Redactioneel
Liter 7 bevat gelukkig weer verhalend proza, en wel een debuutverhaal. Daartegenover staat dit keer slechts een geringe hoeveelheid nieuwe gedichten: naast het voor Liter geschreven omslaggedicht van Anne Schipper alleen werk van Mart van der Hiele en Jaap van der Molen. Wel wordt het poëzie-gehalte van dit nummer nog verhoogd door de rubrieken ‘Klinker & Medeklinker’ (over een gedicht van Harmen Wind) en het ‘Schrijversdagboek’ van Jaap Zijlstra.
Ook andere rubrieken zijn weer vertegenwoordigd: Pieter Nouwen onderzoekt in ‘Dierbaar boek’ de werking van het geheugen; in ‘Groeten uit...’ ontmoeten beeld en geschiedenis elkaar in een ansichtkaart aan J.K. van Eerbeek.
De door het Christelijk Literair Overleg georganiseerde literatuurdag op 6 maart jl. in Utrecht, gewijd aan de terugkeer (met een vraagteken) van ‘de Geest’ in de literatuur, bood veel interessants. Een gedeelte daarvan wordt door publicatie in deze Liter onder bredere aandacht gebracht: een terugblik van dr. Siem Bakker op de eerste jaargang van Liter en haar positie temidden van de Nederlandse literaire tijdschriften; en een prikkelende - tot tegenspraak? of in elk geval tot nadere doordenking uitnodigende - lezing van dr. René van Woudenberg, over een onderwerp met literatuurwetenschappelijke en filosofische aspecten: de vraag naar de betekenis van een tekst.
Weer los van de clo-dag staan de overige bijdragen in dit nummer: een bespreking van Benno Barnards toneelstuk over Jefta door Gerda van de Haar en een klein interview dat Arie Verhoef had met de hoogbejaarde schrijver Theun de Vries, met name over diens houding tegenover het christendom. En uiteraard een aantal signaleringen en recensies.