derd en uitgebreid, zodat anno nu een verrezen Van Weemen zijn eigen lied niet meer zou herkennen. Toch mag hij blij zijn: van zijn lied zou niet eens één lettergreep in het Liedboek voor de kerken zijnterechtgekomen (de voorbereidingscommissie kon er niet veel bewondering voor opbrengen), ware het niet dat Jan Wit - de ziener! - er iets in zag wat naar zijn smaak in andere liedteksten nauwelijks present was: het besef dat de mens wonen mag op deze aarde. Daarom stelde hij voor een nieuw lied te maken op de melodie van het aloude ‘Gij hebt, o albestierend’ Koning’. En zo is het gekomen dat wij nu dit ingetogen, van wijsheid getuigende lied van tijd tot tijd op de lippen nemen.
Intussen is het wel een bedenkelijk verhaal geworden... En nu bedoel ik niet alleen de ontstaansgeschiedenis van Wits kerklied, maar ook de inhoúdelijke ommezwaai die het lied heeft moeten meemaken. Laten we eerlijk zijn: de goede Van Weemen maakte een vroom lied over Gods voorzienigheid, zodat ons voorgeslacht (voorzover praktizerend lid van de Nederlandsche Hervormde Kerk) zingen kon: ‘De maat van onze levensjaren,/Van onze rampen en bezwaren,/Hebt Gij ons wijslijk toegedeeld;/Uw tuchtigen was enkel liefde,/En, waar de smart ons immer griefde,/Gij hebt die wonde weêr geheeld.’
Dat diepe besef van afhankelijkheid, van volstrekte ondergeschiktheid aan de wijze raad des Heren, is ook nog in het veel kortere Gezang 207 in de Hervormde Bundel te vinden: ‘In uwe hand zijn onze tijden; van U zijn zegen, vreugd’ en lijden, Gij schikt het naar uw wijzen raad.’ Dat is alles keurig in overeenstemming met de Catechismus van Heidelberg, die ons tot op de dag van vandaag leert dat gezondheid en ziekte, rijkdom en armoede niet bij geval, maar van Gods vaderlijke hand ons toekomen.
‘Over God spreek je door te zwijgen’, schreef Karen Armstrong. Ik denk dat ze ten diepste gelijk heeft. Ook Gerhard Tersteegen zei in zijn tijd al zoiets. Toch blijft dat zwijgen moeilijk, zeker voor theologen. Eerlijk gezegd: ik zou ook niet weten hoe je door slechts te zwijgen over God iets zinnigs over Hem zou kunnen zeggen, - maar de vraag blijft wel: hóe wordt er dan over God gesproken? En dan moet het hoge woord er maar uit: alsjeblieft toch niet over die God die zo ongeveer samenvalt met het Lot! Dat rijmt wel, God en Lot, maar ze vloeken ook, die twee - en niet zo'n beetje... Immers: het is nu juist de kern van de bijbelse boodschap níet te geloven dat àlles wat op onze weg komt van Gòd afkomstig is! Het is de kern van het bijbels getuigenis voor waar te houden dat wij geroepen zijn mèt Hem mee te strijden tégen alles wat nu net níet uit zíjn hand komt!
Dat betekent al met al wel dat je het een en ander aan blij-igheid inlevert. Fons Jansen zei: ‘Mensen die niet blij zijn mogen voor straf niet op de eo.’ Nu is de eo gelukkig niet meer wat 'ie was toen ik lang geleden in een live radio-uitzending