Cornelis Goslinga (1910-2000)
Het indrukwekkendste verhaal van Cornelis Goslinga vind ik ‘Een zweem van weemoed’. Het gaat over een slavenmeisje op Curaçao dat opkomt voor het leven van haar achterlijke kind. Als het kind door blanken vermoord wordt, wreekt zij zich. Het verhaal kenmerkt de historicus en de verteller Goslinga.
Honderden slavenverhalen schreef Goslinga. Een keuze daaruit verscheen in blad en boek. In de verhalen die in de jaren tachtig en negentig in Woordwerk, Maatstaf en Bloknoot verschenen, toonde hij zich een boeiende verteller in de angelsaksische traditie. Het is jammer dat de kritische vooraf-lezers van zijn manuscripten hem niet altijd konden behoeden voor publicatie van verhalen die niet goed in hun vorm zaten.
Het materiaal diepte hij vooral op uit de geschiedenis van de Antillen, van Curaçao allereerst. Hij had een half leven van onderzoek achter de rug in de proces-verbalen,akten, kerkenraadsarchieven en logboeken van de Antillen. Zijn dissertatie (bij Rogier) heette: Emancipatie en emancipator, de geschiedenis van de emancipatie van de slaven in de Nederlandse Antillen (1956). Hij was vijftien jaar lang op Curaçao leraar geschiedenis en van 1961 tot 1975 hoogleraar Caraïbische geschiedenis aan de universiteiten van Californië te Berkeley en van Florida te Gainesville. In die tijd begon hij aan het schrijven van het grote driedelige standaardwerk The Dutch in the Carribean (1971, 1985, 1990), dat zijn wetenschappelijke naam internationaal vestigde.
Goslinga als wetenschapper heb ik niet goed gekend. Met de verhalenverteller heb ik veel contact gehad. Hij zocht in de jaren tachtig contact met de redactie van Woordwerk, omdat hij stapels verhalen had liggen. Op het eerste dat we opnamen, ‘Dat poes’ (nr. 28, dec. 1989) kregen we boze reacties: wat moest dat akelige moordverhaal in een christelijk blad, en nog wel vlak naast een artikel over de kerstgedichten van De Mérode? In september 1990 stond ‘Een zweem van weemoed’ in Woordwerk. Het werd het titelverhaal van een van zijn bundels.
Goslinga publiceerde zijn verhalenbundels bij Querido, Nijgh & Van Ditmar, bij Curaçaose uitgevers en bij Primavera Pers in Leiden. Enkele titels: De bullepees (ps. Marek Decorte, 1971), De trinitaria (1981),Sterren en strepen (1984), Sjons en slaven (1992), Een zweem van weemoed (1993), De zwarte engel (1997).
Kees Goslinga had geen zin expliciet christelijke verhalen te schrijven. Hij toonde liever op basis van harde archiefstukken aan hoe ook de protestantse kerk op Curaçao in de achttiende eeuw de slaven in hun drek liet stikken.
In zijn gedichten - hij publiceerde vijf bundels - reageerde hij kritisch op christelijke dogma's, maar dat lag er zo dik bovenop, dat ze als poëzie weinig voorstellen. Hij was het steeds meer eens geworden met Wiersinga en Kuitert en gaf zijn bundel Maria lof (1988) de ondertitel Een ontmythologiserende belijdenis in sonnetten. Maar de bundel liefdespoëzie Wolk en Zee (1989), geschreven na het overlijden van zijn eerste vrouw en uitgegeven door Evert Kuijt in Werkendam, bevat goede gedichten.
Hij debuteerde ook met poëzie: in het