Ria Borkent
De open ogen van Jan Wit
Gezang 479
Want uit de grootheid en de schoonheid van de schepselen
wordt men door vergelijking hun Schepper gewaar (Wijsheid 13:5)
Gezang 479 uit het Liedboek, Aan U behoort, o Heer der heren, is voor een ontdekkingsreiziger in het gevarieerde landschap van de kerkzang een hoogtepunt: de warme toon van de melodie gevoegd bij de maatschappelijk relevante tekst nemen mij in voor dit gezang vanaf de openingsregel - die klinkt als een votum.
De tekst is geschreven bij psalm 24, Des Heren is de aarde en haar volheid.
God laat auteursrechten gelden op zijn schepping, 't is maar dat wij het weten.
In een tijd dat mensen meer en meer oog krijgen voor de schoonheid en waarde van de natuur - de Vereniging tot behoud van natuurmonumenten telt meer leden dan alle politieke partijen bij elkaar, verenigingen als Greenpeace en de Vogelbescherming groeien en bloeien - lijkt het misschien vanzelfsprekend dat God als Maker van diezelfde natuur algemeen erkend zal zijn, ware het niet dat veel mensen het universum niet beschouwen als iets dat door Iemand gemaakt is.
Dichters, schrijvers, kunstenaars ontvangen prijzen in dit land; God wordt door weinigen als scheppend kunstenaar erkend, laat staan geprezen. De door menselijke geest en vaardigheid gemaakte vormen hebben echter hun origine in de door God geschapen natuur. Ons maken is een afgeleid maken. De Schepper maakte de grondvormen, in die zin is een boom een liturgisch beeld dat wijst naar de maker. Al is de Schepper niet aangesloten bij een aards bedrijf als Buma/Stemra, dat wil niet zeggen dat Hij niet als maker van zijn schepping erkend en ‘beloond’ wil zijn door allen die van zijn schepping gebruik maken. God laat zijn rechten gelden: volgens de dichter David zullen alle volken God huldigen (Psalm 86), volgens de schrijver Johannes zal in alle talen een niet te tellen mensenmenigte God lofprijzen (Apocalyps 7).
Dat de aarde aan God toebehoort lijkt een kreet die bijna niemand meer gelooft.
Het is het credo van de kerk: de aarde met haar steile bergen, koele meren des doods, vaste grond en zee van twijfel behoort toe aan God.
Op aarde is sedert de miskenning van dit eigendomsrecht het open graf een realiteit: mensen sterven en worden begraven, zaad geeft zich verloren op de akker. De woorden ‘het open graf’ in Gezang 479 herinneren ons echter tegelijk aan Christus, de gekruisigde die de Levende is.