Entiteit 84 [Medeklinker]
Entiteit. Wezenlijkheid of ook: eenheid. Het begrip kan, religieus, gezien worden als synoniem met heilig: heel, ongedeeld, vervuld. Maar heilig is ook ‘afgezonderd, onkenbaar en onformuleerbaar’. (Henk van der Ent, Het vierde land, 1999) Wat moet een schrijver met het onbeschrijfelijke?
Alles, zegt Henk van der Ent, beleef ik religieus. Wat ‘van huis uit’ is, daarin blijft men thuis. Wat hij heeft afgelegd, is het kerkelijk-godsdienstige en theologische, als ‘vertaling’ van het religieuze. En daarmee de arrogantie van waaruit de mens pretendeert iets van het bovenzinnelijke te kunnen kennen, beredeneren. De bijbel is niet het Woord van God, de bijbel is het woord dat wij God in de mond leggen. Wij maken Hem verstaanbaar, komen met Hem op één lijn (of, modern gezegd, ‘online’) en blijven zodoende alleen. Overigens, alleen het wóórd God is al een ijdel gebruik van de naam. Het gaat om ‘de onnoembare.’ Joden hebben dat altijd al beter begrepen dan Christenen. Vandaar dat Van der Ent er ‘uit eerbied’ voor kiest, agnosticus te zijn. Dat wil zeggen dat hij weigert uitspraken te doen over het transcendente. Hij kent zijn plaats. Spreken over God wordt altijd oreren. En hoe hoog men ook draaft, men maakt er slechts pijnlijk de eigen ontoereikendheid mee duidelijk (ofwel, de beperking van taal). Juist een dichter is zich dat bewust. ‘Het gaat niet om uitbraak, maar om inkeer,’ laat hij Thomas Godijn, de religieuze ongelovige in de roman Waterlelies (1998), zeggen.
Terug naar Ents entiteiten. Hij past het begrip toe op de psalmen. Alle 150 psalmen parafraseert of becommentarieert hij met wat voor hem wezenlijk is. Het gaat om een dichterlijke bakermat bij uitstek. David was immers, gewapend met zijn harp, de bijbelse Orpheus. Hij kende en verrichtte het wonder van de zang als tegenwicht tegen angst, ziekte, verbijstering en dood.
‘In die liederen hoort hij thuis, maar hij kan het huis niet meer in, de deur ontbreekt.’ Dit wordt van diezelfde Thomas gezegd als hij psalm 8 beluistert. Wat we in de Entiteiten lezen, is wat Ent, de dichter, in de psalmen hoort, als geboeide buitenstaander. Het is hem maar al te vertrouwd, maar hij stemt er niet meer mee in. Niet omdat hij geëxcommuniceerd is of zich er tegen heeft gekeerd, maar omdat hij afstand heeft genomen teneinde, los van de vervoering, op menselijke maat, beter te kunnen horen.
Om de entiteit te bereiken kan een psalm ook als aanleiding worden gebruikt.
Psalm 84 is overbekend, vooral in de berijming van 1773 (J.E. Voet). Een echte meezinger. Met name vers 2, Zelfs vindt de mus. Vergelijk: Wien Neerlands bloed. En datteme toffe jongens zijn. De goede gelovige of ingewijde heeft aan een halve zin genoeg. De