[Nummer 7]
Duikelaartje
Op tweetal staan is zwaar balanceren
op het hellend vlak van ambt en eer.
Gewogen en opnieuw te licht bevonden;
geen kerkvloer keert zijn hemelval.
Steeds dieper duikelt hij met het hart
schommelend tussen roeping en vrees.
Zijn met lood bezwaarde benen helpen
hem - neergeworpen, altijd weer omhoog.
Maar afgelopen zondag na de verkiezing
kwam hij eensklaps niet meer rechtop:
duikelde hij pardoes - hals over kop
voorover de bank uit de eeuwigheid in,
waar hij, liggend voor de rechterstoel,
door God zelf overeind geholpen werd.
Duikelaartje, meestal m., (s), 1. persoon, door de kerkenraad soms meerdere malen op tweetal gezet voor het ambt van ouderling of diaken en die bij voorbaat kansloos is; - 2. slachtoffer van een kerkpolitieke duikelstrategie.