K.H. Miskotte
Brief aan Jan Wit
Voorst, 2 Febr. '61
Amice,
Het wordt hóóg tijd, je nog eens wat nadrukkelijker te bedanken voor ‘Les temps modernes’. 't Is me of je in dat aangrijpende vers een heimelijke binnenkant van mijn leven aanroert, of je je diepe intuïtie (mee geboren uit zelfkennis) richt op een lijden, waarvan Jan-en-alleman zoo niet weet. Ja, wie bezig is de oneindige schrik te overbruggen en tegelijk in het léven staat, zelfs in het ambt, die kan niet uit de discrepantie van schijn en wezen en dieper wezen en schijnender schijn komen -; hij moet zich verweren, verzetten, verschansen en ten slotte versteken. Minder dan de meeste medemenschen? (Cartesiaan of niet) kan hij zich niet blootgeven zonder het gevaar het vertrouwen te verliezen, dat hij toch wel nodig heeft om te bestaan. In plaats van de zaak niet onder stoelen of banken te steken, moet hij zichzèlf daar versteken (o grandioos woordspel der verschuiving en òmkeering). Dat is een lijden vooral voor wie van nature op waarachtigheid áánhoudt: hij kàn niet verschijnen als 'n man-uit-één-stuk. Maar God is - mag hij hopen - soms méé in het spel en dekt zijn gebaren, die toch met het gebed gepaard gaan, te mogen hèlpen ondanks en in de eigen ambivalentie. Zo begrepen te worden, ook naar deze donkere, oneervolle en onvermijdelijke zijde van het leven en werk is een groot geschenk; want het is het geschenk van een liefdevol begrip, en een zegel op een lotsgemeenschap. En dáarvoor dank ik je zoo van harte!
Met broederlijke groet
je Miskotte
Prof. K.H. Miskotte (1894-1976) was predikant en theoloog. Als hoogleraar was hij verbonden aan de Rijksuniversiteit te Leiden.