De sprong naar de literaire gemeenschap
Zo'n dertig jaar geleden, toen ik nog in Deventer woonde, verkeerde ik maandelijks in het gezelschap van plaatselijke schrijvers die elkaar voorlazen uit hun werk. Ik was jong en leerde. Onder meer dat de meeste van deze schrijvers weinig zelfkritiek hadden. Dat ze nauwelijks in discussies toonden op zoek te zijn naar een éigen identiteit als schrijver en vooral gelukkig waren, wanneer een oudere auteur van naam en van elders een lovend woord had gesproken of geschreven over hun werk. Schrijverschap was een kwestie van meetellen, niet van noodzaak. Sinds ik zo'n zestig kilometer zuidelijk leef, ook in een, zij het dubbel zo grote provinciestad, en af en toe kennis neem van wat in literaire prijsvragen wordt aangeboden, is dat eigenlijk niet anders. De schrijvers die van nationaal belang zijn - zoals de dichters H.H. ter Balkt en Victor Vroomkoning en de prozaïsten Frans Kusters en Thomas Verbogt - staan buiten, en naar ik vermoed: boven, deze kleine literaire gemeenschap.
Dat zulke literaire gemeenschappen van lokale betekenis een steun kunnen zijn voor wie zich wil uitdrukken in geschrifte lijkt me buiten kijf. Mits de leden ervan elkaar niet alleen liefdevol, maar ook kritisch volgen.
Omdat dit laatste te weinig gebeurt is de sprong naar de literatuur van blijvende betekenis en van unieke waarde doorgaans te ver. Lezend in Een steenworp afstand en andere verhalen, het tweede ‘christelijk literaire’ actieboek van het clk en het clo, voelde ik mij al gauw in niemandsland - dat is: ergens tussen die literaire gemeenschappen uit mijn verleden en ‘de’ landelijke literaire gemeenschap in. Dat deze bundel van acht auteurs, in tegenstelling tot wat er momenteel in onze nationale literatuur gebeurt, een volledige mannenaangelegenheid is, maakt je al een tikje wantrouwend.
Hoe zit dat eigenlijk in de protestantschristelijke provincie? Komen daar geen vrouwen aan het woord? En wat zegt dat over de vrouwenemancipatie in deze provincie? Twee mannen - Hans Werkman en Dirk Zwart - putten uit de tijdschriften die zij als redacteuren hadden geleid, en van acht mannen kozen zij een tekst.
Ik begrijp overigens waarom de redacteuren ‘Een steenworp afstand’ van Wim de Gelder (40) als titelverhaal hebben genomen: De Gelder springt ver in de richting van de goede literatuur zonder een principe van de christelijke gemeenschap waartoe hij lijkt te behoren los te laten: riskerend vertrouwen op de ander. In dit verhaal is niet, zoals bijvoorbeeld in het veel te gewilde openingsverhaal van Hans Bavinck, gezòcht naar een plot, maar het verhaal schrijft zichzelf. Aan de gevoelens van een man wiens liefde voor zijn vrouw in een soort crisis verkeert, wordt door een reeks fijnzinnige associaties gestalte gegeven.
Maar De Gelder is niet de enige die op niveau werkt. Jaap Gunnink (42) schrijft heel ontspannen over de ochtend van een brave calvinist die graag over het leven van zijn grote voorganger leest en zich - 't verhaal speelt kort na de wereldoorlog - geconfronteerd ziet met een man die kaalgeschoren is en door hem, zoals door ieder toen, voor een collaborateur wordt gehouden. Herman Ligtenberg (38) portretteert een sterke 82jarige man, ex-collaborateur, voor wie een