Kritieken
[1] Let op de wijsheid Gods, veracht haar niet
Soms ben ik ineens dertig jaar jonger en loop ik weer door Herveld, het dorp waar ik geboren en opgegroeid ben. Boomgaarden die al jaren geleden gerooid werden, komen tot bloei, Piet Petoet stroopt zijn mouwen op en keelt het varken achter ons huis, een zwerver belt aan en krijgt een bord eten.
Zo moet het ook ongeveer gegaan zijn bij Koos Geerds, toen hij terugdacht aan het dorp waar hij van zijn zesde tot zijn zeventiende (van 1954 tot 1965) woonde. Staphorst heet de bundel waarin hij in veertig gedichten het dorp tot leven wekt.
Met heel veel liefde toont Geerds ons het dorp. Hij neemt ons mee als hij 's ochtends melk gaat halen bij de boerin, hij wijst ons Kamp Conrad, ‘woonkamp voor gedeporteerde Ambonezen’, hij laat ons zien hoe een jonge hengst gelubd wordt, laat ons meeluisteren naar ouderling Brakke, die zingend een psalm leest en vertelt ons de verhalen over Hendrik Hengsteboer en Derk-met-de-zeuven-honden.
Het dorp is een statische gemeenschap, die niet op vernieuwing, maar op consolidering is ingesteld. De verhoudingen tussen de mensen liggen vast en zijn voor iedereen duidelijk: ‘je had volk dat deugde en volk dat niet deugen wou/en je woonde Oost of West, Boven of Buiten. Punt uit.’
Dat de orde in het dorp niet ter discussie staat, komt doordat men gelooft dat die door God ingesteld is. God schiep het dorp, zegt Geerds in het eerste gedicht en in het vierde staat: ‘God had met wijsheid mens en vee geschapen/(mensen zijn zij die horen bij het dorp, het vee/dat zijn de dieren omwille van de mens gevormd)/en elk naar zijn verstand een gave toebedeeld’. En dan worden in dit lange gedicht al die gaven opgesomd zoals: ‘de hen om naast het stenen ei haar warme ei te leggen/en zich gedwee te laten dekken door de haan’ en: ‘de boer/om - zoals God de elementen scheidde - zijn wereld/te verkavelen in veen en akker, sloot en weide’. Het gedicht eindigt met: ‘let op de wijsheid Gods, veracht haar niet, mijn vriend,/opdat de dood u vreugde brengt en geen verdriet.’
De bundel opent dan ook met een motto dat ontleend is aan Joseph Brodsky: ‘God woont niet op het dorp in kamerhoeken/zoals de spotter denkt, maar overal.’ Het hele dorpsleven is doordesemd van God en godsdienst. Het boerenbedrijf kent zowel de overvloedige oogst als de misoogst, zowel het gezonde vee als de ziekten. ‘Zegen en