niet. Alle wetenschappelijke onderzoeken wijzen in deze richting, zoals ze overigens ook allemaal wijzen in de richting van de zekerheid dat dood dood is.
Waarom zulke zekerheden mij op geen enkele manier verlossen van de zekerheid dat er iets ongezegd blijft, als ik het hierbij zou laten, en vooral: het blijft ongeleefd, - daar heeft Kuitert geen antwoord op. De consequentie van de Kuitertse Jezus is dan ook dat je tegen iemand die b.v. bidt: ‘spreek één woord, en ik zal gezond worden’, moet zeggen: doe niet zo infantiel, zo'n woord, dat heeft de medische wetenschap bewezen, bestaat niet.
Dit is even deprimerend als tegen iemand die stokdoof is geworden zeggen: uw verlangen naar muziek is onzin, want muziek betekent niets.
Wat heeft dit nog met Barnard te maken?
Die lees je omdat je weet dat hij van de vele biddenden die hij tijdens zijn gang door het Kerkelijk Jaar in geschrifte tegenkomt nooit zal zeggen dat het object van hun verlangen wetenschappelijk onhoudbaar is. Ze bidden, ze verlangen naar ontferming, ze richten zich tot iets buiten zichzelf als tot iemand die hen hoort en verhoort, - en we willen weten wat het betekent dat zij dit doen. Er is altijd meer betekenis dan we denken kunnen.
Kanttekening (zie: Aantekening)
Lezen (dat wat u nu doet) Barnard maakt zich zorgen over hoe hij gelezen wordt, bijvoorbeeld omdat hij vreest pedant te zijn. Dat is de angst van de snelle, om zo te zeggen verliefde geest. Er is dan ook één manier van lezen die hij bij uitstek vreest: die van de ‘beoordelaar die zich op de hoogte stelt’ (481) Zie: Geloven [1].
Naam (datgene waarbij je geroepen wordt) Over bij je eigen naam geroepen worden heeft Barnard, volgens mij, zijn roerendste, en tegelijkertijd aarzelendste passages geschreven. Hij noemt Johannes 20 vs 16 de plaats waar de openbaring het innigst is. Dit is vlak na het lege graf. De woorden van dit zestiende vers geeft hij in het boek nergens. Het vers heeft de ‘nabijheidswerking van een liefkozing’, schrijft hij. ‘Daar wordt het geheim op de wijze der liefde medegedeeld’.
Orthodox Barnard aarzelt niet zich zo te noemen: ‘ik wil het niemand opdringen, maar ik wil het ook niet ontveinzen’ (176) ‘En dan in de leer bij de oudste eeuwen, bij de ongedeelde kerk van de grote concilies, in de leer bij de “sources chrétiennes”, bij Augustinus, en bij Hiëronymus’.
Pech (Het andere leerstuk van degenen die het verlangen naar geloof afwijzen; zie ook: Dood) Als ongeluk, lijden, kwaad je treft heb je uiteindelijk iets wat ‘pech’ genoemd moet