de poëzie, met haar rijkdom aan ritme en klanken, vormen en beelden ‘de mooiste in het land’, beeldschoon. Maar in de kerk, staat en maatschappij is de poëzie een stiefkind. Het wordt weggekeken, het wordt doodgezwegen. De zegslieden, de woordvoerders, de toonaangevende kringen, ja zelfs de spraakmakende gemeente, ze leggen zich op de letter vast. De letter doodt, de poëzie valt ten slachtoffer. Fraai opgebaard in een schrijn, dat wel, maar terzijde gesteld, monddood gemaakt.
Van christenen mag je gevoel voor poëzie verwachten, want zij zijn bij de Bijbel opgegroeid, het boek boordevol poëzie. En van theologen, bijbelvorsers van professie, mag je verwachten dat zij wandelende metaforen zijn, te gast als zij zijn bij David en Asaf.
Maar nee. De theologie, de koningin der wetenschappen, staat de poëzie naar het leven. Als koopvrouw verkleed biedt zij twistappels aan in plaats van vruchten van de Geest. Dit is geestdodend voor de lyriek, voor de zanglustige Sneeuwwitje.
Het wachten is nu op de prinses, op haar renaissance, haar verrijzenis. Tot vreugde van de dwergen die wij zijn. En tot lieftallige, lieftalige bruid van de Prins uit het huis van David.
Maar o schande, zelfs de dichters laten het afweten. Zij zijn hofdichters geworden, broodprofeten, zij praten de koningin, de stiefmoeder der minstreels, naar de mond, zij dingen naar de gunst van de heersende wetenschap, zij maken goede sier met hun charisma, zij boeleren met de kunst, de markt hun matras, de media hun maitresse, de bijval de bevallige bijzit.
Het wachten blijft op de prinses, de rechtmatige vorstin in het land van de taal. De zegslieden en woordvoerders zijn vanzelfsprekend. Hun taal is doodgewoon. Het wekken van Sneeuwwitje is het wekken van nieuw leven. ijs is hard geworden vocht. De opstanding van de poëzie brengt de hardvochtige maatschappij tot ontdooiing, brengt de bevroren gemeente tot bloei.
De geestrijke dichter Jan Wit - zou ik, wat het gedicht ‘In de glazen kamer’ betreft, zijn rijke geest hebben verstaan? Of heb ik het wit, het Jan Wit tussen de regels, niet goed begrepen?
Jaap Zijlstra (1933) is predikant en schrijver van vrije gedichten, kerkliederen en verhalend proza.