Liter. Jaargang 3
(2000)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermdChristelijk literair tijdschrift
[pagina 81]
| |
SchoolgedichtenWie, zoals Hans Werkman, veertig jaar leraar geweest is, krijgt het krijt niet meer uit zijn kleren geklopt. Ook Hans heeft het onderwijs niet losgelaten (of het onderwijs hem niet). Met Nog één keer door die hoge gang heeft hij een bloemlezing schoolgedichten samengesteld die een feest is om door te bladeren. Althans voor déze schoolmeester. In de inleiding vertelt Werkman dat deze bundel de eerste bloemlezing is die het hele onderwijsgebied van de kleuterschool via de lagere school en middelbare school tot aan de reünie bestrijkt. Om dat duidelijk te malten is de bundel overzichtelijk verdeeld in afdelingen. De gedichten komen allemaal uit de twintigste eeuw, waardoor iemand als De Schoolmeester met zijn gedicht over schoolmeesters af moest vallen. De nadruk ligt op de wat recentere gedichten. Misschien worden er de laatste tijd ook meer onderwijsgedichten geschreven, doordat zo veel kinderen zo lang naar school gaan. Toch heeft Werkman ook de oudere dichters niet vergeten, zodat we ook Dèr Mouw, De Mérode (natuurlijk) en Alice Nahon tegenkomen. Het leuke van een bloemlezing is voor mij altijd de mix van herkenning en verrassing. Ik kwam, als op een reünie, veel oude bekenden tegen, die ik hartelijk heb gegroet en ook nieuwelingen die mij aangenaam verrast hebben. En natuurlijk mis je er altijd een paar, maar dat lijkt me inherent aan bloemlezingen. Ik stel voor dat alle middelbare scholen een doos vol van deze bloemlezing aanschaffen. Dan kan elke geslaagde leerling tegelijk met het diploma een exemplaar krijgen van Nog één keer door die hoge gang. Het onderwijzend personeel zal dan de exemplaren die over zijn wel meebietsen. Hans Werkman (samenstelling), Nog één keer door die hoge gang. De honderd mooiste schoolgedichten uit de Nederlandse literatuur. Uitg. Prometheus, 144 blz. f 25,00 [TB] | |
Marge oHet christelijk cultured tijdschrift Icarus heeft opgehouden te bestaan, na zeven mooie jaargangen. De redacteuren vonden dat een jongere generatie de fakkel maar eens moest overnemen. Dat gebeurt niet. De oude fakkel is gedoofd. Wel wordt er een nieuwe aangestoken. Enkele studenten uit Ede en Nijmegen, niet of nauwelijks lezers van Icarus, richtten het ‘tijdschrift over kunst’ Marge op. Door het gelukkige moment waarop, konden ze van Icarus een subsidie krijgen en kunnen ze de abonnees van Icarus voor zich proberen te winnen. Van Marge verscheen het nul-nummer. Het blad met Icarus vergelijkend, schoot mij de zin van Paulus te binnen: ‘Onderzoekt alles en behoudt het goede.’ Dat eerste is meer Marge, dat laatste meer Icarus: terwijl Icarus er meer op uit was de cultuur te doorschouwen en het goede daaruit te behouden, lijkt Marge | |
[pagina 82]
| |
meer onderzoekend en nieuwsgierig zonder meer. Wie met een Icarus-bril naar Marge kijkt kan het blad oppervlakkiger vinden. Misschien hebben die jongens van Marge ook (vooralsnog) minder bagage dan de Icarus-jongens toen die (meteen pretentieus) begonnen. Misschien hebben de jongens van Marge ook (vooralsnog) minder behoefte aan levensbeschouwelijke doorlichting en stellingname. Volgens hun redactioneel zijn ze er wel in geïnteresseerd: ze hopen, behalve speelruimte te bieden voor nieuwe creativiteit, ook een kantlijn-voor-kritische-kanttekeningen te zijn en een ‘discussie op gang te brengen over het huidige (christelijke) maatschappelijk culturele klimaat. Wat betekenen kunst en cultuur bijvoorbeeld voor de generatie van nu, die belast is met de erfenis van het postmodernisme?’ Het beste lijkt mij Marge niet zozeer te zien als ‘de opvolger van Icarus’, alswel eenvoudig als een nieuw, beginnend blad. In plaats van zich met grote vragen bezig te houden, wordt er in het fris en modern ogende nul-nummer tamelijk onbekommerd over allerlei cultuuruitingen geschreven: Japanse beeldcultuur, strips, popmuziek (The Cure), film (American Beauty) schilderkunst (over Carel Willink en een interview met Sjaak Kaashoek), vormgeving (interview met Steven van der Gaauw). Er zitten wat pogingen tot verhalend proza en poëzie in dit nummer, aardige foto's en een paar boekbesprekingen. In de recensie door Rick de Gier van Westerbeeks Gods terrarium las ik dat Westerbeek het aandurft zich te verheffen boven ‘de conformistische traditie die heerst binnen de christelijke literatuur’. Laat De Gier die malle karakterisering maar eens toelichten in een volgende Marge. Hopelijk is het bovenstaande, in combinatie met de lage abonnementsprijs (f 25,00 voor 4 nrs.) voor u voldoende reden om dit blad te volgen en te steunen. Opgave bij Marge, Willemsweg 3,6531 da Nijmegen, of email: margeabonnementen@hotmail.com [DZ] | |
Interviews met 17e-eeuwersOog in oog met 17e-eeuwers. Gesprekken met protestantse dichters, schilders en musici, onder redactie van Enny de Bruijn, is een bundeling gefingeerde gesprekken (naar voorbeeld van Marita Mathijsen) die in het Reformatorisch Dagblad verschenen zijn. Negen verschillende auteurs gaan, verkleed als tijdgenoot, op bezoek bij Jacobus Revius, Rembrandt van Rijn, Jodocus van Lodenstein, Jan Pieterszoon Sweelinck, Anna Maria van Schurman, Constantijn Huygens, Jan Luyken, Pieter Saenredam en Gisbertus Voetius. In de inleiding wijst Enny de Bruijn erop dat de geïnterviewden allemaal als protestantse christenen de dichtkunst, de schilderkunst of de muziek beoefend hebben. Uitzondering is Voetius. Het gesprek met hem is opgenomen omdat hij als vooraanstaand theoloog zijn stempel heeft gedrukt op de cultuurbeschouwing van zijn gereformeerde tijdgenoten. De auteurs hebben voor de gesprekken gebruik gemaakt van het werk van de personen die aan het woord komen, en van getuigenissen van tijdgenoten. Er is - voor zover ik kan beoordelen met succes - gestreefd naar historische betrouwbaarheid, maar onvermijdelijk spelen de verbeeldingskracht en de persoonlijke visie van de auteur een grote rol. Aan ieder gesprek gaat een korte biografie vooraf. Noten ontbreken. Een beknopte literatuurlijst per interview wijst de weg tot verdere studie. De gekozen vorm heeft veel mogelijkhe- | |
[pagina 83]
| |
den, maar stelt ook hoge eisen aan de deskundigheid en de wendbaarheid van de auteur. Niet steeds slagen de auteurs erin de lezer naar het ‘daar’ en ‘toen’ te verplaatsen. Persoonlijk vind ik de getekende illustraties niet geslaagd. De inleiding noemt een tweeledige doelstelling van de bundel: historische verdieping bieden en inspiratiebron zijn voor de protestantse cultuurbeschouwing van nu. Hopelijk inpireert het voorbeeld van de zeventiende-eeuwers tot een ruime blik. Afstand in tijd maakt ook in deze bundel een mildheid mogelijk waardoor de levenswandel van Rembrandt en de theologische keuze van Anna Maria van Schurman de lezer niet verhinderen hen als oprechte christenen te zien. (Uitg. Mozaïek, 120 blz., f 24,90) [Katrien Ruitenburg] | |
Symbolen & CimbalenIn dit nummer is een bestelkaartje ingestoken voor een bloemlezing die een eeuw christelijk geïnspireerde poëzie overziet. Vooral vóór de oorlog werden er vaak zulke overzichtswerken gepubliceerd, samengesteld door Jan Eekhout, A.J.D. van Oosten, Willem de Mérode (die uit het werk van protestantse en katholieke dichters kozen), P.J. Risseeuw, Jan H. de Groot, J. van Ham, Bert Bakker, Gerrit Kamphuis (die zich beperkten tot de Jong-Protestanten). Het derde Réveil van K. Heeroma zorgde zelfs voor een scheuring in de protestantse gelederen. Na de oorlog kwam Dirk Coster met zijn Religieuze poëzie, waarin hij het tijdvak 1880 tot 1950 overzag. Een protestants poëtisch tijdsoverzicht was in 1954 Vloedlijn van J. Das, J. van Doorne en P.J. Risseeuw. Daarna bleef het erbij. Bloemlezingen van ‘christelijke poëzie’ waren geen tijdsbeelden meer, maar thematische bundels, zoals in de jaren zeventig een reeks over de christelijke feestdagen van Wim Ramaker. De eeuwwisseling bracht Klaas de Jong Ozn., Hans Werkman en Jaap Zijlstra eind 1999 ertoe een nieuw tijdsbeeld samen te stellen uit de christelijk geïnspireerde poëzie van de hele 20e eeuw, onder de titel Symbolen & Cimbalen. Er staan 138 gedichten in van 88 dichters. Vijf is het maximum aantal gedichten per dichter, en dat geldt dan voor Jacqueline van der Waals, Willem de Mérode, M. Nijhoff, Ida Gerhardt, Gerrit Achterberg, Guillaume van der Graft, Jan Willem Schulte Nordholt en Jaap Zijlstra. Er zijn betrekkelijk veel ‘eentjes’ opgenomen, zoals Pierre Kemp, Jacob Israël de Haan, Henk Fedder, Jac. Schreurs, Han G. Hoekstra, Ed. Hoornik, en uit de latere jaren o.a. Harry Scholten, Maria de Groot, Willem van Toorn, Juliën Holtrigter, Ria Borkent, Rien van den Berg, Hilbrand Rozema. Uit deze namen blijkt dat de samenstellers ook buiten het ‘christelijke circuit’ hebben gezocht naar christelijk geïnspireerde gedichten. Katholieke dichters nemen een behoorlijk deel van het boek in: Jan Hanlo, Gerard Wijdeveld, Anton van Duinkerken, Louis de Bourbon, Gabriël Smit, Michel van der Plas, Willem Jan Otten. Bij de presentatie van de bundel op zaterdag 28 oktober 2000 in De Amershof te Amersfoort zal een vijftal dichters (oud en jonger) geïnterviewd worden. Info: 033-462 09 29. [HW] |
|