Liter. Jaargang 3
(2000)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermdChristelijk literair tijdschrift
[pagina 31]
| |
Pierre H. Dubois
| |
[pagina 32]
| |
inspiratie die van Pierre uitgingen, zodat de lezer van deze regels begrijpt binnen welke context de twee brieven die hierna volgen moeten worden verstaan. Pierre en Simone Dubois doordrongen mij vanaf het begin van onze vriendschap van het gevoel dat ik voor hen iemand was met waardevolle eigenschappen en talenten, een mens die in zijn doelstellingen ten volle ondersteund moest worden. Ik was als ontvanger van hun genegenheid absoluut niet de enige. Hun houding maakte dat je je door hun vertrouwen aangemoedigd voelde om met vernieuwd élan verder te gaan met het bereiken van je doelen en verlangens. Vertrouwen is het meest centrale begrip dat ik met Simone en Pierre Dubois verbind. Van hun positieve invloed ging ook een ethische werking uit. Het was een vorm van vertrouwen die je nooit zou willen beschamen. Dit grondpatroon van de vriendschap van mijn vrouw en mij met Simone en Pierre Dubois sloot boeiende discussies over uiteenlopende onderwerpen niet uit. We waren het zeker over verschillende zaken niet eens. Maar deze discussies vonden plaats binnen het kader van een diep respect voor de uitgangspunten en de keuzes van de ander. Pierre Dubois moet in de loop van zijn creatieve leven duizenden brieven hebben geschreven. Hij was een echt brieftalent en ongetwijfeld daarin geschoold door de Franse Klassieken en door Belle van Zuylen. Op 27 november 1999 verscheen als bibliofiele uitgave een brief van Pierre Dubois aan zijn mentor Jan Greshoff. Dit gebeurde ter gelegenheid van de schenking door Simone Dubois van het Greshoffexemplaar van E. du Perron's Het land van herkomst aan het Letterkundig Museum in Den Haag. Mijn verwachting is dat er nog vele edities van brieven van Pierre Dubois zullen volgen. Zowel vanuit esthetisch als ethisch oogpunt kan onze tijd daar veel baat bij hebben. | |
Den Haag, maandag/dinsdag 13/14 juni 1994Beste Hans, Als altijd verras je met je zendingen! Ook nu weer: eerst over Fontane. Daar heb je nu al heel veel over gepubliceerd, afgezien van je dissertatie en de briefuitgave in Privé-domein. Je ‘duitse’ stukken vormen langzamerhand ook al een heel boekwerk. En nu weer je stuk over ‘een literaire breuk met het christendom?’Ga naar voetnoot* Wat voor felle reacties ontving je erop? Je hebt natuurlijk gelijk met je stelling dat er in Nederland een minachtende houding ten opzichte van het christendom wordt ingenomen. Ik heb daar, ondanks | |
[pagina 33]
| |
mijn verwijdering van een religieuze geloofsgemeenschap (i.c. het katholicisme), nooit aan meegedaan, nooit mee kunnen of willen doen. Ik bezit die houding niet omdat ik ten eerste uit een christelijke culturele traditie stam (met heel Europa) die de begrippen christendom en cultuur zo verbonden heeft dat die band onlosmakelijk is, zelfs als men het zou willen, omdat je dan de scheppingen van die cultuur (bijvoorbeeld op het gebied van de literatuur, beeldende kunst, muziek etc.) zou moeten ontkennen, verwerpen, vernietigen. Maar wie zou dat willen, die gevoelig is voor de rijkdom ervan, de bevruchtende werkelijkheid? Het teleurstellende is dat er steeds minder mensen schijnen te zijn die deze gevoeligheid bezitten. Of misschien is het nog anders: dat aantal is niet zoveel geringer geworden, maar veel groter werd het aantal van degenen die hun stem verheffen, maar die geen enkele notie meer bezitten, of ooit bezeten hebben, van wat hun wortels zijn. Terwijl iedereen leert lezen en een computer bedienen, neemt het aantal geestelijk analfabeten toe. Dit is de paradox van een maatschappij die de materie boven de cultuur stelt. Het is weer helemaal ‘brood en spelen’, en al de rest wordt als waardeloos beschouwd. En omdat zovelen geestelijk analfabeet zijn, realiseren zij zich onvoldoende dat daardoor de criminaliteit, het geweld, etc. moeten toenemen, enerzijds door egoïsme en hebzucht, anderszijds door het verdwijnen van een moreel besef. Ik denk overigens dat dit bij de zogenaamde christenen niet veel minder is, omdat maar weinigen onder hen het oprecht zijn. En ik denk dat daar nog een ander probleem aan vast zit. Geloven of niet is niet een kwestie van willen of niet. Het is een antwoord op de eeuwige en onoplosbare vragen die de denkende en voelende mens zich stelt naar zijn ‘werkelijkheid’ en naar de zin van zijn bestaan. Wie niet gelooft zoekt evenzeer naar een antwoord. Wetenschap kan daar niet - of slechts ten dele - aan voldoen. De rede is onmachtig tegenover het lot, er zijn dingen waarop men geen invloed kan uitoefenen, dingen buiten, maar vooral ook dingen in ons. Wie geen geloof heeft, kan hoop hebben - en je weet: geloof, hoop en liefde, deze drie en de grootste daarvan is de liefde... Religie is wat ons kracht geeft boven de materie, ons inspireert, het verlangen in stand houdt. Ik denk dat op dat vlak niemand er over zou denken het christendom in zijn essentie (die is: te zoeken naar een antwoord en te geloven dat men een antwoord heeft) te verachten of bespotten. Men kan het alleen bestrijden in de mate waarin het niet slechts pretendeert de waarheid te bezitten, maar dat geloof aan anderen op te leggen of de gedragsregels die het voor zichzelf wenst op te stellen dwingend aan anderen oplegt, wanneer het daartoe in de gelegenheid is. Dat is in de loop der geschiedenis vaak zo geweest en heeft tot grote rampen geleid. Ik denk ook dat de Kerk veel te weinig met die innerlijke vrijheid van mensen rekening heeft gehouden, ook in die zin dat zij veel te traag en te weinig is mee-geëvolueerd met de kennis, de ontwikkeling etc. en te vaak niet heeft willen erkennen dat kritiek, kennis en wetenschap bruikbare middelen zijn | |
[pagina 34]
| |
om achter de waarheid te komen en de werkelijkheid te verkennen, tenminste een deel van de werkelijkheid en een deel van de waarheid. Ik erken dus de betekenis van het geloof, zoals ik de betekenis zie van de kunst, de metafysica van de kunst, en de betekenis van de filosofie, die met beiden onafscheidelijk verbonden is. Naar mijn inzicht is er hierbij geen sprake van hiërarchie en verwarring en misverstand ontstaan juist zodra er een hiërarchie wordt geschapen, want dat kan slechts vanuit de wil tot - of de overtuiging van - macht. Dat geldt (ook) voor het christendom en voor de verachters van het christendom. Beste Hans, ziehier een spontane reactie op je stuk. Ik laat het erbij, ofschoon er een boekwerk op zou kunnen volgen. Maar dit gaat ‘ertussendoor’ omdat het ons beiden permanent bezighoudt. Tot gauw, veel liefs bij je thuis en van ons, je Pierre | |
Den Haag, 9 juli 1996Beste Hans, lieve Reina, Het is al weer enige tijd geleden dat jullie iets van ons hoorden, - niet andersom, moet ik tot onze schande bekennen, en dat terwijl jullie het zeker drukker hebben dan wij. Maar eerst onze gelukwensen, nog wat laat, met het slagen van Lieska die nu dus, in het voetspoor van Reina, rechten gaat studeren. In Utrecht, een universiteit waar we allemaal aan gehecht zijn! Ook onze kleindochter Eline die in augustus afstudeert, biologie, en meteen doorgaat met een aio, aan onderzoek en proefschrift. Daar komt net de post met alweer een zending en nog wel een geschenk, een fijn aquarelletje uit Kaapstad. Ik vind het heel mooi. (Simone die naar de kapper is, ziet het straks pas, maar vindt het vast óók heel mooi!) Hartelijk dank daarvoor en voor jullie wensen. Ik zal er een goed plaatsje voor zoeken. In welk ziekenhuis gaat Lieska's vriend werken? Een zeer goede vriend van ons, Jaap Steenbergen (zoon van Paul Steenbergen) was daar heel lang als internist verbonden aan het Elisabeth Gasthuis. Hij is nu gepensioneerd, maar woont nog in Amersfoort in de Muurhuizen. Dat ziekenhuis kennen wij vrij goed en ook verschillende artsen en chirurgen. Voor een deel ben je zelf schuld aan het uitblijven van een brief door de zending van je ‘Schrijversdagboek’Ga naar voetnoot* en je verzoek dat te lezen. Dit laatste was natuurlijk overbodig, maar de bedoeling duidelijk: je verzocht om een reactie. Maar een reactie op een stuk van ongeveer 20 grote pagina's waarin veel onderwerpen behandeld | |
[pagina 35]
| |
Pierre H. Dubois (Foto: Klaas Koppe)
| |
[pagina 36]
| |
worden, is niet iets voor een vloek en een zucht! Ik heb het dan ook, evenals Simone, meerdere keren gelezen. Het is om te beginnen een boeiend stuk. Ik weet niet tussen welke data het is geschreven. Daardoor zijn het eerder notities dan een dagboek, zij het ‘in dagboeklijke aard’ geschreven. Je noemt het trouwens zelf in je inleiding zowel het een als het ander. Het is boeiend om verschillende redenen. De eerste is in elk geval dat het voor iemand, die je enigermate kent, een verhelderend zelfportret is, beter misschien: aan het portret dat hij van je heeft (i.c. dat wij van je hebben) scherpere trekken toevoegt. Dat dit gebeurt zonder het wezenlijk te veranderen, pleit voor het portret, voor je innerlijke gelijkmatigheid en voor je wijze van schrijven: direct, onomwonden, oprecht in je poging om achter de waarheid van iets, van iemand, of van jezelf te komen. Daarnaast is het stuk uiteraard interessant omdat je notities op zoveel uiteenlopende zaken betrekking hebben dat de variatie groot is, maar daarbij ook soms heel indringende belichtingen geeft. Met veel plezier las ik de autobiografische notities over je ervaring van Afrika, de lijfelijke en de psychische, en het verbaast me niet - al verrast het me wel - te zien dat je verzen schreef (schrijft) in het Afrikaans. ‘Seisoen word droom’ vind ik heel treffend. Ook de passages over je schooltijd en die over het reizen in Duitsland naar je grootmoeder, de nostalgie naar de oude lokomotieven etc. Daarom is het goed - en niet toevallig - dat je enkele malen in gaat op de romantiek en en de romantische kanten in je. Die zijn er, naast de rationele. Ik denk dat onze (goede) verstandhouding samenhangt met verscheidene aanknopingspunten, die raken áán, maar strikt genomen liggen buiten de religie. Jij bent gelovig en beschouwt de wereld, schrijf je, ‘als openbaring van Gods liefde en almacht’. Ik kan mij daar niet zoveel bij voorstellen, maar je ontwikkeling van de kwestie (p. 90) klinkt mij allerminst vreemd. Dáár, in die bereidheid open te staan voor wijsheid en liefde, het loskomen van het ego in een poging om het ego van de ander te verstaan en te accepteren, liggen de verbanden. Als ik denk aan de idee, die misschien alleen in die bewuste vorm bij Cola Debrot en mij bestond als uitgangspunt van Criterium (1940-1942), namelijk het romantisch-rationalisme, dan kan ik jouw denken daar wel bij zien aansluiten, als een ‘uiterste’ wellicht, maar toch. Je zou de beschouwingen daarover van Debrot moeten lezen in de delen met zijn essayistisch werk (Verzamelde Werken, deel v en vi) om precies te zien wat ik bedoel. Romantisch was voor ons niet romantisch in de enge literair-historische zin, maar in een veel wijdere, de existentiële, waarvan Pascal schreef: ‘Le coeur a ses raisons que la raison ne connaît pas’. Daarin ligt ook mijn verwantschap met de 18e eeuw, ten onrechte uitgevloekt als de eeuw van godloochenaars en vrijdenkers. Dat waren extremen, maar de rationalisaties van de eeuw betekenden niet de vergoddelijking van de Rede. Dat heeft de po- | |
[pagina 37]
| |
larisatie van de historiografie (en ook van een zich - en niet voor niets - bedreigd voelende godsdienstige dogmatiek) ervan gemaakt. Daarom ook is Belle van Zuylen ons zo dierbaar en vertrouwd. En ik stel mij voor dat, zonder al deze meningen en gezichtspunten tot de jouwe te maken, je zeer goed in staat bent ze in hun eigen recht en waarheid te erkennen. Interessant is je verhouding tot de natuur, de bomen en planten die het sterkst je emotie wekken. Een ‘wilde’, niet gereguleerde tuin kan heel mooi zijn, maar een gereguleerde óók. In het ene geval is de natuur niets dan de natuur, in het andere natura artis magistra. Kunst is mooi door regulering. En trouwens: omgekeerd is het soms noodzakelijk in de natuur in te grijpen die ons overwoekeren zou - en of dat zou moeten worden toegestaan, is dan weer iets dat met religie en ego te maken heeft. Als we verder die ‘natuur’ uitstrekken tot de mens, dan valt er ook nog heel wat te reguleren, zoals Reina in haar werk vaak zal ontmoeten, Lieska in de toekomst eveneens, evenals haar Marcel. Extremen als hetgeen aan het Internationaal Tribunaal in Den Haag worden voorgelegd, laat ik dan maar buiten beschouwing. Het is niet zo vreemd dat de natuur in het centrum van het 18e-eeuwse denken stond. Belle geloofde niet, als Rousseau, in de natuurlijke goedheid van de mens. Ik denk: jij ook niet - dáárvan sluit jouw droom over de natuur de mens terecht volledig uit, al is dat wel een andere interpretatie dan de jouwe. Denk je dat de droomuitleg van Freud over de functie van dromen juist is? Volgens mij is het soms net andersom. Toevallig vannacht droomde ik dat mij in een vertrouwd Brussels straatje iets overkwam dat ik, via de pers, als een onaangename werkelijkheid ervaar, namelijk dat ik plotseling omringd was door een troep skinheads, of iets dergelijks, die tot brute gewelddadigheid overgingen waartegen ik machteloos was. Gelukkig werd ik op dat moment wakker. Je afkeer van de auto lijkt mij wat sterk. Verzet tegen verkeerd gebruik ervan lijkt me terecht, maar er zijn veel gunstige dingen van te zeggen en zelfs het openbaar vervoer waarvan je dus vooral gebruik maakt, kan het niet meer zonder stellen. Voor de meeste andere zaken ben ik het met je eens. Ik gebruik de Computer, maar het internet (voorzover ik daar iets van begrijp, maar dat is heel weinig) boezemt mij alleen maar angst en afkeer in. Heel die ‘cultuur’ trouwens komt mij voor als een anticultuur, al besef ik dat je zoiets ook zou kunnen zeggen (en ik heb dat ook wel eens gedaan in een toespraak) van de uitvinding van de boekdrukkunst. De paradox is natuurlijk dat democratisering van de cultuur onvermijdelijk leidt tot nivellering en nivellering tot niveau-verlaging. De gang van het onderwijs vormt daar het bewijs van en het is een drogreden te stellen dat de wetenschap desondanks steeds grotere vorderingen maakt. Ik denk dat die vorderingen allemaal op het technische vlak liggen. De techniek gaat steeds verder, maar dat is in essentie een mechanisme dat geperfectioneerd wordt. Vindingrijkheid, geen creativiteit. Denkvermogen, | |
[pagina 38]
| |
maar binnen vastgelegde kaders. In feite is dat, vrees ik, voornamelijk achteruitgang, omdat éénzijdige ontwikkeling tot atrofie elders voert. En dat meen ik dan ook te zien. De meest manifeste bewijzen geeft de tv te zien, waarover jij je ook in niet mis te verstane woorden uitlaat. Sport is een gezond fenomeen, maar de sport-gekte van tegenwoordig, waarbij de sporten economische betekenis hebben gekregen (voetballers verdienen vele malen meer dan hoogleraren, ze werken minder en iedere jongen die niet leren wil, wil wel voetballer of wielrenner of tennisser worden), verandert het wezen van de sport. Op allerlei gebied doet zich hetzelfde voor: de waanzin van de ‘literaire prijzen’ heeft van de literatuur een competitie gemaakt die niet meer op kwaliteit berust en haar in handen heeft gegeven van groothandelaars in papier. Je had een aardige bespiegeling naar aanleiding van Waker Benjamins ‘Das Kunstwerk im Zeitalter seiner technischen Reproduzierbarkeit’ dat je besluit met de ontmoedigde opmerking: ‘In mij knaagt een tegenstem die zegt dat het allemaal Kitsch is. Ik probeer daar tegen in te brengen dat dit nu de ultieme democratisering van de kunst is. Maar, waar de ‘aura’ gebleven is, dat weet ik niet.’ In je notities spreek je er aan het slot nogmaals over en leg je de sympathieke verklaring af dat je voort blijft gaan je brieven met de hand te schrijven. Ik doe dat ook. En ook Elisabeth Eybers tenslotte, al kost het haar nu meer moeite door haar oog. Maar haar handschrift is er niet minder karakteristiek-mooi door. Ik vind ook haar laatste bundel Tydverdtyf/Pastime weer heel sterk. Ik schreef er een bespreking over voor Ons Erfdeel, die nog moet verschijnen. Elisabeth deelde in haar brief mee dat het haar ‘laatste’ bundel zou zijn. Ik betwijfelde dat in mijn antwoord en zij schreef mij gisteren dat er tot haar verrassing toch nog weer gedichten gekomen waren. Het zal dus haar laatste bundel niet geweest zijn, gelukkig.Ga naar voetnoot* Dat kán ook niet, haar gedichten zijn zulke hartskreten dat die blijven komen, tot zij zwijgt... Beste Hans, zwijgen is wat ik nu in deze brief ga doen, die een groot deel van de dag heeft gekost, maar die ik met plezier schreef omdat ik weet bij wie hij terechtkomt en dat jullie lezen kunnen. Gaan jullie nog met vakantie, met de kinderen? Of gaan die hun eigen weg?... Wij gaan in september, deo volente, nog twee weken naar Frankrijk, les Gorges du Tarn, met als centrum Millau. Ontvang heel veel liefs van ons beiden voor jullie allemaal. Veel dank voor de lieve attentie van de aquarel, die inderdaad door Simone ook erg mooi wordt gevonden. Blijf gezond en werklustig en tot een volgende keer! Pierre |
|