| |
| |
| |
Signaleringen
Evangeliegedichten
Het evangelie volgens dichters is een mooi uitgegeven boekwerk met meer dan tweehonderd zoe-eeuwse gedichten bij de evangeliën. Gedichten dus over gebeurtenissen uit het leven van Jezus en over mensen in zijn nabijheid, vanaf Kerst tot Hemelvaart. Het is geen bloemlezing geworden met bij voorbaat religieuze gedichten; ook gedichten van ongelovige dichters hebben een plaats, net zoals in Oosterhuis' bloemlezing En al mijn levensdagen stonden in uw boek (zie Bloknoot 12, mei 1995), waarin de gehele bijbel tot uitgangspunt was genomen. Maar in Het evangelie volgens dichters overheerst toch wel de religieuze poëzie.
De bloemlezers beperkten zich tot literaire gedichten (hoewel ze weer wèl een gedicht van Geert Boogaard opnamen) en namen geen liedteksten op (‘Deze gebruikspoëzie wordt meestal uitdrukkelijk bepaald door de zorg voor ritme en rijm in functie van de melodie en als leestekst gaat zij daaronder lijden.’). Tevens beperkten zij zich tot de 20e eeuw, niet alleen vanwege het dichter bij de lezer staande taalgebruik van gedichten uit onze eigen tijd, maar ook omdat de 20e-eeuwse gedichten volgens hen de theologische en/of exegetische evolutie weerspiegelen in de lezing en interpretatie van de evangeliën (of: het Evangelie) zoals die in de loop der eeuw gestalte heeft gekregen. Ik betwijfel echter of deze op zichzelf interessante ‘onderzoeksvraag’ niet iets te hoog gegrepen is. Daarvoor lijkt mij de bloemlezing nu weer te summier (een dubbele omvang was makkelijk haalbaar geweest) en bovendien lijkt mij de herleiding van gedichten tot een bepaalde theologische of exegetische invalshoek nogal een opgave. Nee, wie zoiets zou willen, kan veel beter met liedteksten uit de voeten.
Op elke bloemlezing valt wel wat af te dingen. Waarom dìt gedicht wel, en dàt gedicht niet? Gaat Achterbergs ‘Opstanding’ wel over de verrijzenis van Christus? Er zijn meer voorbeelden waarover te twisten valt. Maar gedichten met echt blasfemische regels, zoals ‘Simili modo’ van Hugo Claus, moeten die ook al opgevat worden als exponent van een exegetische stroming?
Aardig is wel dat deze bloemlezing, als gevolg van de nationaliteit van de samenstellers, volwaardig Vlaams-Nederlands is. Het is maar de vraag of een Nederlandse bloemlezer ook al die Vlaamse gedichten gevonden en gekozen zou hebben. De opname van het gedicht van Henk Knol daarentegen zal stellig te danken zijn aan de raadpleging van de heer Werkman uit Amersfoort.
(Het evangelie volgens dichters. Bloemlezing uit de Nederlandstaligepoëzie is samengesteld door Patrick Lateur en Stefan van de Bossche. Uitg. Lannoo/Atlas, 256 blz., f 45,00). [DZ]
| |
In herdruk: Nijenhuis, Overduin, Rijnsdorp
Uitgeverij De Groot Goudriaan (onderdeel van Kok Kampen) heeft een nieuwe pocketreeks opgezet met herdrukken die ongelooflijk weinig kosten (f 12,50) en er toch mooi uitzien met de rustige en zeer smaakvolle omslagen van Geert de Koning. Het gaat om romans van protestants-christelijke signa- | |
| |
tuur. De eerste vijf dateren van de jaren vijftig, een tijd waarin het verhalende aspect in de protestantse literatuur goed vertegenwoordigd was: J. van Doorne, Jo van Dorp-Ypma, Arjen Miedema, B. Nijenhuis, J.W. Ooms, J. Overduin, Klaas J. Popma, C. Rijnsdorp, P.J. Risseeuw, D. van der Stoep, Jacoba M. Vreugdenhil, Anne de Vries.
Drie niet of weinig literaire titels in de reeks zijn Mannen van Sliedrecht van K. Norel, Een lied in een vreemd land van Rie van Rossum en De achtergrond van Aart Romijn. Het laatste boek lijdt erg aan gedateerdheid.
Er zitten nu twee literaire herdrukken in de reeks. Het paradijs (1952) van Jan overduin is een nog altijd indrukwekkende roman over wanhoop en paradijsverlangen, een biecht die doet denken aan De adderkluwen (1932) van François Mauriac. Laatste wagon (1954) van B. Nijenhuis is evenzeer een literaire spionageroman als een fascinerende psychologische roman. Natuurlijk hebben ook deze twee hun dateringen, maar die lopen niet voor de voeten doordat ze organisch bij het pakket van het verhaal behoren.
Alle vijf herdrukken zijn alleen gedateerd met 1999. onvermeld zijn het jaartal van de eerste verschijning en het aantal drukken, - een forse tekortkoming die kopers boek-historisch op het verkeerde been zet.
De reeks wordt voortgezet. Mijn lijstje van auteursnamen hierboven getuigt van literaire mogelijkheden. We hebben bovendien nog een vooroorlogse periode met romanschrijvers als H.M. van Randwijk en J.K. van Eerbeek. Naar verluidt verschijnen in 2000 o.a. De hordenloop van J. Kobald (1958) van B. Nijenhuis, Ik volg je tot Istanboel (1959) van C. Rijnsdorp en een nog te kiezen roman van Dingeman van der Stoep. [Hw]
| |
Psalmberijmingen
Onder de titel Het is begonnen met David stelden M.H. Schenkeveld en M.A. Schenkeveldvan der Dussen een mooie bloemlezing samen uit de vele Nederlandse berijmingen van de psalmen. Van 47 dichters zijn berijmingen opgenomen, de periode waaruit de berijmingen afkomstig zijn beslaat vijf eeuwen. Aan de psalmberijmingen gaat een inleiding vooraf waarin de samenstellers een korte schets bieden van vijfhonderd jaar psalmberijmen in Nederland. Het begint bij de 16e-eeuwse souterliedekens, en via Utenhove, Datheen en Marnix en de achttiende-eeuwers die 1773 samenstelden, belanden de inleiders in de 20e eeuw, waarin de nieuwe berijming door de landvolkdichters het licht zag.
Het zou een aparte studie vergen om in kaart te brengen op welke wijze deze 47 dichters de grondtekst hebben vertaald en berijmd. De berijmingen uit bijvoorbeeld de 17e eeuw ademen de theologische horizon van die tijd, wat natuurlijk evenzeer geldt voor de twintigste-eeuwse berijmingen van bij voorbeeld Barnard, Schulte Nordholt en Oosterhuis.
De Amerikaans-Nederlandse dichter Lloyd Haft is in deze bundel goed vertegenwoordigd (7 berijmingen). Toch staat hij met zijn wijze van berijmen aan de zijlijn van deze bloemlezing; zijn berijmingen kunnen onmogelijk een plek krijgen in de eredienst, omdat ze te moeilijk, te ingewikkeld zijn. Haft is niet zozeer een tekstgetrouw berijmer, maar een dichter die in zijn ‘berijmingen’ een persoonlijke verwerking geeft van de betekenis van de psalm. (Uitg. Meinema, 364 blz., f55,00). [TjdR]
| |
| |
| |
Ruim 12
Lloyd Haft wordt in aflevering 12 (voorjaar 1999) van het literaire tijdschrift Ruim geïnterviewd en zijn opmerkingen zijn interessant als toelichting op de religieuze inslag van zijn laatste werk. Haft werd anglicaans opgevoed en heeft nog steeds waardering voor deze traditie. Wel wordt duidelijk dat hij heel eigenzinnig met de bijbel omgaat. In zijn laatste bundel, Ken u in mijn klacht, publiceert hij een reeks psalmbewerkingen waarin hij God tekent als ‘de ziende’. Daarin ligt niet alleen troost, het heeft ook alles te maken met Hafts visie op God. Hij is geen pantheïst, maar een pan-in-theïst: alles is ìn God, alles maakt deel uit van God. Hafts visie vertoont overeenkomsten met hoe mystici door de eeuwen over God gesproken hebben. Eigenlijk, zegt Haft, zou hij wel eens een gebedenboek willen schrijven.
Een ander opmerkelijk stuk uit deze Ruim-aflevering is het ‘essay’ van Murk Popma: ‘Het spookbeeld of de rationalisering van de religieuze dimensie’. Popma heeft wat gegevens bijeengeharkt uit verschillende publicaties over protestantse ontwikkelingen op theologische en literair vlak, o.a. Dirk Zwarts Degereformeerde bietebauw. Niet gehinderd door kennis van zaken reduceert Popma de protestantse bezinning op de moderne cultuur tot de vraag ‘Kunnen christenen wel denken?’ Tja, het is Popma natuurlijk al lang duidelijk dat de religieuze dimensie ‘zich niet laat rationaliseren’; daarom schreef die simpele Barth tevergeefs aan zijn Kirchliche Dogmatik, daarom filosofeerde Dooyeweerd veel te naïef... Ook Schilder was volgens Popma een dwangmatige geest, hij creëerde een eigen taal om ‘vat te krijgen op God’. Aan het slot van dit ‘essay’ komt Popma tot de grootse conclusie dat de geschiedenis van het protestantisme ironisch is.
Dit stukje tekst van Popma getuigt niet alleen van een ontstellend gebrek aan kennis, het is ook tamelijk respectloos om op deze manier over het protestantisme te schrijven. Als dit domme renegatengebabbel het niveau aangeeft van de redactionele koers van Ruim, kan men de zaak maar beter opheffen.
(Ruim verschijnt tweemaal per jaar, telt 48 blz. en kost f 17,50 per nummer of f 35,00 per jaar. Adres: De Pauwentuin 8,1181 mr Amstelveen.) [TjdR]
| |
Barnard/Van der Graft
Het derde proefschrift over Willem Barnard/Guillaume van der Graft werd op 15 oktober aan de Universiteit van Amsterdam verdedigd door Maria Pfirrmann. Het nieuwe van deze Barnard-studie is de overheersende plaats van de tekstinterpretatie. Anders dan Gillaerts en Troost gaat het Pfirrmann vooral om een nauwkeurige lezing van een zestal gedichten en een zevental kerkliederen. Vanuit deze interpretaties kijkt Pfirrmann wat breder rond in Barnards werk, om soortgelijke motieven aan te wijzen en uit te werken. Zonder twijfel is Pfirrmanns studie een aanwinst voor liefhebbers van het werk van Barnard. Dankzij de vertaling van Sytze de Vries is het boek bovendien toegankelijk voor lezers die het Duits (waarin deze dissertatie geschreven werd) niet voldoende machtig zijn.
Vanwege de 80ste verjaardag van Willem Barnard in de zomer van 2000, komt Liter in juli 2000 met een Barnard-katern. In dat kader zal deze dissertatie uitgebreid aan de orde komen.
(Uw naam is met wijn geschreven. Bijbel, liturgie en dichtkunst in het vroege werk van Willem Barnard/Guillaume van der Graft. Uitg. Boekencentrum, 280 blz., f 39,50). [TjdR]
| |
| |
| |
Wilma en De Mérode
Tijdens de Wilma-dag in juni dit jaar, stond het contact tussen Wilma en Wilem de Mérode centraal. Hans Werkman, schrijver van diverse studies over De Mérodes leven en werk, hield een lezing. Hij maakte gebruik van de aantekeningen die hij in 1964 maakte toen hij op bezoek was bij de toen 91-jarige Wilma. Hij sprak met haar over De Mérode. Werkman verwerkte dit gesprek in zijn boeken over De Mérode, maar nooit werd het interview als geheel gepubliceerd. Nu is het er wel van gekomen, het interview vult het speciale nummer van Wilmare, het huisblad van de Wilmastichting.
Werkman onderbreekt de tekst van het interview geregeld om onjuiste informatie te corrigeren, om extra toelichting te geven. Aan het slot van deze tijdschriftaflevering, die de titel Gesprek in de Neumshutte meekreeg, worden twee brieven gepubliceerd en geannoteerd: een recent ontdekte brief van Wilma aan Rijnsdorp en een reeds bekende brief van De Mérode aan Wilma. Alles bijeen geeft deze tijdschriftaflevering een mooie indruk van een episode uit het leven van De Mérode. Ik denk niet dat deze publicatie veel nieuws toevoegt aan Werkmans eerdere publicaties over De Mérode, maar dat zal liefhebbers van het werk van Wilma en De Mérode niet deren.
(Hans Werkman, Gesprek in deNeumshutte. Wilma Vermaat over Willem de Mérode. Bijzonder nummer van Wilmare, nr. 37 (sept. 1999). Adres: Molenweg 45,3781 va Voorthuizen). [TjdR]
| |
Hystrix
Kees van der Zwaard is schrijver van toneel en tevens voert hij eigen werk op. Al eerder werd zijn werk in Liter besproken of aangekondigd. Nu is er een organisatie in het leven geroepen, Hystrix Producties, die aan Van der Zwaards werk onderdak biedt. Het is niet uitgesloten dat in de toekomst meer toneelschrijvers of theatermakers voor Hystrix Producties gaan werken. De organisatie richt zich met name op ‘het grensvlak van theater en religie, van levensvisie en verbeeldingskunst’. Het eerste programma dat Hystrix zal uitbrengen is de theatersolo Doodgoed, geschreven en gespeeld door Kees van der Zwaard. In dit stuk zullen de ‘waanzin van de wereld’, ‘verdraagzaamheid en verraad’ een plek krijgen in het licht van de Apocalyps. Meer informatie, ook voor boekingen en reserveringen: 0345-533381. [TjdR]
| |
Dirk Hanssens
Dirk Hanssens, monnik in de abdij Keizersberg in Leuven, is een kenner van en deskundig schrijver over poëzie. Dat wisten we al uit zijn boek De ruimte van het volledige leven. Over de religiositeit van de poëzie (1993), maar het wordt nog bevestigd in zijn nieuwe boek, Het huis van hogerhand. Het verscheen ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van de abdij en werd royaal uitgegeven: gebonden, in fors formaat en met aardige illustraties van Leo Fabri. Het enige nadeel daarvan is de prijs (f 115,00).
Hanssens citeert in zijnboek enkele gedichten zonder begeleidende tekst, en voorziet er zo'n 30 van commentaar. Niet schools, maar invoelend, associatiever en uitvoeriger doorgaans dan Henk van der Ent deed in zijn
| |
| |
zo aardige boekjes gedichten-met-commentaar die hij tussen 1980 en 1991 publiceerde. Evenals Van der Ent is Hanssens breed in zijn belezenheid: meestal kiest hij naoorlogse zoe-eeuwse gedichten, een enkele keer Gezelle of Nijhoff. Een onderscheid tussen religieuze dichters en niet-religieuze dichters lijkt er voor Hanssens niet toe te doen: de gelovige die hij is kan met alle gedichten even veel of weinig uit de voeten, los van hun eventuele godsdienstigheid. Altijd probeert hij eerst het gedicht recht te doen door het zorgvuldig te lezen, maar daarna doet hij steeds verslag van zijn persoonlijke omgang met en reactie op het gedicht, wat aan zijn beschouwingen iets meditatiefs geeft. En met zijn - soms gewaagde - associaties pretendeert hij zeker geen definitieve interpretaties te geven.
Een selectie van dichtersnamen ten slotte van wie werk wordt besproken: Toon Tellegen, Gerrit Kouwenaar, Eva Gerlach, Anton Ent, Lenze L. Bouwers, Anton van Wilderode, Hubert van Herreweghen, Hester Knibbe, Leonard Nolens, Paul Snoek. Het boek telt 200 blz., is uitgegeven door Uitgeverij P te Leuven en verkrijgbaar (al of niet in de boekhandel) via Agora, Capucienenlaan 49, 9300 Aalst. [DZ]
|
|