niet in de war te brengen. Ik weet het niet, meester Tijs, ik weet het niet meer. God zal het weten.’ Enkele hoofdstukken verder zegt ook Tijs: ‘ik overzie het niet [...]. De theologen scheuren, het klootjesvolk mag achteraf kiezen.’
Als Goes besluit in een eigen gebouw te gaan preken, is de chaos compleet. Tijs is woedend: ‘Er stak paniek in hem op die hem toeschreeuwde: Vlucht! Geweld en macht bedelven je.’
Dan wordt op een dag het hondje van Sollie gevonden. Verdronken. En met hem z'n oude baas. Sollie was, van slag door de recente ontwikkelingen, met z'n oude Dafje te water geraakt. De gebeurtenissen hadden hem te veel aangegrepen.
Ook de vrouw van professor Goes heeft het er erg moeilijk mee. Zij wordt gedwongen te kiezen tussen de sympathieke Oegema en haar rechtzinnige echtgenoot. Ze kiest, uiteraard, voor haar man. Maar van Oegema, haar eigen predikant, kan ze niet zomaar scheiden. Ze mag hem graag en ze vraagt hem of hij haar ten teken van afscheid wil zegenen. Tegen de regels in doet Oegema dit. ‘Het kan niet’, zei hij. En na een korte pauze: ‘Soms moeten dingen die niet kunnen.’
Klaas is door de scheuring nog verder losgeweekt. Hij besluit naar India te gaan, Tijs en zijn vader achterlatend. Tijs Cox gaat z'n eigen (tussen)weg. Het cynisme van Klaas deelt hij niet: ‘Ik denk dat ik meer waardering heb voor de openheid van jouw pa, dan voor jouw opportunisme.’ Tijs de man van het midden. Hij werpt zich op zijn studie Nederlands en plant een berk in zijn achtertuin. ‘Voor wie het wilde zien zaten er tussen de verkreukelde gele blaadjes kleine speldenknoppen.’
Werkman heeft een boeiende, onderhoudende, leesbare, kerkhistorische roman geschreven. Maar zij gelijkt een kalm stromende rivier door laag land. Het stormt niet, het onweert niet, de golven kabbelen rustig tegen de oevers. Met andere woorden: dramatische hoogten en diepten ontbreken. Op de ‘innerlijke noodzakelijkheid’ van de roman valt dus wel wat af te dingen.
Onmiskenbaar heeft Werkman de tragedie van de kerkscheuring willen beschrijven, ook de breuk die dwars door families, kerken en relaties heen liep. Toch is het hem naar mijn mening nauwelijks gelukt dit drama ook voelbaar te maken. De gebeurtenissen, de feiten, ze spreken voor zich, maar de lezer blijft er tamelijk onaangedaan onder. Alleen bij de vrouw van professor Goes weet Werkman door deze koelte heen te breken en haar dilemma kort, maar aangrijpend neer te zetten.
En hoe komt dat dan, zo vraag je je af. Want alles is toch uiterst zorgvuldig beschreven? Alle ontwikkelingen hebben we immers stapje voor stapje kunnen volgen.
Er zit echter iets storends tussen de intentie van de auteur en de uiteindelijke vormgeving in woorden. Het heeft te maken met de stijl en de benadering van de stof. Eerst iets over de benadering.
Het hondje van Sollie is een panoramisch boek. De roman biedt een scala aan personen en gebeurtenissen, maar de scènes zijn niet altijd even dwingend met elkaar verbonden. De spanning zit hem in de korte passages, niet zozeer in het geheel. Zo zijn de vele hoofdstukjes over kerkenraadsvergaderingen leuk om te lezen (ook heel herkenbaar enzo, al kom ik niet op kerkenraadsvergaderingen), maar ze zijn niet onmisbaar. Veel van de (57!) korte hoofdstukjes missen diepte en/of leiden niet tot meerdere diepte.