gaat een aangename gewaarwording door ons heen. ‘Vaderlandsche geschiedenis’, kregen we dat vroeger niet op school? Dat was het uur in de week dat meester (juffen vertelden alleen bijbelse geschiedenis) een spannend verhaal vertelde over ons trotse verleden, te beginnen met Julius Civilis en eindigend met koningin Wilhelmina. Bij ‘vaderlandsche geschiedenis’ werd ons duidelijk gemaakt hoe machtig en groots wij vroeger waren en hoeveel wij hadden verloren met onze koloniën, juist toen wij daar op het punt stonden onze werken der barmhartigheid te gaan verrichten.
Zo had ook Joegoslavië zijn droom van grootmacht op de Balkan. Onder Tito leek het visioen vervuld. Met ijzeren hand hield hij de verschillende volken en godsdiensten bijeen. Tito, Vader des vaderlands, een man met een historische roeping, een held die uit het partizanendom een natie had gesmeed. Zo heeft menig volk zijn ‘vaderlandsche geschiedenis’, waarin de vrouwen zijn voorbestemd om soldaten te baren en de mannen om helden te zijn.
Het lijkt een gek gedicht voor Henk Knol. In Houdbaar stof, de dichtbundel waaruit het gedicht is genomen, staat het in een serie ‘moeder-kind-gedichten’. De titel van het gedicht zet de lezer dan ook eigenlijk op het verkeerde been. Het gaat in het gedicht helemaal niet over oorlog of nationale geschiedenis, het gaat over Zlata, die (opnieuw) zwanger gaat van haar zoon. Het thema van de reeks, waarvan ‘een vaderlandsche geschiedenis’ er een is, zou je kunnen formuleren als ‘de pijn van het moederschap’.
De vrouw in dit gedicht verwerkt haar trauma door (het hoofd van) haar zoon weer terug te stoppen in haar schoot. Daarmee de wreedheid van de scheiding ongedaan makend, om hem opnieuw te baren in bloed. De cyclus van leven en dood herhaalt ze op haar eigen primitieve - of misschien beter: primaire - manier. Met als slot de begrafenis in de vreemde grond van Travnik. De buitenbaarmoederlijke zwangerschap eindigt in een clandestien graf. En het hele gedicht door blijft het kind anoniem. Het hoeft ook geen naam te hebben, want het verbeeldt het zinloze lot van onnoemelijk veel anderen.
De formulering van de slotstrofe zinspeelt op situaties uit oud-testamentische tijden: de aartsvaders, de ballingschap. Oertijden dus. De slotregel vat de tijdperken sindsdien tot op heden samen. Dit is een gebeurtenis van alle tijden en plaatsen tot aan vandaag (en tot aan de jongste dag). Dit oer-gebeuren vat de hele geschiedenis van de mensheid samen als een geschiedenis van het verscheurde moederschap. Zlata is Eva, de moeder van alle levenden, die haar zoon vermoord vindt in het veld. Zlata is Rachel, die weent om haar kinderen en niet getroost wil worden. Zlata is mijn moeder, die twee kinderen naar het graf heeft gebracht en moet toezien hoe verschillende van haar eigen kinderen in hun kinderen met ziekte, handicaps en dood worden geconfronteerd.