Liter. Jaargang 3
(2000)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermdChristelijk literair tijdschrift
[pagina 48]
| |
[pagina 49]
| |
Hans Werkman
| |
[pagina 50]
| |
Ook Carel Keuning (1890-1961), de ‘B.C.’ van de ansichtkaart, was onderwijzer. Hij had eerst voor de klas gestaan in Zwolle. In die tijd was hij verloofd met een dochter van professor Valkhof uit Amsterdam, maar die relatie brak af, waarna Carel van een open jongeman veranderde in een gesloten mens die zijn gevoelens wegstopte. Carel werd onderwijzer aan de ulo in Groningen en daarna op Klein Warnsborn in Arnhem, een internaat met leerlingen van wie de ouders in Nederlandsch-Indiä woonden. Op het moment in 1919 dat hij de ansicht van zijn broer uit Uithuizermeeden ontving, woonde hij nog maar hoogstens een paar maanden in Wageningen, in de Nieuwstraat. Hij had er - 29 jaar oud - een particuliere inrichting gesticht, gehuisvest in de villa Sanoer, waar hij enkele gehandicapte jongens verzorgde en onderwees. Ook schreef hij daar het boek Karakterkunde en Opvoeding, dat hij in 1920 onder het uit de telefoongids geprikte pseudoniem C. Smissing publiceerde. Het was ook in 1919 dat Carel Keuning in Wageningen de gebroeders Zomer van de drukkerij ‘Vada’ ontmoette. Nog in hetzelfde jaar richtte hij met hen de uitgeverij Zomer & Keuning op. Zomer bemoeide zich met de drukkerij, het was vooral Carel Keuning die de uitgeverij tot grote bloei bracht met christelijke bladen als De Spiegel, Moeder, het cultureel tijdschrift Op den Uitkijk en de Spiegelserie. Het vele geld dat Carel als gewiekst zakenman verdiende, gaf hij graag weer uit aan goede doelen. Verscheidene arme gezinnen in Wageningen kwamen in de jaren dertig en veertig wekelijks bij hem hun toelage halen. Zijn verarmde ouders (hun Russische aandelen waren waardeloos geworden) verzorgde hij financieel. Dat deed hij langs een omweg, want zijn ouders wilden geen geld aannemen. Carel zorgde ervoor dat een aantal streekromans van zijn vader Jan Keuning (De vogelvanger van Winsum, Frans Schreur van Loppersum, De paardekooper van Helpman e.a.) in de jaren twintig bij uitgeverij/boekhandel Jan Haan in Groningen herdrukt werden. Hij bedong bij de uitgever een veel te ruime honorariumregeling voor zijn vader. Als het op uitbetalen aankwam, stuurde Carel eerst een deel van het geld uit eigen beurs naar Jan Haan, die daarna het vastgestelde auteurshonorarium aan de oude Keuning uitbetaalde. De vader stierf in 1926. Na de dood van de moeder in 1929 kocht Carel in Wageningen een groot huis aan de Rijksstraatweg (nu Generaal Foulkesweg 62), hij haalde zijn zus Lies uit Groningen, die hun ouders daar tot hun dood verzorgd had, gaf haar een etage in zijn huis en zorgde ervoor dat ze financieel onafhankelijk was. Ze woonde daar met haar hartsvriendin Mien Theissen. Lies Keuning publiceerde onder het pseudoniem M.v.B. een intelligente roman over Koerdistan, Asahel de geroepene (1931). De huishoudens van de ongetrouwde broer en zus waren praktisch gescheiden. | |
[pagina 51]
| |
In de Tweede Wereldoorlog vormden Carel Keuning en Klaas van Houten de Wageningse verzetsgroep Max en stencilden voor oostelijk Nederland het illegale Trouw. Keuning leende persoonlijk grote bedragen aan de ondergrondse. Daar deden de waardeloze Russen van zijn vader nog dienst voor. Er lag een stapel in zijn bureau, hij schreef een schuldbekentenis op zo'n Russisch aandeel, ‘goed voor fl. 20.000,00’ of zoiets, liet het ondertekenen en kreeg het geld na de oorlog van de regering terug.
Terug naar het jaar van de ansicht, 1919, want toen kwam de 15-jarige Klaas van Houten (1904-1997) naar de hbs in Wageningen. Hij en Bertus Zomer (van de drukkers) maakten hun huiswerk bij Carel Keuning thuis en assisteerden hem tot soms in de nacht bij de redactie van de Omroepgids van de ncrv, die bij Zomer & Keuning gedrukt en uitgegeven werd. (Carel Keuning was vanaf 1924 bestuurslid van de ncrv en tot zijn dood in 1961 directeur van deze omroep. Van 1945 tot 1955 was hij ook directeur van Trouw.) Klaas van Houten werd de vertrouweling van Carel Keuning. Hij werd in 1928, toen hij afgestudeerd was in de rechten, adjunct-directeur van Zomer & Keuning en kreeg als directeur een geduchte naam in uitgeversland. Klaas van Houten was er in 1924 bij toen Carel in tranen uitbarstte na het bericht van Willems arrestatie vanwege een pedoseksueel vergrijp. Hij wist ook dat Carel zijn broer na diens detentie financieel verzorgde. Tot aan 1939 ontmoette hij geregeld Willem de Mérode, die vanuit Eerbeek kwam logeren of zonder meer zijn maandelijkse envelop met geld kwam halen. Van Houten vertelde me deze herinneringen in zijn huis in Wageningen met een schitterend uitzicht over de uiterwaarden. Hij wees naar de Rijn en vertelde dat hij daar een keer met Willem was gaan roeien, maar Willem was doodsbenauwd. Van Houten had in die tijd veel foto's gemaakt, maar waar die gebleven waren? Hij wees me in zijn kamer een stoel: die is nog van Carel geweest, en een bureau: van Carel, en een ets: uit de nalatenschap van Willem. Carel en Klaas ruimden in de zomer van 1939 De Mérodes boedel en Carel gaf Klaas de ets Eenum van Johan Dijkstra, waar De Mérode het gedicht ‘Eenum’ over had geschreven.
Ik vroeg in dat huis aan de Rijn: is er geen correspondentie tussen de broers Carel en Willem bewaard gebleven? Van Houten haalde de schouders op, wist het niet. Vorig jaar kwam ik via Bert Fockens van de Wilma-Stichting in contact met Jet Stikkers. Zij werkte als redactrice van het blad Prinses bij Zomer & Keuning en was bevriend met de familie Van Houten. Na de dood van Carel Keuning had Klaas van Houten haar wat dingen van Carel en Willem gegeven om te bewaren, omdat ze zo van de gedichten van De Mérode hield. Een kistje met oude glasplaten. Wat foto- | |
[pagina 52]
| |
tjes. Een kaart. Enkele brieven. Op haar beurt stuurde zij mij de papieren voor mijn De Mérodeverzameling. In haar envelop zaten de volgende documenten: 1. Een hanepotig geschreven briefje van de kleine Carel Keuning op de achterkant van een folder voor prentenboekjes, Vertellingen voor 't Christenvolkje, uitgegeven door J.H. Knierum & F. Duym, Gorinchem, november 1897. Het was waarschijnlijk een recent ontvangen aanbiedingsfolder voor De Keuvelaar, het christelijk-sociaal arbeidersblad dat door vader Jan Keuning volgeschreven werd. Carel was toen zeven jaar. Het gezin Keuning woonde in het Noord-Groningse dorp Spijk en had nog maar onlangs grote verliezen geleden: in september en november 1897 waren de oudste zoons Hendrik van 21 en Jan van 20 jaar overleden aan tuberculose. Het briefje is een nonsensrijm compleet met spelfouten, een kinderverzinsel door Carel gemaakt voor zijn broer Johannes (1879-1956), die na de dood van Hendrik en Jan de oudste zoon was. Lieve Johannes
gij soenk die in de zee gaat drijven
gij moet niet altijd bij ons blijven
dan eet gij ons alles op
En slaagt karel u op de kop
gij snoek moet al tijd blijven drijven
Dan wil ik u noch eens weer gaan schrijven
uw u liefhebbende
vulkachel
‘Snoek’ en ‘vulkachel’ zullen in het gezin wel plagerige koosnaampjes geweest zijn. Zo'n briefje is natuurlijk nauwelijks een document. En toch zegt het iets over een gezinsleven aan het einde van de negentiende eeuw. Johannes Keuning heeft het z'n leven lang bewaard. Zijn weduwe stuurde het in 1959 terug aan Carel Keuning. Klaas van Houten vond het na diens dood, gaf het aan Jet Stikkers en zo kwam het bij mij en op dit papier.
2. Een aantal portretfoto's van de broers Johannes en Carel Keuning en een foto van Carel op zijn kamer in de Nieuwstraat in Wageningen, aan tafel naast een smalle, fraaie kachel. Een vulkachel?
3. De ansichtkaart van Willem aan Carel, waarover ik het hierboven had. | |
[pagina 53]
| |
4. Een brief van Willem aan Carel Keuning, gedateerd drie weken na de briefkaart: 1 juli 1919. De kaart en deze brief vormen de enige correspondentie van Willem aan Carel die bekend is. Van Carel aan Willem is niets bewaard gebleven. De brief volgt hieronder. De nummers tussen haakjes verwijzen naar de toelichtingen eronder, maar niet alles kan ik verklaren. Dinsdagmiddag, 1 Juli 1919 | |
[pagina 54]
| |
Meer dan dit huiselijke briefje en de kaart zal er uit de correspondentie van Carel met Willem wel nooit boven water komen. Het zijn twee kleine spiegels van een goede relatie. Vooral ‘je je liefh. Willem’ aan het einde valt op. Willem en Carel waren broers die elkaar begrepen. De bewaard gebleven brieven van Willem aan de andere broer Pieter zijn slechts zakelijk. De sfeer tussen Willem en Pieter was soms om te snijden. (Zie: ‘Keuning & Keuning, of: De vloek van Toon’ in mijn boek De Mérode en de jongens, De Prom, Baarn 1991, blz. 277-294, en mijn biografie De wereld van Willem de Mérode, De Arbeiderspers, Amsterdam 1983.)
In de familie Van Houten bleef de naam van Carel Keuning in ere. De tweede zoon werd Carel genoemd. In 1998 viel in Trouw m'n oog op een geboorteadvertentie waar de naam van Carel van Houten als vader onder stond. De derde naam van zijn pasgeboren dochtertje luidde Carolijn. Naamgeving kan de rechtvaardige gedachtenis van een rechtvaardige inhouden en de vergetelheid uitstellen. Ook een artikel over een paar biografische documentjes kan dat. Vandaar. Hans Werkman (1939) is auteur van een omvangrijk oeuvre aan poëzie, verhalend en beschouwend proza. Hij is de biograaf van Willem de Mérode en B. Nijenhuis en werkt momenteel aan een biografie van J.K. van Eerbeek. |
|