Liter. Jaargang 3(2000)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermdChristelijk literair tijdschrift Vorige Volgende [pagina 2] [p. 2] Hibrand Rozema Gedichten Maart 1 Aan bomen keren vorig jaar verloren takken terug als eiermanden. Vogels vliegen in flash-back gebroken ledematen in de houten oksels. Auto's werpen wolken op van stof dat maanden stillag. Aarde en hemel ze mengelen weer en verzoenen en de nachten geven geurend alles zachte nieuwe namen. In de keuken bij het open raam start ruisend blauw als pimpelmezen de bloei van een kwartet margrieten op de gasfornuispitten. Lichte laaiende voorzomernacht die van je hart het stremsel vlottend maakt als kokende melk, zo snel. [pagina 3] [p. 3] 2 Het park maakt zich op voor de nacht die zacht uit de loopgraven klimt voor de aanval, onzichtbaar verraad aan de heldere zon, een reukloos gas. Het park gaat op de duisterlijn verhevigd leven, met een bevende invasie van gefladder, vogelwolken. Klapwiekende kalongs onder de maan door. Geen paniek. Dit valt te verklaren als luidkeelse kauwtjes. Met een geraas van vallende kiezelstenen storten ze hun hart uit. [pagina 4] [p. 4] April 1 Witter, witter worden bloesems in het laaggelegen park en eksters bouwen een roofburcht in de wolken: zwart bolwerk, lichtekooi van takken, hooggeplaatst gezwel. Ik zie het wel, het legt me lam, zuigt alle leven uit als duikvluchtbasis, maretak en heksenbezem. Het park bloeit voor mijn ogen dood en open. Maar jonge boompjes geuren in het tussenuur van dag en nacht roerloos als telescopen. Het licht van vroege sterren vangen ze. Eksters verschansen zich in houten bolsters, vouwen hun staarten van vermoorde onschuld op, verstrijken als de tijd hun vleugels glad. [pagina 5] [p. 5] 2 Al uren is de nieuwe dag een feit. De lichtval toont het aan. Het bramentuig breekt kruiperig bij de plantsoenen in en honden huilen, rennen langgerekt, slaan wonden in het gras. Wanneer houdt dit op. De mensen hollen voor hun leven alle parken door, bepalen nauwkeurig hun omlooptijd. [pagina 6] [p. 6] Kano In een schaduw die warm was in zeeflicht onder pruimenbomen lag in ons paradijs van ouderdom groen een kano, zwijgend van een vriendschap met de wereld die eindigde toen Adam is getrouwd. Nooit voer hij naar de wereldrand voorbij de zee. Gevangen ligt het erf in roestig afval met scherpe tandjes. In lege flessen happen kikkertjes naar lucht. Wij zijn naar buurmans tuin gevlucht waar resten liggen van met kinderhanden opgetilde losgelaten eieren. Zijn huis staat in de koude zon en mannen op de nok schreeuwen bevelen. Alsof ze almaar afscheid nemen. Verlangen als de afduw van een vaarboom in stil water. Hilbrand Rozema (1971) is free-lance journalist en dichter. Poëzie: Paradijs (1997); zijn bundel Embargo verschijnt op 11 maart. Vorige Volgende