Gelooft u nog in een heilstaat op aarde?
Ik geloof er niet in. Maar ik hoop er in stilte toch nog een beetje op.
Ik kan mij niet voorstellen dat de maatschappij waarin wij leven ook maar een haar beter wordt.
Als ik het wel heb, is er een calvinistische uitspraak dat de mens in zonden ontvangen en geboren is. Ik kan mij daar iets bij voorstellen. Ik begin te twijfelen of de mens ooit in staat zal zijn om een heilstaat op aarde te vestigen. Maar het geloof daarin kan ik nooit helemaal kwijtraken. Ik zou zo graag iets zien van wat de profeten van het Oude Testament verkondigden: het ideaal van gerechtigheid op aarde. Het verlangen naar dat ideaal zit bij mij heel diep.
U hebt eens gezegd dat u het leven ziet als een oogwenk in de eeuwigheid. Dan moet ik denken aan een regel uit de Psalmen: ‘Het leven is een damp; de dood wenkt ieder uur’. Zit die notie van een damp verborgen in uw visie op het leven als een oogwenk in de eeuwigheid? Met andere woorden: Zegt u ‘amen’ op die psalmregel?
O nee. Daar zeg ik geen amen op. Ons zijn hier op aarde is geen damp, maar arbeid. Wij zijn hier om met ons werk de maatschappij een beetje beter te maken.
Het is bekend dat u bent opgegroeid in een doopsgezind gezin in Veenwouden, dat u het geloof van uw ouders vaarwel hebt gezegd en dat u als een atheïst door het leven gegaan bent. Wat verfoeide u dan in het geloof van uw ouders?
Religie is voor mij een kwestie van gegrepen zijn, ècht helemaal doordrongen zijn van een godsdienstige gedachte. Maar bij de doopsgezinden in mijn jeugd was dat afgevlakt tot een soort ethisch geloof, een moraaltheologie: wees rechtvaardig, wees tolerant, doe geen rare dingen.
Ik wil u een voorbeeld geven. Toen ik een keer aan mijn grootvader vroeg of hij geloofde dat Jezus de Zoon van God was, antwoordde hij mij: ‘Wij zijn allemaal zonen van God.’ Het geloof was bij hem totaal vervlakt. En in mijn opvatting is godsdienst religieuze bevlogenheid. Als je niet gegrepen bent, kun je niet echt religieus zijn.
Ik had dat niet. Daar heeft onder meer mijn periode op een mooi klein elite-gymnasium in Apeldoorn toe bijgedragen. Het was een burgerlijk-liberaal gymnasium, waar uiterst sceptisch over het geloof gesproken werd. Ook ben ik destijds beïnvloed door de moderne literatuur, waarin eenzelfde scepsis tot uitdrukking werd gebracht.