Liter. Jaargang 3

Christelijk literair tijdschrift

[p. 42]

Menno van der Beek
Gedichten

Batseba (nadagen)

Als zij hem opzoekt ligt hij half te slapen:
een lichaam door geen vrouw meer op te warmen,
al ligt er één onschuldig in zijn armen,
de koning is te moe. Zij komt iets vragen

en zij alleen kan nog zijn aandacht trekken:
zit naast hem op de grond, vlakbij zijn bed,
en hangt haar haren in zijn waskom, maakt ze nat;

zo kan ze altijd nog zijn ogen wekken:
ze kijkt hem smekend aan en doet dan net
alsof ze tergend langzaam opstaat uit een bad.

[p. 43]

Tegenhanger

De prins ligt boven met zijn ogen dicht
de tijd te slapen die hij heeft gekregen.
Hij is van marmer dus hij kan ertegen,
de kinderlijnen nog op zijn gezicht.

En ik loop buiten op de natte stenen
een late ronde om een klein kasteel,
want wie beweegt zal zich geen zorgen maken.

Het is geen groot gebouw. Ik ben er zo omheen
en keer me om. Herhaal het ritueel
om deze vreemde avond te bewaken.

[p. 44]

Copyright James Ensor, Mon portrait en 1960 (1888), c/o Beeldrecht Amstelveen

[p. 45]

Uitgesteld portret

James Ensor, 1860-1949

Van alle maskers die ik heb bewaard
is dit het holle hoofd mijn favoriet.
Zolang het nog niet schoon is lijkt het niet,
maar wacht maar tot ik eeuwig ben verjaard

dan is mijn glimlach blijvend opgeklaard.
Een doek verstopt met verf vertrouw ik niet.
Ik zal mij etsen in een klein gebied
dat ik tot aan het einde heb bewaard:

ik ben gaan werken aan een zelfportret
en heb mijn lichaam schilderachtig ingezet.

Ik ben geschrokken van mijn laatste kwast,
want voor wie dood is liggen dingen vast

en ik ben klaar. Ik wacht in deze grond
tot Christus morgen Brussel binnenkomt.

(Bij ‘Mon portrait en 1960’)

Menno van der Beek (1967) is computerprogrammeur en dichter. Bundel: Vergezocht (1999).