Liter. Jaargang 2
(1999)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermdChristelijk literair tijdschrift
[pagina 119]
| |
Kees van der Zwaard
| |
[pagina 120]
| |
Over de schreef
Liggen van mannen bij vrouwen,
liggen en leven.
Niet meer denken aan naam en nageslacht.
Niet meer denken, maar doen, maar worden gedaan in het donker.
De taal van het hoofd verijdeld, de taal van het hart gefluister,
de taal, de genitaal, de genesis van het zwijgen,
generzijds van het hijgen.
Het blinde ter sprake, het stomme in 't licht
in één langdurige nacht.
Liggen van mannen bij vrouwen,
liggen en leven.
Niet meer zichzelf vergeven, de ander vernemen; maar
samen besterven de opperste strijd,
samen beleven de innigste vrede.
En dan, voorbij het uiterste zwijgen
en alle tranen dronken gedronken,
nuchter zeggen dat wij er zijn,
zeggen dat wij er mogen zijn.
Liggen van mannen bij vrouwen,
liggen is leven.
Een prachtig gedicht, maar waarom luidt de titel ‘Over de schreef’? De dichter gaat zichzelf te buiten, treedt buiten zijn perken. Hij gaat zo ver, dat hij klaarkomt, dat wil zeggen ‘af’, ‘het is goed zo’, hij is er. Toch kan het niet anders of de dichter zet deze beleving in zijn titel af tegen de (kerkelijke) moraal van zijn tijd, waarin de beschrijving van een dergelijke ervaring blijkbaar niet gewaardeerd werd. Daarmee bindt hij zich ook aan zijn tijd en maakt het zo voor de lezer van ruim dertig jaar later lastiger om de sprong naar zijn poëzie te maken. Ik vind dat voor veel gedichten van Jan Wit geldt, dat je de geur van de tijd erin kunt opsnuiven, al is het soms alleen maar omdat Jan Wit zelf de lucht wil verfrissen. Voor sommige gedichten - zoals dit - geldt het alleen voor de titel. Wat rest zal ik blijven koesteren. Kees van der Zwaard (1962) is theatermaker en schrijver. | |
[pagina 121]
| |
Les temps modernesGa naar voetnoot*Voor K.H. Miskotte In de volte van Descartes
drukt het licht als een stok op de ogen
en touwen trekken de voeten omlaag, de zwaartekracht.
In eindeloze spiralen verschuift men
het hele heelal met een enkel woord.
En toch kan men nooit een wervelwind worden,
vrij en onvervaard in de ruimte.
In de leegte van Pascal
moet de geest de oneindige schrik overbruggen.
De afgrond zwijgt tot de afgrond
van niets en niemands verdriet.
Men moet zich verweren met woorden,
met onverstaanbare zuchten verzetten,
met dubbelzinnige daden verschansen,
desnoods onder stoelen en banken versteken.
Jan Wit (vg 102) |
|