in deze Liter zal toch Hans Werkman zijn. Hij heeft alles gelezen van en over P.J. Risseeuw, krijgen we de indruk. Hij belicht Risseeuws leven en werk, 50 jaar na zijn dood. Vroegere christelijk-literaire tijden lijken ook te herleven bij Arie Maasland: oude vragen duiken weer op. Maar waarom zouden ze niet weer eens gesteld mogen worden, en opnieuw beantwoord? Gerda van de Haar gaat erop in. Als eerste?
In dit nummer treft u ook een recensie aan van het clk-actieboekje van Meint R. van den Berg. Deze recensie werd geschreven voor het overlijden van Van den Berg op 72-jarige leeftijd, op 12 april jl. Meint R. van den Berg, theoloog en schrijver van verhalen, novellen, romans en gedichten, was een gewaardeerde medewerker van Woordwerk, Bloknoot en Liter.